Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5322, 16/00825
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5322, 16/00825
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 juni 2017
- Datum publicatie
- 28 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:5322
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:460
- Zaaknummer
- 16/00825
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Bron van inkomen? Jarenlange negatieve resultaten. Kunstenaar.
Uitspraak
Belastingkamer
Locatie Arnhem
Nummer: 16/00825
uitspraakdatum: 27 juni 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 juni 2016, nummer 15/1808 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.713 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.940. Ook is bij beschikking € 622 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 20 februari 2015 de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 7 juni 2016 het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2017 te Arnhem. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [A] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [B] en mr. [C] .
Ter zitting heeft belanghebbende een afschrift van de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 januari 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BY9824, overgelegd. Dit stuk is ook aan verweerder verstrekt die hierop ter zitting heeft gereageerd.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is in 1991 betrokken geweest bij een ongeval. In verband hiermee heeft [D] in 2004 aan belanghebbende een schadevergoeding toegekend van in totaal € 503.385,56.
In 1993 is de echtgenote van belanghebbende, mevrouw [E] , betrokken geweest bij een ongeval. Hierdoor is zij invalide geraakt en behoeft zij verzorging.
Belanghebbende verricht activiteiten als beeldend kunstenaar onder de naam ‘ [F] ’. In de jaren 2005 tot en met 2014 heeft belanghebbende voor de IB/PVV aangifte gedaan van de volgende verliezen uit onderneming (voor ondernemersaftrek):
2005 € -/- 9.081
2006 € -/- 18.596
2007 € -/- 25.665
2008 € -/- 16.102
2009 € -/- 33.025
2010 € -/- 15.837
2011 € -/- 14.300
2012 € -/- 17.175
2013 € -/- 13.051
2014 € -/- 7.842
Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.120. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ondernemer is voor de inkomstenbelasting ter zake van zijn kunstenaarsactiviteiten waaronder de (online) [J] . Belanghebbende heeft in zijn aangifte opgenomen een verlies uit onderneming voor ondernemersaftrek van € -/- 14.300, bestaande uit omzet ten bedrage van € 35.295 en kosten ten bedrage van € 49.595. Verder heeft belanghebbende een aftrekpost specifieke zorgkosten ten bedrage van € 5.009 opgenomen. Die zorgkosten bestaan uit extra vervoerskosten wegens invaliditeit ten bedrage van € 5.469, extra uitgaven voor kleding en beddengoed ten bedrage van € 600 en medicijnen op doktersvoorschrift € 31 (totaal aan specifieke zorgkosten ad € 6.100 -/- drempelbedrag ad € 1.091 = € 5.009).
In het jaar 2005 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst zonder einddatum gesloten over de aftrek van extra vervoerkosten wegens invaliditeit. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“Belanghebbende legt zich erbij neer dat in de aanslagen vanaf 2003 de aftrek voor kosten eigen vervoer zal worden berekend op de bij de Belastingdienst gebruikelijke wijze. Dat is door van de werkelijke door belanghebbende gemaakte kosten af te trekken de kosten die een groep van qua inkomen, vermogenspositie en gezinssamenstelling vergelijkbare gezonde (niet gehandicapte) belastingplichtigen maakt, berekend op basis van door het CBS vastgestelde kosteninformatie. De eigen brandstofkosten zal belanghebbende voor 2003 en 2004 berekenen op dezelfde wijze als voor 2002, voor de jaren daarna aan de hand van brandstofnota’s. De eigen afschrijvingskosten zal belanghebbende vanaf 2003 berekenen op basis van vijf jaar afschrijving en een restwaarde van 10% of, voorzover reeds te bepalen, op basis van de werkelijke afschrijvingskosten.”
