Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5323, 16/00816

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5323, 16/00816

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 juni 2017
Datum publicatie
28 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:5323
Formele relaties
Zaaknummer
16/00816

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting. Overdracht onroerende zaak. Kantoorgebouw. Tarief woning? Verbouwing. Vergrijpboete terecht?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 16/00816

uitspraakdatum: 27 juni 2017

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 mei 2016, nummer AWB 15/168, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 27 januari 2014 een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van € 95.302. Bij beschikkingen is een bedrag van € 318 aan belastingrente berekend en is een vergrijpboete opgelegd van € 47.651.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De onderneming van belanghebbende bestaat volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel uit het “participeren in beleggingen, onder meer in onroerende zaken”. De heer [A] (hierna: [A] ) is de algemeen directeur en enig bestuurder van belanghebbende.

2.2.

Belanghebbende heeft (als koper) op 8 juli 2013 een koopakte getekend met betrekking tot een appartementsrecht op de 1e en 2e verdieping en twee entreepartijen op de begane grond, plaatselijk bekend te [B] , [a-straat] 77 en 103 (hierna: de onroerende zaak). De koopsom is bepaald op € 2.300.000. In de koopakte is onder meer het volgende opgenomen:

-

paragraaf 5.1: “De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt (...) Het object is koper genoegzaam bekend. Ook de staat van het object is koper genoegzaam bekend.”

-

paragraaf 5.3: “De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: kantoorgebouw. Het verkochte is thans (t/m 30 juni 2013) in gebruik als verhuurd kantoorgebouw dat door verkoper als vastgoedbelegging werd gehouden. Koper zal het verkochte gaan exploiteren tbv te verhuren wooneenheden. Dit geschiedt voor rekening en risico van koper. Verkoper staat alleen in voor de bestemming en de gebruiksmogelijkheden zoals deze blijken uit het vigerend bestemmingsplan (…) Het betreft een kantoorgebouw uit ca. 1965 dat qua techniek, installaties, energienormering, etc uitgevoerd is conform een gebouw uit dat bouwjaar. Koper is hiermee bekend.”

-

paragraaf 5.4: “Koper heeft het gekochte van binnen en buiten geïnspecteerd (…) Koper heeft desgewenst het recht om het gekochte van binnen en van buiten te inspecteren voor de notariële overdracht.”

-

paragraaf 6.1: “De feitelijke levering en aanvaarding vindt plaats op datum akte notariële overdracht. (…) Het verkochte wordt overgedragen onder gestanddoening van de volgende huurovereenkomsten: - Met Stichting [C] (vanaf 1 juli 2013)”

-

paragraaf 17.4: “Het verkochte wordt opgeleverd in de huidige staat. As-it-is. Zoals ook omschreven in de huurovereenkomst tussen verkoper en Stichting [C] . Partijen genoegzaam bekend.”

2.3.

Bij notariële akte van 1 augustus 2013 heeft de levering plaatsgevonden. In deze akte is verwezen naar de koopakte van 8 juli 2013. Hierbij heeft de notaris namens belanghebbende op aangifte een bedrag van € 47.651 aan overdrachtsbelasting voldaan, waarbij een tarief van twee percent van de koopsom is gehanteerd. In de notariële akte is, onder meer, het volgende opgenomen:

- paragraaf 1.1: “In deze akte wordt verstaan onder (…) 7. Verkochte: De erfpacht voor bepaalde tijd, ingegaan op (…) (21-03-1968) en eindigend op (…) (20-03-2043) (…) van het appartementsrecht, (…), omvattende:

a. het (…) (301.980/607.050ste) onverdeeld aandeel in de erfpacht, van het perceel grond (…), met de rechten van de erfpachter op de op die grond aanwezige opstallen; en

b. het recht op het uitsluitend gebruik van de ruimte en trappenhuizen en toebehoren op de eerste en tweede verdieping, plaatselijk bekend te [B] , [a-straat] 77 en 103.”

-

paragraaf 4.3: “Koper verklaart dat het Verkochte per heden uit wooneenheden bestaat en dat mitsdien het Verkochte een woning betreft, zodat het bijzondere tarief van twee procent (2%) overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 14 lid 2 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer van toepassing is.”

-

paragraaf 6.2 (onderdeel van artikel 6, ‘Bijzondere lasten en beperkingen. Verkrijging van het Verkochte door Verkoper’): “E. BIJZONDERE ERFPACHTBEPALINGEN TERZAKE VAN DE UITBREIDING

I. Op de uitbreiding zijn van toepassing de navolgende bijzondere bepalingen, opgenomen in de akte van uitgifte, verleden (…), op acht en twintig november negentienhonderd negen en zestig, (…)

Bedoelde bepalingen luiden woordelijk als volgt:

1. De uitgifte is geschied voor een tijdvak van vijf en zeventig jaren; de uitgifte is geschied met ingang van éénentwintig maart negentienhonderdachtenzestig, (..)

(…)

13. Artikel 22 van de Algemene Erfpachtsvoorwaarden dient gelezen te worden als volgt: De in erfpacht uit te geven grond is bestemd voor de stichting en instandhouding van een wijk- en winkelcentrum, bestaande uit vier en twintig duizend éénhonderd drie en dertig vierkante meter bruto winkelvloeroppervlakte, alsmede zesduizend achthonderd vier en zeventig vierkante meter bruto kantooroppervlakte. Wijziging van deze bestemming is alleen mogelijk met toestemming van Burgemeester en Wethouders, (…)

II Daarnaast zijn op de uitbreiding nog van toepassing de navolgende bijzondere bepalingen, opgenomen in voormelde akte van uitgifte, verleden (…) op zevenentwintig juni negentienhonderdvijfennegentig, (…):

(…)

Artikel 7

Bestemming en gebruik

1. De registergoederen (…) (is grond aan de [a-straat] , al in erfpacht uitgegeven maar nu gebruikt voor uitbreiding vierkante meter B.V.O.) zijn bestemd voor de bouw en instandhouding van winkelruimte, ruimte voor dienstverlening, horecaruimte en kantoor (…)

2. Na de bebouwing en inrichting dient het perceel grond met opstallen uitsluitend te worden gebruikt als winkelcentrum (inclusief horeca) en ruimte voor dienstverlening casu quo kantoorruimte.”

