Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5151, 15/00404
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5151, 15/00404
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 juni 2017
- Datum publicatie
- 23 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:5151
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2015:2301, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/00404
Inhoudsindicatie
De aan een IB-ondernemer van een coffeeshop gegeven informatiebeschikking vernietigt het hof wat betreft de omzetbelasting en de loonheffingen. De inspecteur slaagt er namelijk niet in aannemelijk te maken dat belanghebbende personeel in dienst heeft om de van de telers gekochte oogsten te knippen, te sorteren, te wegen en te verpakken. Evenmin kan de inspecteur zijn stelling dat belanghebbende niet alle omzet heeft verantwoord, aannemelijk maken. Wat betreft de inkomstenbelasting laat het hof de informatiebeschikking in stand, omdat belanghebbende voor de buiten haar shop gehouden voorraad softdrugs geen inkoopadministratie heeft gevoerd.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 15/00404
uitspraakdatum: 21 juni 2017
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 maart 2015, nummer LEE 14/1047, ECLI:NL:RBNNE:2015:2301, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een informatiebeschikking opgelegd voor de omzetbelasting en de loonheffingen over de tijdvakken gelegen tussen 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2009 en voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) over de jaren 2008 tot en met 2011.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de informatiebeschikking vernietigd voor zover deze ziet op de IB/PVV en ZVW over de jaren 2010 en 2011.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Tot 1 januari 2010 dreef belanghebbende een coffeeshop in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [A] . Op 1 januari 2010 heeft belanghebbende de onderneming ingebracht in [B] B.V., waarin belanghebbende alle aandelen houdt. Vervolgens heeft [B] B.V. de onderneming ingebracht in [C] B.V., waarin [B] B.V. alle aandelen houdt.
In 2012 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Op grond van de bevindingen bij het boekenonderzoek heeft de Inspecteur de onderhavige informatiebeschikking genomen, waarin – voor zover hier van belang – het volgende is opgenomen:
“In het kader van het boekenonderzoek bij u betreffende de aangiften:
[A] ( [X] )
- -
-
Inkomstenbelasting/premie volksverzekering over de jaren 2008 tot en met 2011;
- -
-
Zorgverzekeringswet (ZVW) 2008 tot en met 2011;
- -
-
Omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2009;
- -
-
Loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2009.
heb ik u verzocht om informatie te verstrekken, welke van belang kan zijn voor uw belastingheffing. De wettelijke basis voor dit onderzoek vindt u terug in artikel 47 eerste lid letter a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Het doel hiervan is om de inspecteur in staat te stellen om informatie te verkrijgen, op basis waarvan de inspecteur vervolgens de verschuldigde belasting kan vaststellen.
Daarnaast is gebleken dat u zich niet gehouden hebt aan de administratieplicht. De bepalingen op dit gebied vindt u terug in artikel 52 AWR. Deze bepalingen bevatten kwaliteitseisen welke aan een administratie gesteld worden ten behoeve van de belastingheffing.
Informatieplicht artikel 47 AWR
Op 26 november 2012, 11 januari 2013, 17 april 2013, 4 september 2013 en 13 september 2013 hebben wij gesproken over de inkoopadministratie en de voorraad softdrugs (hierna: SD) die buiten de shop wordt aangehouden. Van de voorraad buiten de shop zijn, met uitzondering van uw, mondelinge en schriftelijke verklaring, geen gegevens aanwezig. Indien u een sluitende inkoopadministratie hebt bijgehouden waaruit is op te maken op welke dag, voor welk bedrag, welke soorten en welke hoeveelheden zijn ingekocht en betaald, verzoek ik u mij deze administratie te overleggen. Tot op heden heb ik van u géén en/of onvoldoende informatie ontvangen over de inkoopadministratie.
Administratieplicht artikel 52 AWR
Ik ben van mening dat uw administratie niet aan wettelijke normen voldoet. Uw administratie voldoet niet aan het eerste lid van artikel 52 AWR. Dit lid bepaalt onder meer dat u als administratieplichtige gehouden bent van de vermogenstoestand en van alles betreffende uw bedrijf naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren dat te allen tijde de rechten en verplichtingen, alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. (…)
Inkoopadministratie
Mevrouw [X] en de heer [D] hebben verklaard dat er voorverpakt (zakjes van 1, 2 en 5 gram) wordt ingekocht. De inkoopwaarde van de SD wordt wekelijks door de boekhouder vastgesteld aan de hand van de “Specificatie inkoop “ [C] B.V. te [E] ” en vastgelegd in de financiële administratie. Op de specificatie worden de verkochte aantallen per dag vermenigvuldigd met de inkoopprijs per gram. Het bedrag wordt per week getotaliseerd. Registratie van inkoop, in geld en goederen, vindt dus plaats op het moment dat de SD de coffeeshop verlaten.
Uit onderzoek is gebleken dat zowel op de daglijsten als “Specificatie inkoop” telfouten voorkomen. Hieruit concludeer ik dat de inkoopwaarde gebaseerd is op onjuiste bedragen en dat de bedragen zoals die in de financiële administratie verantwoord worden niet overeenkomen met de werkelijkheid.
(…)
Belastingplichtige heeft zowel mondeling als schriftelijk verklaard dat er buiten de shop een voorraad (stash) wordt aangehouden. Citaat gespreksnotitie 4 september 2013 “Van de voorraad buiten de shop zijn uiteraard geen gegevens aanwezig. Dat is volgens de wet strafbaar. Denk aan de meldingsplicht van de belastingdienst aan de gemeente(n). Aangegeven is dat de bedoelde voorraad in het (hoge) kassaldo is opgenomen.”
Op grond van deze verklaring stel ik vast dat belastingplichtige een voorraad SD heeft aangehouden die uitgaat boven de voorraad die in de shop is verantwoord. Dit betekent dat belastingplichtige niet alleen de voor de inkooptransacties betaalde bedragen niet per aankoop – laat staan per soort – heeft vastgelegd, maar ook dat belastingplichtige geen volledige administratie heeft gevoerd van de ingekochte hoeveelheden en soorten.
Belastingplichtige stelt dat in verband met de meldingsplicht door de Belastingdienst in 2008 er in overleg met en na goedkeuring van de controlemedewerkers is gekozen voor het inkoopsysteem zoals thans wordt toegepast. Van deze stelling zijn geen bewijsstukken aanwezig.
Tot mei 2009 werd de voorraad SD in de financiële administratie op de voorraadrekening tot uitdrukking gebracht. Deze voorraad wordt vanaf mei 2009 op de balans verantwoord onder de liquide middelen. Op 21 november 2012 bedroeg het kassaldo volgens de financiële administratie € 32.393,60. Op mijn verzoek om het kasgeld voor te tellen, zoals verzocht in de brief van 9 november 2012, verklaarde belastingplichtige dat dit onmogelijk is omdat het kassaldo volgens de financiële administratie niet overeenkomt met het werkelijk aanwezige kasgeld. Het werkelijke saldo is steeds € 200. Dit betekent dat de voorraad SD € 32.193,60 bedraagt. Bij een inkoopprijs van gemiddeld € 3 tot € 4 per gram wordt er een voorraad van circa 8 tot 10 kilo aangehouden.
Gezien de hoogte van het bedrag (op 18-12-2011 € 224.713,46) moet de voorraad buiten de shop uit tientallen kilo’s SD hebben bestaan. Van de voorraad buiten de shop zijn, met uitzondering van de verklaringen en de hoogte van het kasgeld, geen gegevens aanwezig.
Kasadministratie
In de shop wordt geen kasboek of een (klad)kasadministratie bijgehouden. Omdat nagenoeg de gehele omzet contant wordt ontvangen en de kosten contant worden voldaan, vormt de kasadministratie een essentieel onderdeel van het bedrijf.
(…)
Administratie
De administratie van 1 januari 2008 tot en met 6 juni 2008 bestaat uit daglijsten waarop alleen de aantallen (beginvoorraad + aanvulling – eindvoorraad = verkoop) worden vermeld. Er staat één totaalbedrag onder. De klad- of tussentellingen zijn niet aanwezig. De verschillende producten worden niet nagerekend. Vanaf 1 januari 2008 tot en met week 22 van 2008 zijn er handgeschreven notities aangetroffen over de inkoop van cannabis. Deze inkopen worden geheel op de inkoopdatum op de daglijst gezet. Deze inkopen worden ook als inkopen geboekt.
(…)
Met ingang van 7 juni 2008 maakt men gebruik van de “Specificatie Inkoop Coffeeshop “ [A] ” te [E] ”. Als inkopen worden nu de verkochte aantallen x de inkoopprijs geboekt.
(…)
Gebreken (kas)administratie
(…)
- op grond van de uitspraak van Hof Amsterdam moet de volledige voorraad per 31 december / 1 januari worden bepaald. Het gaat hier niet alleen om de voorraad in de shop of verkoopruimte, maar om de totale voorraad. De belastingplichtige dient bij de voorraadopname de hoeveelheden per soort te noteren. Men heeft geen administratie gevoerd van de in de stash opgenomen hoeveelheden SD en bovendien geen aantekening gehouden van de per inkooptransactie betaalde bedragen;
(…)
De gebreken van de administratie zijn van zodanige aard dat van de administratie niet gezegd kan worden dat die een deugdelijke en betrouwbare grondslag vormt voor de bepaling van de belastingverplichtingen. Gelet op de aard, omvang en complexiteit van het bedrijf zijn de vastleggingen in de administratie (objectief gezien) onvoldoende. Hieruit volgt dat de belastingplichtige niet volledig heeft voldaan aan zijn verplichtingen ingevolge artikel 52 AWR. Belastingplichtige is er in het verleden op gewezen dat bij een eventuele procedure deze tekortkomingen omkering van de bewijslast tot gevolg heeft op grond van artikel 25 of 27e AWR. Tevens wordt niet voldaan aan artikel 34 van de Wet op de omzetbelasting 1968, juncto artikel 31 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 en artikel 39 van de Wet op de omzetbelasting 1968.
(…)
Informatiebeschikking
Ik stel thans dan ook vast dat u niet of niet geheel aan:
- -
-
-uw informatieverplichting uit hoofde van artikel 47 AWR heeft voldaan;
- -
-
-de op u rustende administratieplicht van artikel 52 AWR heeft voldaan;
Ik geef u hiervoor dan ook een informatiebeschikking. Deze is gebaseerd op artikel 52a AWR.
(…)”
Belanghebbende heeft ter zitting van de Rechtbank een aan haar gerichte brief van 2 september 2009 overgelegd afkomstig van de Inspecteur, waarin – voor zover hier van belang – het volgende is weergegeven:
“Op 26 augustus 2009 heb ik samen met een collega een bezoek gebracht aan uw boekhouder Administratiekantoor [F] te [E] . Tijdens dit bezoek hebben wij gesproken met u, de heer [D] en de heer [G] . Dit naar aanleiding van de brief die ik van de heer [G] heb ontvangen met het verzoek het controleverslag te bespreken.
Hieronder geef ik in het kort weer hetgeen is besproken. (…)
Punt 10 Vastlegging verkopen
Alle verkopen worden aangeslagen op de kassa. De verkopen vinden plaats per pin of contant. Tevens kan er extra bij gepind worden. Daarnaast wordt er een voorraadlijst per dag bijgehouden waarop per soort staat vermeld, de beginvoorraad, aanvulling, eindvoorraad, verkoop en totaal. Dit totaal is de omzet per dag. Tevens wordt er een uitdraai gemaakt van de pin en wordt het aanwezige kasgeld geteld. Gecontroleerd wordt of de omzet volgens de kassa aansluit bij de omzet volgens de voorraadlijst en de omzet volgens de pin en het aanwezige kasgeld. Verschillen worden uitgezocht. Als blijkt dat er een verschil is in de softdrugs dan wordt dit in de omzet softdrugs verwerkt en het eventueel resterend verschil wordt verwerkt in omzet laag. Kortom de verschillen worden op deze manier inzichtelijk gemaakt. De omzet volgens de Z-afslag kan dan afwijken van de omzet in de financiële administratie.”
