Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1406, 16/00405

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1406, 16/00405

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 februari 2017
Datum publicatie
3 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:1406
Formele relaties
Zaaknummer
16/00405

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Verwijzingsprocedure HR 25 maart 2016. Verschuldigdheid omzetbelasting. Gelegenheid geven tot deelname aan kansspelen. Speelautomaten. Neutraliteitsbeginsel.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 16/00405

uitspraakdatum: 21 februari 2017

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Fiscale eenheid [X] B.V., [Y] B.V. c.s. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 2 november 2012, nummer AWB 11/2748, ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2622, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen op aangiften voldane omzetbelasting alsmede tegen beschikkingen tot teruggaaf van omzetbelasting over de tijdvakken vanaf 1 mei 2005 tot en met 30 juni 2008.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken van 6 april 2011 de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft het hoger beroep bij uitspraak van 25 juli 2014 gegrond verklaard, de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur vernietigd en de teruggaaf omzetbelasting voor het tijdvak 1 mei 2005 tot en met 30 juni 2008 vastgesteld op € 4.631.988.

1.5.

Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 25 maart 2016 (hierna: het verwijzingsarrest) beide beroepen in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch vernietigd en het geding verwezen naar het Hof.

1.6.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben op het arrest van de Hoge Raad gereageerd. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

In de periode 1 mei 2005 tot en met 30 juni 2008 bood de tot belanghebbende behorende vennootschap [Y] B.V. (hierna: [Y] ) in eigen casino’s, gokhallen en horecagelegenheden bezoekers aan kansspelen te beoefenen door middel van mechanische en elektronische toestellen (hierna: de speelautomaten). Hierbij gaat het enerzijds om speelautomaten die zijn bestemd voor het beoefenen van een kansspel door één speler (onder meer blackjack en poker) en anderzijds om speelautomaten waarop door verschillende spelers tegelijkertijd aan een kansspel kan worden deelgenomen (zoals roulette).

2.2.

De speelautomaat waarop het roulettespel wordt gespeeld, is een zogenoemde multiplayer speelautomaat. Rondom een rouletteschijf, die is geplaatst onder een koepel, nemen deelnemers plaats achter een individuele terminal met beeldscherm. Achter deze rij bevinden zich nog meer rijen terminals (de zogenoemde tweede en derde rij), die zijn gekoppeld aan dezelfde rouletteschijf. Spelers plaatsen met gebruikmaking van de terminal hun inzet. Een balletje wordt met een compressor in de koepel op de rouletteschijf geblazen. Betaling geschiedt automatisch via de terminal.

3 Het geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende omzetbelasting is verschuldigd over het gelegenheid geven tot deelname aan kansspelen door middel van de speelautomaten. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het neutraliteitsbeginsel is geschonden.

3.2.

De Hoge Raad heeft in het verwijzingsarrest voor zover van belang het volgende overwogen:

“3.3.2. Het door de wetgever uitzonderen van speelautomaten van het begrip kansspelen is door middel van aansluiting bij artikel 2, lid 1, letter a, van de Wet KSB, gebaseerd op het afbakeningscriterium dat het betreft “toestellen, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen”.

Het in het cassatieberoep van belanghebbende voorgestelde middel 1 klaagt terecht erover dat het Hof heeft nagelaten een oordeel te geven over het antwoord op de vraag of het fiscale neutraliteitsbeginsel zich verzet tegen het hiervoor bedoelde algemene onderscheid dat de wetgever heeft gemaakt in twee categorieën kansspelen, te weten kansspelen die worden beoefend met gebruikmaking van een speelautomaat en kansspelen die op andere wijze worden beoefend. Daartoe diende het Hof op basis van het criterium van het vergelijkbare gebruik te beoordelen of beide categorieën kansspelen in het algemeen soortgelijke eigenschappen hebben en aan dezelfde behoeften voldoen teneinde uit te maken of het door de wetgever tussen kansspelen gemaakte onderscheid in deze twee categorieën correspondeert met verschillen die de beslissing van de consument om te kiezen voor de ene of de andere categorie kansspelen aanzienlijk of aanmerkelijk beïnvloedt. Bij die beoordeling gaat het derhalve erom te beoordelen of de onderscheiden categorieën kansspelen als zodanig vanuit het gezichtspunt van de consument verwisselbaar zijn. De uitkomst van die beoordeling is niet afhankelijk van het type spel of van de wijze waarop binnen een van de hierboven bedoelde categorieën de spelbeoefening is ingericht, doch wordt bepaald door de invloed op de aantrekkelijkheid van de spelbeoefening voor de consument, die uitgaat van het al dan niet door de speler op een toestel in werking stellen van een mechanisch, elektrisch of elektronisch proces dat leidt tot het spelresultaat.”

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing