Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3897, 16/01418 tm 16/01420

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-05-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3897, 16/01418 tm 16/01420

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 mei 2017
Datum publicatie
15 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:3897
Formele relaties
Zaaknummer
16/01418 tm 16/01420

Inhoudsindicatie

Artikel 13bis Wet LB 1964. Terbeschikkingstelling van auto aan DGA, ondanks verbod van privégebruik in arbeidsovereenkomst. Niet doen blijken dat auto minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Verzuimboeten terecht. Geen pleitbaar standpunt.

Uitspraak

Belastingkamer

Locatie Leeuwarden

nummers 16/01418 tot en met 16/01420

uitspraakdatum: 10 mei 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 oktober 2016, nummers LEE 16/759, 16/760 en 16/761, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst Centrale Administratieve Processen/Team Auto/PGA (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 19 maart 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar een bedrag van in totaal € 8.643. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 803. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 2.083.

1.2.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag in de LB/PVV en ZVW opgelegd naar een bedrag van in totaal € 11.752. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 739. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 2.938.

1.3.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag in de LB/PVV en ZVW opgelegd naar een bedrag van in totaal € 12.161. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 309. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 3.039.

1.4.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bestreden naheffingsaanslagen, de beschikking heffingsrente, de beschikkingen belastingrente alsmede de onder 1.1 en 1.2 vermelde verzuimboeten gehandhaafd. Daarnaast heeft hij de onder 1.3 vermelde verzuimboete verminderd tot € 1.252.

1.5.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 11 oktober 2016 ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2017 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [A] , alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door [C] .

1.9.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is enig aandeelhouder en bestuurder van [D] BV (hierna: de werkgever). De werkgever is enig aandeelhouder van [E] BV.

2.2.

Tussen de werkgever en belanghebbende, genoemd werknemer, is op 22 juli 2011 een ‘arbeidsovereenkomst directeur-grootaandeelhouder’ gesloten, waarin in artikel 6 (Auto) het volgende is bepaald:

“1. Werkgever verstrekt aan werknemer een auto ten behoeve van de uitoefening van de werkzaamheden van de dienstbetrekking.

2. De auto is eigendom van werkgever en wordt in bruikleen gegeven aan werknemer.

3. Werknemer verklaart de auto in goede staat te hebben ontvangen en verplicht zich om als een goed huisvader voor het behoud van de auto te zorgen en deze te onderhouden. Kosten voortvloeiende uit onzorgvuldig gebruik komen voor rekening van de werknemer.

4. De werknemer mag de auto slechts gebruiken voor zakelijke doeleinden en de uitoefening van zijn functie. Privégebruik is niet toegestaan.”

2.3.

Aan belanghebbende is ten behoeve van voormelde uitoefening van de werkzaamheden van de dienstbetrekking van 19 maart 2012 tot en met 30 september 2014 een Mercedes Benz E 350 CDI, kenteken [00-YYY-0] verstrekt en van 1 oktober 2014 tot en met 31 december 2014 een Mercedes Benz E 350 Bluetec, kenteken [0-YYY-00] (hierna: de auto). Belanghebbende heeft in voormelde perioden gebruik gemaakt van de auto. De auto werd na gebruik geparkeerd bij het bedrijfspand. De drie medewerkers van [E] BV maakten in overleg met en na toestemming van belanghebbende ook gebruik van de auto.

2.4.

Voor de onder 2.3. genoemde auto’s is geen rittenregistratie bijgehouden.

2.5.

Op 26 maart 2012 heeft de Inspecteur van belanghebbende een verzoek om een beschikking Verklaring geen privégebruik auto als bedoeld in artikel l3bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de verklaring) met ingang van het jaar 2012 ontvangen. In het door belanghebbende met dagtekening 20 maart 2012 ingevulde en ondertekende (standaard)formulier is onder meer het volgende vermeld:

“(…)

Als u een Verklaring geen privégebruik auto hebt, moet u overtuigend kunnen bewijzen dat u op kalenderjaarbasis nier meer dan 500 privékilometers hebt gereden met de (bestel)auto(‘s) van uw werkgever. Dat kan bijvoorbeeld met een rittenadministratie.

