Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1865, 15/00384 en 15/00405
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:1865, 15/00384 en 15/00405
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 februari 2017
- Datum publicatie
- 10 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:1865
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:1509, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/00384 en 15/00405
Inhoudsindicatie
BPM. Proceskostenvergoeding. Matiging wegens bijzondere omstandigheden. Rechtsbijstandverlener in honderden gelijksoortige zaken.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/00384 en 15/00405
uitspraakdatum: 28 februari 2017
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[X] h.o.d.n. [Y] te [Z] (hierna: belanghebbende)
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 12 maart 2015, nummer AWB 12/2645 in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is ter zake van een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf 1.4 TSI Highline (VIN: [00000] ; hierna: de auto) een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 1.910.
Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
De Rechtbank heeft het beroep met betrekking tot de naheffingsaanslag gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag vastgesteld op € 552 en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.460.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de beslissing van de Rechtbank inzake de proceskosten hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft, anders dan de Inspecteur, voorts een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 18 januari 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door [A] en [B] als zijn gemachtigden, alsmede – namens de Inspecteur – [C] en mr. [D] .
Ter zitting van het Hof zijn gelijktijdig de zaken behandeld met de hierna te noemen zaaknummers van het Hof: 15/00240, 15/00241, 15/00406, 15/00385, 15/00408, 15/00389, 15/00409, 15/00386, 15/00410, 15/00387 en 15/00407.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende, een autohandelaar, heeft de auto vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft hij een bedrag van € 1.557 aan BPM op aangifte voldaan. Omdat de Inspecteur van oordeel was dat dit bedrag te laag was, heeft hij de onderhavige naheffingsaanslag ten bedrage van € 1.910 aan belanghebbende opgelegd.
Belanghebbende heeft tegen zowel de voldoening op aangifte als tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.
De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd. Het bezwaar tegen de voldoening op aangifte is gegrond verklaard door de Inspecteur. De Inspecteur heeft dit bedrag met € 204 verminderd.
De onderhavige bezwaarprocedure maakte deel uit van een reeks van honderden van door belanghebbende geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar inzake de naheffingsaanslag. Ook in de procedure inzake de voldoening op aangifte met betrekking tot de auto heeft belanghebbende beroep aangetekend. Daarnaast heeft belanghebbende in meer dan 100 andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.
In de beroepsfase hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarbij is door partijen onder meer overeengekomen dat 11 zaken worden ‘uitgeprocedeerd’. Belanghebbende heeft vervolgens 120 zaken ingetrokken bij de Rechtbank. Daarvan betreffen 38 zaken naheffingsaanslagen BPM. Overeengekomen is door partijen dat die 38 zaken het lot zullen delen van de beslissing in de onderhavige zaak.
De Rechtbank heeft belanghebbende in de procedure inzake de naheffingsaanslag in het gelijk gesteld. Zij heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 552. De Rechtbank heeft belanghebbende voorts een proceskostenvergoeding toegekend van € 486 voor de bezwaarfase en € 974 voor de beroepsfase ter zake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Rechtbank heeft die bedragen berekend overeenkomstig de forfaitaire bedragen van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb). Daarbij heeft de Rechtbank geen samenhang aangenomen als bedoeld in artikel 3 van het Bpb.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de beslissing van de Rechtbank inzake de proceskosten hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil en de standpunten van partijen
In hoger beroep is (uitsluitend) in geschil of de Rechtbank belanghebbende terecht een forfaitaire proceskostenvergoeding van in totaal € 1.460 heeft toegekend. Beide partijen beantwoorden die vraag ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.