Tot de stukken van het geding behoort een gespreksnotitie – opgemaakt door de adviseur van belanghebbende, [G] – van een bijeenkomst op 4 september 2013, waarbij naast de adviseur aanwezig waren [H] van de Belastingdienst en namens belanghebbende [D] . Hierin is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“In verband met de invoering van de meldingsplicht door de belastingdienst is in 2008 in overleg met belastingcontroleurs [I] en [J] gekozen voor het inkoopsysteem zoals dat thans nog steeds wordt gevoerd. Namelijk, afgeleide inkoop op basis van de dagelijkse verkoop.
(…)
Van de voorraad buiten de shop zijn uiteraard geen gegevens aanwezig. Dat is volgens de Wet strafbaar. Denk aan de meldingsplicht van de belastingdienst aan de gemeente(n). Aangegeven is dat de bedoelde voorraad in het (hoge)kassaldo is opgenomen. Geen inkooplijsten en geen facturen!”
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van de Rechtbank op de vraag van de Rechtbank of er wel een administratie van de stash wordt gevoerd, maar dat deze niet overgelegd kan worden, of dat er geen administratie van de stash is gevoerd, geantwoord dat het belanghebbende niet vrij staat die vraag te beantwoorden. Verder heeft de gemachtigde van belanghebbende ter zitting ten aanzien van de administratie van de stash verklaard:
“Als ik de rechtbank goed begrepen heb, is het begaan van een strafrechtelijk vergrijp geen reden om niet te voldoen aan fiscale verplichtingen. De enige manier om te voldoen aan de fiscale verplichtingen vereist dat eiseres zichzelf incrimineert. Als dat zo is, kan het standpunt alleen maar zijn dat het voldoen aan de fiscale verplichtingen leidt tot schending van de onschuldpresumptie. Er staat geen effective remedy open tegen de informatiebeschikking. Eiseres kan zich niet verweren tegen de informatiebeschikking en tegelijkertijd strafrechtelijk buiten schot blijven. De strafrechter heeft overwogen dat in een dergelijk geval eiseres wel strafbaar is, maar dat er geen strafoplegging zal volgen. Maar het heeft wel consequenties in het kader van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB). Als eiseres tegemoet komt aan het verzoek om de administratie van de stash te overleggen, houdt de onderneming op te bestaan. (…).”
In hoger beroep heeft belanghebbende rapporten van diverse bedrijfsbezoeken overgelegd over de periode 21 mei 2008 tot en met 14 juli 2013. In het rapport van 9 april 2009 van het bedrijfsbezoek van 1 april 2009 staat onder meer:
“9 Administratie softdrugs
Voor de goede orde wijzen wij belastingplichtige erop dat de administratie controleerbaar moet zijn overeenkomstig artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. (zie bijlage 1) Artikel 52, lid 1 AWR spreekt van het voeren van een administratie naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandige beroep of die werkzaamheid. Om de omvang en inhoud van de administratie te bepalen moet bekend zijn wat de informatiebehoefte van de geobjectiveerde ondernemer is. De inhoud van de administratie wordt bepaald door de aard en de hoeveelheid informatie die nodig is om de bedrijfsprocessen binnen een onderneming te beheersen. Hieruit volgt dat de informatiebehoefte in beginsel op objectieve wijze dient te worden vastgesteld. De subjectieve inzichten van de ondernemer zijn niet doorslaggevend, het gaat om de geobjectiveerde ondernemer.
Als het gaat om het op iedere moment kunnen controleren of de theoretische voorraad aansluit bij de werkelijke voorraad dan zal niet alleen elke inkoop in hoeveelheden maar ook elke verkoop moeten worden geregistreerd. Dit is de behoefte van de geobjectiveerde ondernemer die personeelsleden heeft die bij de voorraad kunnen. Dit geldt ook voor de contante geldstromen binnen de onderneming waarbij het personeel betrokken is.
Een controleerbare administratie moet tenminste bevatten:
- Datum;
- Soort cannabis;
- Ingekochte hoeveelheid;
- Inkoopprijs;
- Beginvoorraad per soort in grammen en/of in zakjes;
- Bijvullingen en inkopen per soort in grammen en/of in zakjes;
- Verkopen per soort in grammen en/of zakjes per transactie;
- Eindvoorraad per soort in grammen en/of in zakjes;
- Representatief eigen gebruik per soort in grammen en/of in zakjes;
- Verleende kortingen per soort in grammen en/of in zakjes;
- Snijverlies per soort in grammen;
- Totaalkolom verkocht in hoeveelheid grammen en/of in zakjes met de totale verkoopwaarde.
Bovendien dient de voorraad softdrugs per 31 december tot uitdrukking te komen op de balans. De kosten die betrekking hebben op het bewaren of versnijden van de softdrugs mogen niet in de inkoopwaarde worden opgenomen of rechtstreeks ten laste worden gebracht van de brutowinst. Deze kosten dienen afzonderlijk te worden geboekt.
Hof Amsterdam 18 mei 2005 : “meer in het bijzonder mag van een coffeeshophouder in redelijkheid worden verwacht dat hij door middel van dagstaten zowel in hoeveelheden als in geld bijhoudt welke bedragen terzake van de inkoop van cannabisproducten op welke data zijn uitgegeven en dat hij een hierop aansluitende kas- en voorraadadministratie voert” met andere woorden van iedere inkoop softdrugs moet worden vastgelegd de datum van de inkoop, de soort, de hoeveelheid, de prijs en de betaaldatum;
en
de volledige voorraad softdrugs per 31 december / 1 januari moet worden bepaald. Het gaat hierbij niet alleen om de voorraad in de shop / verkoopruimte maar om de totale voorraad. Belastingplichtige dient bij de voorraadopname de hoeveelheden per soort te noteren (denk ook aan de hoeveelheid kant-en-klare joints en het eventueel aanwezige gruis / afval).
De ondernemer die om persoonlijke redenen geen volledige sluitende goederen en geldbeweging softdrugs bijhoudt terwijl in zijn onderneming veel contante ontvangsten en uitgaven plaatsvinden, gedraagt zich niet als een geobjectiveerde ondernemer. Belastingplichtige voldoet in dat geval niet aan de administratieve verplichtingen van artikel 52 AWR hetgeen tot gevolg kan hebben dat bij fiscale procedures de bewijslast bij hem / haar komt te liggen.”
De geciteerde passage is ook in rapporten van latere bedrijfsbezoeken opgenomen.
In de coffeeshop is in de periode tussen 25 februari 2009 en 12 december 2012 gebruik gemaakt van een kassa. Deze kassa is na de aanschaf van een nieuwe kassa op zolder bewaard. De Inspecteur heeft van de oude kassa een Z2-afslag gemaakt, nummer 6. De Inspecteur heeft uit de administratie van belanghebbende afgeleid dat Z2-afslag nummer 5 op 14 april 2011 is gemaakt. Op de Z2-afslag nummer 6 is als pinontvangst € 493.719,12 vermeld. Volgens de Inspecteur komt dit bedrag overeen met de pinontvangst die in dezelfde periode in de administratie is geboekt. Op de Z2-afslag nummer 6 is als omzet cannabis € 2.626.718 vermeld, terwijl volgens de Inspecteur de in de administratie verantwoorde omzet cannabis in deze periode € 1.883.766 bedraagt. Een afdruk van de Z2-afslag behoort tot de gedingstukken.
3 Geschil en standpunten van partijen
In geschil is of de informatiebeschikking terecht is gehandhaafd voor de omzetbelasting en de loonheffingen over de tijdvakken gelegen tussen 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2009 en voor de IB/PVV en ZVW over de jaren 2008 en 2009.
Belanghebbende erkent dat aan de administratie een formeel gebrek kleeft. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de door de Inspecteur in de administratie geconstateerde omissies van dermate gering materieel belang zijn dat zij omkering van de bewijslast niet kunnen rechtvaardigen. Voorts heeft de Inspecteur bij belanghebbende het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat de wijze waarop zij haar administratie voert, akkoord was bevonden. Indien het Hof van oordeel is dat de informatiebeschikking terecht is genomen, wil belanghebbende een termijn om alsnog aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen te voldoen.
De Inspecteur neemt de tegenovergestelde standpunten in.