Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2850, 15/01271 en 15/01315

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2850, 15/01271 en 15/01315

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
4 april 2017
Datum publicatie
14 april 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:2850
Formele relaties
Zaaknummer
15/01271 en 15/01315

Inhoudsindicatie

Vpb. Compromis? Verkoop panden. Herinvesteringsreserve. Herinvesteringsvoornemen? Bewijs?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

Nummers: 15/01271 en 15/01315

uitspraakdatum: 4 april 2017

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 augustus 2015, nummers AWB 14/3477 en AWB 14/4205 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/ kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 7.900. Tevens is bij beschikking € 139 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 mei 2014 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag Vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 187.154. Tevens is bij beschikking € 1.897 aan heffingsrente in rekening gebracht. Voorts is er een verzuimboete van € 2.460 opgelegd.

1.4.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 mei 2014 de aanslag, de beschikking heffingsrente en de verzuimboete gehandhaafd.

1.5.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 11 augustus 2015 de beroepen gericht tegen de aanslagen Vpb en de beschikkingen heffingsrente ongegrond verklaard, het beroep gericht tegen de boetebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar betreffende de boetebeschikking vernietigd, de boete verminderd tot € 221, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.7.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingediend.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2017 te Arnhem. Namens belanghebbende zijn verschenen haar gemachtigde mr. [A] , bijgestaan door [B] en [C] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [D] en [E] .

1.10.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is opgericht [in] 2003. De statutair bestuurders zijn [C] en [B] die, via persoonlijke holdings, ieder voor 50 percent aandeelhouder zijn in belanghebbende. Belanghebbende vormt een fiscale eenheid met haar 100 percent dochterondernemingen [F] B.V. en [G] B.V.

2.2.

[F] B.V. bezit diverse onroerende goederen die worden geëxploiteerd.

2.3.

Belanghebbende heeft in het jaar 2007 een herinvesteringsreserve (hierna: HIR) gevormd ter grootte van € 217.219 in verband met de verkoop van enkele panden in [H] . In de aanslag Vpb 2009 is een vrijval van deze HIR begrepen.

2.4

Tot de gedingstukken behoort een directiebesluit van [F] B.V. waarin het volgende is opgenomen:

“ [F] b.v.

De directie van [F] b.v. verklaart dat zij het voornemen heeft om over te gaan tot de aankoop van de [a-straat] 141-149.

De uitvoering van dit voornemen is geblokkeerd door beslagen gelegd door de belastingdienst bij de verkopers en de verkopers met de belastingdienst een compromis hebben gesloten waardoor voormelde onroerende zaken zijn verkocht aan derden.

De directie van [F] b.v. maakt voorts bekend dat zij het voornemen heeft om tot vervanging over te gaan van de [b-straat] 235/237 en [c-straat] 8a en 8b te [H] en daarvoor al heeft aangewezen de [d-straat] 213.

Voormelde voornemens bestaan in 2009 en volgende jaren.

Directie van [F] b.v.

Vastgesteld 1 januari 2009”

2.5.

Belanghebbende heeft in de aangifte Vpb 2010 aangegeven een winst van € 215.763 te hebben behaald met de verkoop van [c-straat] 8a en 8b en [b-straat] 235 en 237. Bij de aanslagoplegging voor 2010 heeft de Inspecteur hiervoor geen HIR geaccepteerd.

2.6.

Belanghebbende heeft in de aangiften Vpb 2009 en 2010 voor ieder jaar afschrijvingen op de goodwill opgenomen van € 8.357. Deze afschrijvingslasten zijn eveneens niet door de Inspecteur geaccepteerd.

2.7.

Met dagtekening 8 december 2012 is de aanslag Vpb 2009 vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 7.900. Dit belastbaar bedrag is als volgt berekend:

Aangegeven belastbare winst -/- € 6.686

Bij:

correctie deelnemingsvrijstelling € 91.135

correctie afschrijvingslast goodwill € 8.357

correctie herinvesteringsreserve € 217.219

Vastgestelde belastbare winst € 310.025

Af:

te verrekenen verliezen € 302.125

Vastgesteld belastbaar bedrag € 7.900

2.8.

Belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb voor het jaar 2010. Bij brief van 23 november 2011 heeft de Inspecteur belanghebbende hieraan herinnerd. Op verzoek van belanghebbende is uitstel verleend voor het doen van aangifte tot 1 april 2012. Bij brief van 23 april 2012 heeft de Inspecteur belanghebbende hieraan herinnerd. Bij brief van 21 juni 2012 heeft de Inspecteur belanghebbende aangemaand om uiterlijk op 5 juli 2012 aangifte te doen. De aangifte is door de Inspecteur ontvangen op 13 november 2012.

2.9.