De Inspecteur heeft in zijn uitspraak op bezwaar van 9 april 2010 inzake de aanslag IB/PVV 2005 het volgende opgemerkt over de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst:
“In het hoorgesprek van 6 april 2010 heeft u aangegeven dat er op zijn minst rekening gehouden zou moeten worden met de autokosten op basis van een gesloten vaststellingsovereenkomst n.a.v. een mediation. T.a.v. dit punt wil ik opmerken dat er als gevolg van de mediation inderdaad rekening is gehouden met een gedeelte van de autokosten. Op dat moment was echter niet bekend dat een gedeelte van de door u ontvangen schadevergoeding specifiek is verleend voor geleden en te lijden materiële schade. Op oude jaren is niet teruggekomen maar voor de nog vast te stellen aanslagen is het standpunt ingenomen dat ook de autokosten konden worden bestreden uit de ontvangen schadevergoeding. Dit impliceert dat er voor het jaar 2005 terecht geen aftrek voor autokosten is verleend.”
De Inspecteur heeft in zijn uitspraak op bezwaar van 3 april 2012 inzake de aanslag IB/PVV 2008 het volgende opgemerkt over de persoonsgebonden aftrek:
“Extra vervoerskosten i.v.m. invaliditeit
U geeft aan dat de Belastingdienst u pas eind 2010 heeft laten weten dat u geen vertrouwen meer kunt ontlenen aan de vaststellingsovereenkomst uit 2005 inzake extra vervoerskosten. Ik ben van mening dat u dit in 2007 al kenbaar is gemaakt, maar kennelijk niet expliciet genoeg. Bij nader inzien wil ik u op dit punt tegemoet komen, in die zin dat ik tot en met het jaar 2010 de vaststellingsovereenkomst uit 2005 zal volgen. Om verdere onduidelijkheid te voorkomen deel ik u mee dat een vaststellingsovereenkomst éénzijdig kan worden opgezegd. Ik heb het beroep op het vertrouwensbeginsel opgezegd, omdat ik van mening ben dat er destijds geen of onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat uw schade-uitkering ook bedoeld is ter bestrijding van ziektekosten. Hierdoor is er naar mijn mening geen sprake van drukkende uitgaven. Met ingang van het jaar 2011 zullen alle ziektekosten, dus ook de vervoerskosten, volgens de wettelijke bepalingen worden beoordeeld.”
Belanghebbende heeft in zijn brief van 13 april 2012, voor zover hier van belang, het volgende geschreven over een hoorgesprek met de Inspecteur dat op 20 oktober 2010 heeft plaatsgevonden:
“U stelt n.a.v. de extra vervoerskosten i.v.m. invaliditeit, op pagina 2, 3e alinea van uw brief van 3 april 2012: ‘U geeft aan dat de Belastingdienst u pas eind 2010 heeft laten weten dat u geen vertrouwen meer kunt ontlenen aan de vaststellingsovereenkomst uit 2005 inzake de extra vervoerskosten. Ik ben van mening dat u dit in 2007 al kenbaar is gemaakt, maar kennelijk niet expliciet genoeg.’ Ik blijf echter van mening dat u mij pas eind 2010 tijdens het horen hebt meegedeeld dat de belastingdienst eenzijdig de vaststellingsovereenkomst zou verbreken. Graag zie ik dan ook bewijs tegemoet waarin expliciet staat vermeld dat mij in 2007 een eenzijdig opzeggen van de vaststellingsovereenkomst al kenbaar is gemaakt. Gezien het feit dat de belastingdienst interne verslagen dient te maken van klantencontact moet het voor u niet moeilijk zijn dit bewijs te overleggen.”
Met dagtekening 10 maart 2014 heeft de Inspecteur een brief geschreven aan belanghebbende wat betreft het voornemen tot afwijking van de door belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV 2011. In deze brief is onder meer het volgende geschreven:
“Voornemen afwijking van de aangifte
(…)
Winst uit onderneming
Het verlies uit onderneming wordt niet geaccepteerd omdat er mijn inziens geen sprake is van een bron van inkomen gezien de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem d.d. 21 februari 2012 nrs 11/00118 en 11/00119 alsmede het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2012 nr 12/01344. Ik ben van plan om op dit punt van de aangifte af te wijken met een bedrag van € 12.584.
Persoonsgebonden aftrek
In de aangifte hebt u voor specifieke zorgkosten € 5.009 afgetrokken. De in aftrek gebrachte ziektekosten ten aanzien van uzelf komen niet voor aftrek in aanmerking omdat deze kosten niet op u drukken. Alle kosten die verband houden met ziekte en invaliditeit kunnen worden bestreden uit het door [D] beschikbaar gestelde bedrag. Ik verwijs u naar de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 23 maart 2011 nr. 10/0034.
De kosten voor extra beddengoed ten behoeve van uw echtgenote komen niet voor aftrek in aanmerking omdat niet aannemelijk is dat uw echtgenote in verband met ziekte extra uitgaven heeft gedaan, dat wil zeggen uitgaven die uitgaan boven het bedrag dat een niet-zieke, doch qua inkomen en gezinssamenstelling vergelijkbare belastingplichtige, aan beddengoed pleegt uit te geven.
De vervoerskosten laat ik niet in aftrek toe. De vaststellingsovereenkomst uit 2005 (welke is gevolgd tot eind 2010) is met in gang van 1 januari 2011 opgezegd. Ik verwijs u naar het brief van 3 april 2012, inzake bezwaar 2008.
Na bovengenoemde correcties komen de overige uitgaven voor ziektekosten (€ 31 voor medicijnen op doktersvoorschrift) niet meer boven het drempel uit. De persoonsgebonden aftrek stel ik vast op € 0. Ik ben van plan om op dit punt van de aangifte af te wijken met € 5.009.”
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de onder 2.9 weergegeven correcties. Hij heeft gereageerd bij brief van 14 maart 2014.
Met dagtekening 24 oktober 2014 is de definitieve aanslag IB/PVV 2011 opgelegd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 35.713. Hierbij zijn het verlies uit onderneming (na ondernemersaftrek) ten bedrage van € 12.584 en de persoonsgebonden aftrek ten bedrage van € 5.009 gecorrigeerd.
Belanghebbende heeft bij brief van 3 maart 2016 gericht aan de Inspecteur nog een extra aftrekpost aan specifieke zorgkosten geclaimd, namelijk nagekomen zorgkosten van Thuiszorg [G] ten bedrage van € 207,73. Deze kosten zijn eveneens niet in aftrek toegelaten.
De Rechtbank heeft, voor zover hier van belang, geoordeeld dat de activiteiten van belanghebbende als beeldend kunstenaar niet kunnen worden aangemerkt als een bron van inkomen en dat belanghebbende niet kan worden aangemerkt als ondernemer. Er kan voor het jaar 2011 daarom geen verlies uit onderneming in aanmerking worden genomen, aldus de Rechtbank. Voorts is de tussen partijen in 2005 gesloten vaststellingsovereenkomst naar het oordeel van de Rechtbank rechtsgeldig opgezegd. Gelet hierop en op de omstandigheid dat de door belanghebbende gemaakte vervoerskosten van € 5.469 niet hoger zijn dan die van met belanghebbende vergelijkbare belastingplichtigen zonder ziekte, zijn deze vervoerskosten terecht niet in aftrek toegelaten, aldus de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek van belanghebbende om een schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht afgewezen.
3 Geschil
In geschil is of de aanslag IB/PVV 2011 en de beschikking heffingsrente tot het juiste bedrag zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of:
- de activiteiten van belanghebbende als kunstenaar een bron van inkomen, namelijk winst uit onderneming, vormen. Meer in bijzonder ligt de vraag voor of in 2011 de objectieve verwachting bestond dat met deze activiteiten redelijkerwijs voordeel kon worden behaald;
- de Inspecteur de in 2005 tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd;
- belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding indien vraag 2 ontkennend wordt beantwoord, en
- belanghebbende recht heeft op aftrek van persoonsgebonden aftrek wegens specifieke zorgkosten (te weten extra vervoerskosten wegens invaliditeit, uitgaven kleding en beddengoed, medicijnen op doktersvoorschrift en thuiszorgkosten)
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2011 tot op een opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.120 (conform de ingediende aangifte) en tot overeenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente.
Belanghebbende verzoekt tevens tot veroordeling van de Inspecteur tot vergoeding van schade.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.