Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-12-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9807, 16/00121
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-12-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9807, 16/00121
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 december 2016
- Datum publicatie
- 16 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:9807
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7816, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:264, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 16/00121
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Tijdigheid aanslag en verliesvaststellingsbeschikking. Onttrekking. Sloop en nieuwbouw pand. Onzakelijk ? Omvang voordeel.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 16/00121
uitspraakdatum: 6 december 2016
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 17 december 2015, nummer AWB 15/60, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van nihil. Voorts is bij beschikking het verlies over dat jaar vastgesteld op een bedrag van € 152.948.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.
Het door belanghebbende tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een nader stuk ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 20 oktober 2016 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbendes gemachtigde drs. [A] alsmede mr. [B] en mr. [C] namens de Inspecteur.
Zowel de gemachtigde van belanghebbende als de Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende is [in] 1988 opgericht. Zij houdt alle aandelen in [D] B.V. (hierna: Fruithandel). Fruithandel exploiteert een groothandel in fruit en richt zich op de export van fruit. Fruithandel is, evenals belanghebbende, gevestigd op het adres [a-straat] 57A te [Z] . Sinds 1 januari 2006 vormen belanghebbende en Fruithandel een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.
De aandelen in belanghebbende werden tot 26 november 2009 gehouden door: [E] B.V. voor 6%, [F] B.V. voor 6% en [G] B.V. voor 88%. De aandelen in laatstgenoemde vennootschap waren in het bezit van [H] (hierna: de vader), de aandelen in [E] B.V. behoren toe aan [I] (hierna: de dochter) en de aandelen in [F] B.V. aan [J] (hierna: de zoon).
Binnen het fruitbedrijf was de zoon verantwoordelijk voor, kort gezegd, de logistieke werkzaamheden met betrekking tot het fruit (opslag en transport) en de dochter met betrekking tot de commerciële activiteiten (verkoop). Fruithandel heeft ongeveer 10 werknemers in dienst.
De vader woonde op het bedrijfsadres [a-straat] 57A te [Z] . De dochter woont met haar gezin in een bij het fruitbedrijf gelegen woning op het adres [a-straat] 57 te [Z] . De zoon woonde op het adres [b-straat] 28 te [Z] .
Op 29 augustus 2005 heeft belanghebbende de naast het fruitbedrijf gelegen woning [a-straat] 55 te [Z] gekocht voor € 617.500. Van dit bedrag heeft € 182.500 betrekking op de opstal. De bestaande woning is in 2006 gesloopt en op het perceel is, met het oog op bewoning door de zoon en diens gezin (drie kinderen), een nieuwe woning gebouwd. De nieuwe woning, die is gebouwd naar de wensen van de zoon, is in oktober 2007 opgeleverd. Met de realisatie van de nieuwe woning (hierna: de woning) was een bedrag van € 681.703 gemoeid. Met ingang van november 2007 is de zoon met zijn gezin de woning gaan bewonen. Een schriftelijke huurovereenkomst is niet opgemaakt. Maandelijkse huurpenningen zijn niet voldaan door de zoon.
Ter zake van de sloop en herbouw van de woning zijn verschillende vergunningen aangevraagd. In de aanvragen en de verleende vergunningen is de zoon als eigenaar van de woning vermeld.
De vader is [in] 2008 overleden.
Op 29 oktober 2008 is de woning op verzoek van de zoon, handelend als bestuurder van belanghebbende, getaxeerd door een taxateur van onroerende zaken. Deze taxateur heeft de waarde in het economische verkeer van de woning per 30 september 2008 bepaald op € 835.000. Het taxatierapport van 29 oktober 2009 vermeldt, onder meer:
“In 2006 is het object aangekocht door [X] BV. (…) Na aankoop zijn de bestaande opstallen gesloopt en is er een nieuwe woning op het perceel gebouwd. Hierbij is een relatief goede woning gesloopt maar aanpassen naar de eisen en wensen van de huidige bewoners was niet uitvoerbaar.”
Na het overlijden van de vader hebben de dochter en de zoon wegens het ontbreken van een goede samenwerking besloten dat de dochter het fruitbedrijf zal voortzetten en dat de zoon het fruitbedrijf zal verlaten. In het kader van de ontvlechting heeft [F] B.V. op 1 oktober 2009 haar aandelen in belanghebbende verkocht aan [E] B.V. De levering van dit aandelenpakket heeft op 26 november 2009 plaatsgevonden. Onderdeel van de afspraak tussen de dochter en de zoon was voorts dat de woning door belanghebbende aan de zoon in privé zou worden verkocht.
Op 13 november 2009 heeft belanghebbende de woning verkocht aan de zoon voor een bedrag van € 835.000, overeenkomstig de in 2.8 bedoelde taxatie. De woning is op 26 november 2009 aan de zoon in eigendom overgedragen. Daarbij zijn kwalitatieve verplichtingen opgenomen (geen bezwaar maken tegen de bedrijfsvoering van het fruitbedrijf) en een voorkeursrecht van koop met kettingbeding ten behoeve van de dochter in privé. De werknemer die na het vertrek van de zoon binnen het fruitbedrijf verantwoordelijk is voor de logistiek woont niet op/nabij het bedrijfsadres.
Aan belanghebbende is voor het doen van de aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 (hierna: Vpb 2009) op verzoek uitstel verleend voor de duur van 11 maanden. Belanghebbende heeft die aangifte op 28 september 2010 ingediend naar een belastbaar bedrag van negatief € 625.660. Daarin is begrepen een boekverlies van € 430.967 ter zake van de aan de zoon verkochte woning, zijnde het verschil tussen de boekwaarde van de woning van € 1.265.967 op de balans en de verkoopprijs van € 835.000.
Met dagtekening 23 oktober 2010 is aan belanghebbende, overeenkomstig de aangifte, een (derde) voorlopige aanslag Vpb 2009 opgelegd naar een belastbaar bedrag van negatief € 625.660.
Bij brieven van 6 januari 2012, 27 november 2012, 19 september 2013 en 25 november 2013 heeft de Inspecteur naar aanleiding van de aangifte schriftelijk vragen aan belanghebbende gesteld. Belanghebbende heeft die vragen schriftelijk beantwoord. Met dagtekening 1 november 2013 heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbende een informatiebeschikking met betrekking tot de Vpb 2009 vastgesteld. Hiertegen heeft belanghebbende geen rechtsmiddelen aangewend.
Bij brief van 19 december 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht dat hij voornemens is om van de aangifte Vpb 2009 af te wijken. Overeenkomstig dit bericht, heeft de Inspecteur de onderhavige aanslag Vpb 2009 vastgesteld naar een belastbaar bedrag van negatief € 152.948. De berekening hiervan is als volgt:
Belastbare winst volgens aangifte |
€ 625.660 |
(negatief) |
Correctie: niet geaccepteerd boekverlies |
+/+ € 430.967 |
|
Correctie: te weinig huur berekend |
+/+ € 41.745 |
|
Belastbaar bedrag |
€ 152.948 |
(negatief) |
Het aanslagbiljet heeft als dagtekening 3 januari 2014. Bij beschikking van 22 februari 2014 is het zo-even bedoelde verlies van € 152.948 verrekend met de belastbare winst van belanghebbende over het jaar 2006. Tegen deze verliesverrekeningsbeschikking heeft belanghebbende bezwaar aangetekend. Eerst tijdens deze bezwaarfase is belanghebbende, door een op 8 mei 2014 aan haar gemachtigde verzonden e-mail van de Inspecteur waarbij een afschrift van de aanslag Vpb 2009 was gevoegd, op de hoogte geraakt van het bestaan van de aanslag Vpb 2009. Tegen deze aanslag heeft belanghebbende bij brief van 27 mei 2014 bezwaar aangetekend. Bij uitspraak op bezwaar is het bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Daartoe heeft de Rechtbank onder meer en kort gezegd overwogen dat: de aanslag (en verliesvaststellingsbeschikking) binnen de wettelijke termijn is (zijn) vastgesteld door de Inspecteur, de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard wegens de onherroepelijk geworden informatiebeschikking en dat belanghebbende met betrekking tot de correctie van het boekverlies van € 430.967 niet in die bewijslast is geslaagd.
De correctie van het bedrag van € 41.745 is niet tussen partijen in geschil. Ter zitting in hoger beroep heeft de Inspecteur – desgevraagd – uitdrukkelijk en ondubbelzinnig verklaard dat de ten aanzien van belanghebbende vastgestelde informatiebeschikking van 1 november 2013 door haar wordt herroepen en daarom als vervallen dient te worden beschouwd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking Vpb 2009 binnen de wettelijke termijn door de Inspecteur zijn vastgesteld. Indien deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord, houdt partijen verdeeld of de Inspecteur terecht het bedrag van € 430.967 niet als een verlies van belanghebbende in aanmerking heeft genomen. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, tot vernietiging van de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking Vpb 2009.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.