Met dagtekening 15 december 2012 is de aanslag Vpb 2010 vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 187.154. Dit belastbaar bedrag is als volgt berekend:

Aangegeven belastbare winst -/- € 36.966

Bij:

correctie afschrijvingslast goodwill € 8.357

correctie herinvesteringsreserve € 215.763

Vastgestelde belastbare winst € 187.154

Af:

te verrekenen verliezen € 0

Vastgesteld belastbaar bedrag € 187.154

Er is tevens een verzuimboete opgelegd van € 2.460 wegens het niet tijdig doen van aangifte.

2.10.

In januari 2015 heeft overleg tussen partijen plaatsgevonden waarbij de Inspecteur een voorstel tot een compromis heeft gedaan. Op 10 februari 2015 heeft de Inspecteur aan de gemachtigde van belanghebbende het volgende geschreven:

“Geachte heer [A]

U zou mij gisteren berichten of het compromis van [X] B.V. akkoord is inzake 2009 – 2011.

Graag hoor ik per ommegaande het antwoord van u. Tot 17.00 ben ik telefonisch slecht bereikbaar.

Ik verzoek u anders een voicemail bericht achter te laten.

Ik vertrouw erop dat u spoedig antwoord.

(…)”

2.11.

De gemachtigde van belanghebbende heeft bij e-mail van 14 februari 2015 de Inspecteur het volgende geantwoord:

“(…)

1. Het compromisvoorstel is accoord maar met de volgende kanttekening.

2. Het compromis geldt voor de jaren die bij de rechtbank liggen namelijk 2009, 2010,2011 en 2012.

3. Indien er als nog fictief loon in aanmerking wordt genomen over de jaren 2010 – 2013 dan wordt dit als nog als nagekomen last verwerkt in de jaarrekening 2013 van [X] en haar dochters. Dat geldt ook voor een verschil in de rente op de rekening courant vorderingen .

4. De boeten van 226 moeten wegvallen tegen de proceskosten die u om uw oren krijgt van de rechtbank over 2009,2010 .2011 en 2012 zodat dat per saldo nul is en verder krijgt [X] dan ook niets terug ( saldo proceskosten en griffierechten).

(…)”

2.12.

De Inspecteur heeft bij e-mail van 16 februari 2015 belanghebbende geantwoord niet akkoord te gaan met de bovengenoemde kanttekeningen.

2.13.

In de bezwaarfase zijn de aanslagen Vpb 2009 en 2010, de beschikkingen heffingsrente en de verzuimboete voor het jaar 2010 gehandhaafd. De bezwaren zijn ongegrond verklaard.

2.14.

De Rechtbank is van oordeel dat er tussen partijen geen compromis tot stand is gekomen. Voorts acht de Rechtbank door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat er in het jaar 2009 een herinvesteringsvoornemen heeft bestaan ter zake van de HIR die in het jaar 2007 is gevormd. De Rechtbank acht eveneens door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is geweest van een herinvesteringsvoornemen in 2010 ter zake van de in dat jaar behaalde verkoopwinst (zie hiervoor 2.5). De HIR is in de jaren 2009 en 2010 derhalve terecht vrijgevallen hetzij niet geaccepteerd. De beroepen zijn (in zoverre) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de verzuimboete dient te worden verminderd en die nader vastgesteld op € 221. Het beroep dat ziet op het jaar 2010 is in zoverre gegrond verklaard.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslagen Vpb 2009 en 2010, de beschikkingen heffingsrente en de verzuimboete terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Hieraan gaat vooraf de vraag of tussen partijen in bezwaar een bindend en rechtsgeldig compromis voor deze jaren tot stand is gekomen.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd wat is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de aanslagen Vpb voor 2009 en 2010 tot aanslagen berekend naar belastbare winsten van respectievelijk -/- € 3.551 en nihil (na een verliesverrekening van € 180.258) en tot vernietiging van de verzuimboete voor het jaar 2010.

3.4.

De Inspecteur concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Subsidiair concludeert de Inspecteur, indien het Hof gelijk de Rechtbank tot het oordeel komt dat geen sprake is van een compromis, maar in tegenstelling tot de Rechtbank wel van oordeel is dat in de jaren 2009 en 2010 sprake was van een herinvesteringsvoornemen, tot (i) nadere correcties op het belastbaar bedrag voor 2009 van € 105.978 wegens te hoge afschrijvingen op de onroerende zaken van belanghebbende en € 93.242 wegens niet verantwoorde boekwinst, en tot (ii) nadere correcties op het belastbaar bedrag voor 2010 van € 122.970 wegens te hoge afschrijvingen en € 29.651 wegens niet verantwoorde boekwinst.

4 Overwegingen

5 Proceskosten

6 Beslissing