(…)

Ik heb dit formulier naar waarheid ingevuld. Ik weet dat ik moet kunnen bewijzen dat ik niet meer dan 500 privékilometers met de (bestel)auto rijd.”

De Inspecteur heeft het verzoek ingewilligd bij beschikking van 28 maart 2012, waarin eveneens is gewezen op voormelde bewijslast. De werkgever heeft, met inachtneming van de verklaring, over de jaren 2012, 2013 en 2014 geen loonheffing ingehouden ter zake van de forfaitaire bijtelling voor privégebruik van een auto.

2.6.

De Inspecteur heeft belanghebbende op 12 juni 2014 naar aanleiding van de verklaring een vragenformulier gestuurd. De Inspecteur heeft in deze brief onder meer vermeld: “Voorwaarde voor een Verklaring geen privégebruik auto is dat u kunt bewijzen dat u op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 privékilometers rijdt met de auto(‘s) die uw werkgever u ter beschikking heeft gesteld. Ik wil alsnog vaststellen of u vanaf 1-1-2013 t/m 31-12-2013 aan deze voorwaarde hebt voldaan.”.

2.7.

Op 24 juni 2014 heeft belanghebbende het onder 2.6 genoemde vragenformulier aan de Inspecteur geretourneerd. Belanghebbende heeft – voor zover hier van belang – de volgende keuzemogelijkheid aangekruist:

Nee, ik heb geen rittenregistratie”.

In de ‘ruimte voor toelichting’ heeft belanghebbende het volgende geschreven: ”De auto gebruik ik alleen zakelijk en ben altijd aan het werk. Ik ga niet op vakanties. In privé hebben wij een nieuw peugeot gekocht, deze gebruiken wij voor privédoeleinden. [F] zijn 24/7 open. U kunt contact opnemen met mijn partner, zij zal beamen dat ik altijd werk en wij niet met vakanties gaan.

(…)”.

2.8.

Bij brief van 7 mei 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende, wederom door middel van een vragenformulier, om het bewijs gevraagd dat belanghebbende minder dan 500 kilometer privé heeft gereden in de jaren 2012 en 2014. Belanghebbende heeft op 21 mei 2015 het vragenformulier geretourneerd, waarin hij onder meer heeft aangekruist dat hij geen rittenadministratie heeft bijgehouden en verder een soortgelijke toelichting heeft gegeven als onder 2.7 vermeld.

2.9.

Bij separate brieven van 9 juni 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de kennisgevingen gestuurd van de onderhavige naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen. De Inspecteur heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat belanghebbende niet het vereiste bewijs heeft geleverd dat de in de onderhavige tijdvakken aan belanghebbende ter beschikking gestelde auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Daarbij heeft de Inspecteur verzuimboeten aangekondigd van 25% van de na te heffen LB/PVV.

2.10.

Met dagtekening 21 augustus 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffings- en belastingrente opgelegd.

2.11.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, met dagtekening 15 januari 2016, de bestreden naheffingsaanslagen, de beschikking heffingsrente, de beschikkingen belastingrente alsmede de onder 1.1 en 1.2 vermelde verzuimboeten gehandhaafd. Daarnaast heeft hij de onder 1.3 vermelde verzuimboete verminderd tot € 1.252. De Inspecteur heeft deze vermindering toegepast omdat hij na ontvangst van het ingevulde vragenformulier op 24 juni 2014 (zie 2.7), pas op 9 juni 2015 heeft gereageerd door middel van de onder 2.9 genoemde kennisgeving. De Inspecteur heeft de verzuimboete met betrekking tot het kalenderjaar 2014 na vermindering ‘slechts’ berekend over de periode 1 januari 2014 tot en met mei 2014.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur voor de onderhavige jaren terecht bij belanghebbende een bijtelling voor privégebruik auto in de zin van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) in aanmerking heeft genomen en voorts of de verzuimboeten terecht zijn opgelegd.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de bestreden naheffingsaanslagen en beschikkingen.

3.3.

De Inspecteur beantwoordt deze vragen bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing