Hoge Raad, 16-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:350, 17/02936
Hoge Raad, 16-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:350, 17/02936
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 maart 2018
- Datum publicatie
- 16 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:350
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2017:3897
- Zaaknummer
- 17/02936
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
16 maart 2018
Nr. 17/02936
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2017, nrs. 16/01418 tot en met 16/01420, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord‑Nederland (nrs. LEE 16/759 tot en met 16/761) betreffende aan belanghebbende over het tijdvak 19 maart 2012 tot en met 31 december 2014 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.