Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2265, 15/01481

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-03-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2265, 15/01481

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 maart 2017
Datum publicatie
31 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:2265
Formele relaties
Zaaknummer
15/01481

Inhoudsindicatie

OB. Belastingadviespraktijk. Aftrek voorbelasting. Prestatie als ondernemer?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/01481

uitspraakdatum: 21 februari 2017

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 oktober 2015, nummer AWB 14/8860, ECLI:NL:RBGEL:2015:6187, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 13.960. Bij beschikkingen is € 658 heffingsrente berekend en is een boete van € 390 opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 13.806, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boetebeschikking vernietigd.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraken inzake de naheffingsaanslag en de heffingsrente in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak een onderneming. De huidige handelsnaam van deze onderneming luidt ‘ [A] ’.

2.2.

[A] , vertegenwoordigd door belanghebbende, is opdrachtnemer ter zake van een overeenkomst van opdracht met [B] B.V. (handelend onder de naam [C] ), door partijen ondertekend op respectievelijk 13 en 14 oktober 2009. Het gaat om het verrichten van werkzaamheden als adviseur projectbeheersing bij Rijkswaterstaat.

2.3.

Belanghebbende woont in 2010 en 2011 samen met [D] (hierna: [D] ). Belanghebbende en [D] hebben samen vier kinderen. [D] staat sinds 9 april 2010 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van koophandel met een eenmanszaak onder de naam “ [E] ”. Onder het kopje ‘bedrijfsomschrijving’ is in de onderhavige jaren vermeld dat de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het schrijven en corrigeren van teksten en het verrichten van vertalingen.

2.4.

De Inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek uitgevoerd, onder meer naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting. Het rapport van dit boekenonderzoek is uitgebracht op 22 april 2013. De Inspecteur heeft correcties aangebracht met betrekking tot kosten van aan [D] uitbesteed werk, kantoorkosten, autokosten en algemene kosten. De hierin begrepen voorbelasting heeft de Inspecteur niet in aftrek toegelaten.

2.5.

[D] heeft in de periode april t/m december 2010 een totaal van 530 uren aan belanghebbende gefactureerd tegen een uurtarief van € 40. In 2011 heeft [D] in totaal 1.035 uren aan belanghebbende gefactureerd tegen hetzelfde uurtarief.

2.6.

De Inspecteur heeft in de bezwaarfase alsnog € 45 en € 57 geaccepteerd voor kantoorkosten en € 52 voor autokosten.

3 Het geschil

In geschil is of belanghebbende de voorbelasting op de facturen van [D] terecht in aftrek heeft gebracht. Indien het antwoord ontkennend is, is in geschil of de naheffingsaanslag dient te worden verminderd met de omzetbelasting die belanghebbende op drie facturen aan [D] in rekening heeft gebracht. Niet langer is in geschil dat de overige, niet in de bezwaarfase teruggenomen correcties terecht zijn aangebracht.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing