Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11195, 16/01236
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-12-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11195, 16/01236
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 december 2017
- Datum publicatie
- 2 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:11195
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:34
- Zaaknummer
- 16/01236
Inhoudsindicatie
LB/PVV. Militair. Bezwaar tegen inhouding. Bevoegdheid. Belastingrechter of ambtenarenrechter?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 16/01236
uitspraakdatum: 19 december 2017
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 oktober 2016, nummer AWB 16/2357, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Van belanghebbende is op zijn loon voor de maand januari 2013 loonheffing ingehouden.
Belanghebbende heeft bij de minister van Defensie bezwaar gemaakt tegen de aan hem toegezonden salarisstrook.
De minister van Defensie heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze beslissing op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep bij uitspraak van 22 januari 2014, nummers SGR 13/3362 en SGR 13/3459, ECLI:NL:RBDHA:2014:950, gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft bij uitspraak van 16 juli 2015, nummers 14/1255 MAW, 14/2255 MAW, 14/1256 MAW en 14/2183 MAW, ECLI:NL:CRVB:2015:2370, de uitspraak van de rechtbank Den Haag vernietigd voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gebleven.
De minister van Defensie heeft bij brief van 5 augustus 2015 het bezwaar doorgezonden aan de Inspecteur.
De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is als militair in dienst van het ministerie van Defensie.
Bij de Wet uniformering loonbegrip (Stb. 2011, 288) (hierna: de WUL) zijn de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB), de Zorgverzekeringswet (hierna: de Zvw) en enige andere wetten met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd.
Belanghebbende schrijft in zijn bezwaarschrift:
“Op grond van (…) de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maak ik bij deze bezwaar tegen de aan mij (…) toegezonden salarisstrook (…) waarmee mijn inkomsten voor de maand januari 2013 zijn vastgesteld. (…)
Op grond van het vorenstaande verzoek ik u het bezwaar gegrond te verklaren en mijn salaris met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013 opnieuw vast te stellen zonder toepassing te geven aan de WUL.”
Nadat de minister van Defensie het bezwaar ongegrond had verklaard, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die het beroep gegrond verklaarde en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep bij zijn hiervoor vermelde uitspraak geoordeeld dat het bezwaar was gericht tegen de inhouding van loonbelasting en dat daarom niet de minister van Defensie, maar de inspecteur van belasting bevoegd was op het bezwaar te beslissen, zodat de minister het bezwaar had moeten doorzenden aan de bevoegde belastinginspecteur (artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht). Daarom heeft hij de uitspraak van de rechtbank Den Haag vernietigd voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gebleven.
3 Het geschil
In geschil is of de belastingrechter dan wel de ambtenarenrechter bevoegd is te oordelen over een beroep tegen de beslissing op het hiervoor aangehaalde bezwaar van belanghebbende. Als de belastingrechter bevoegd is, is in geschil of van belanghebbende te veel loonheffing is ingehouden, omdat de wijzigingen ingevolge de WUL in strijd zijn met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van een volkenrechtelijke organisatie (artikel 94 van de Grondwet).