- paragraaf 7.2: “Verkoper garandeert Koper dat het Verkochte is verhuurd, overeenkomstig het bepaalde in de Koopovereenkomst, aan Stichting [C] , voor een huidige huurprijs van veertien duizend euro (€ 14.000) per maand.”

2.4.

Namens het College van B&W van Utrecht is ter zake van het gebruik van de onroerende zaak bij brief van 8 februari 2013 het volgende geschreven: “Bij deze verleen ik toestemming om het gebruik, van het recht van erfpacht met betrekking tot het perceel [a-straat] 77 en 103, (…) gelegen op de 1e en 2e verdieping en thans in gebruik als kantoorruimte, te wijzigen naar woonruimte.”, en in aanvulling daarop bij brief van 21 februari 2013 het volgende: “Hierbij ontvangt u formeel de goedkeuring voor wijziging van het gebruik van het recht van erfpacht met betrekking tot bovengenoemde appartementsrecht. Deze wijziging in gebruik dient notarieel te worden vastgelegd in een akte van wijziging van het gebruik van het recht van erfpacht.”

2.5.

De verkoper van de onroerende zaak, [D] CV, en de Stichting [C] hebben op 15 februari 2013 een huurovereenkomst getekend, met ingangsdatum 1 juli 2013. In de huurovereenkomst is bepaald dat de onroerende zaak een kantoorruimte betreft. Tevens is in de huurovereenkomst vastgelegd dat Stichting [C] het gehuurde mag gebruiken voor het verhuren van woonruimte voor studenten. [A] is bestuurder van deze stichting.

2.6.

Aan Stichting [C] is ter zake van de onroerende zaak namens het College van B&W van Utrecht bij brief van 20 juni 2013 het besluit Omgevingsvergunning (het besluit) gezonden. In deze brief is onder meer het volgende geschreven:

“Uw aanvraag voor het verbouwen van een kantoorpand naar een pand met kamerverhuur (95 kamers) gaat over de volgende activiteiten:

- Bouw

- Afwijken van de Bestemming

Wij besluiten de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. (…)”

In een bij het besluit meegestuurde bijlage is onder meer geschreven:

Het volgende is besloten:

- Af te wijken van (…) de bij het bestemmingsplan “Overvecht, Noordelijke stadsrand” behorende voorschriften (…). Deze afwijking wordt verleend aangezien het voorzieningenniveau in het plan voldoende is, nl. 1 (een) douche, 1 (een) toilet en 1 (een) keuken voor 5 (vijf) kamers. (…)”

2.7.

In de door de Inspecteur overgelegde persberichten staat vermeld dat de onroerende zaak tot 1 juli 2013 gehuurd werd door een zorginstelling.

2.8.

Tot de stukken van het geding behoren ook de bij het besluit behorende bouwtekeningen van de onroerende zaak. Deze bouwtekeningen betreffen de tekeningen van de “bestaande situatie” van de begane grond, de eerste verdieping en de tweede verdieping, alsmede de tekeningen van de “nieuwe situatie” van deze verdiepingen. De bestaande situatie betreft de situatie vóór de verbouwing, waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd. Op de verdiepingen zijn kantoorruimten ingetekend, aangemerkt als ”kantoor” en “vergaderruimte”, met per verdieping op twee centrale plekken, bij de hal, waarvan in één geval bij de lift, een toilettenblok en één douche. Op de eerste verdieping is een als zodanig genoemde “pantry” ingetekend en op de tweede verdieping een “keuken”. De nieuwe situatie betreft de situatie waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd. Naast het hiervoor genoemde toilettenblok en douche op de genoemde centrale plekken, bestaan de verdiepingen uit (kleinere) kamers, waarbij vermeld “Kamer (nummer) Max 1 persoon”, met per clusters van vier tot acht (studenten)kamers een gedeelde keuken en sanitaire voorzieningen (douche en toilet). Op de tot de gedingstukken behorende tekeningen zijn per verdieping acht clusters, als hiervoor bedoeld, ingetekend.

2.9.

De Inspecteur heeft op 12 september 2013 een waarneming ter plaatse verricht, in het bijzijn van [A] en de gemachtigde van belanghebbende. Van deze waarneming heeft de Inspecteur een rapport opgemaakt, waarin is vermeld dat circa 70 percent van de onroerende zaak zich in oude staat bevindt, waarbij zich in de onroerende zaak enige toiletgroepen, een drietal keukenblokken en één douchegelegenheid bevonden. Aan de resterende circa 30 percent van de onroerende zaak waren volgens het rapport sloop- en verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd, maar geen van de wooneenheden was gereed. Als bijlage bij het rapport zijn foto’s van de onroerende zaak gevoegd die zijn genomen ten tijde van de bezichtiging op 12 september 2013.

2.10.

Tot de gedingstukken behoren huurovereenkomsten waaruit blijkt dat clusters van kamers zijn verhuurd per 16 november 2013, 16 december 2013 en 1 januari 2014.

2.11.

Bij brief van 13 oktober 2013 heeft de Inspecteur aan de gemachtigde van belanghebbende een kennisgeving gestuurd van een op te leggen naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en boete. Met dagtekening 27 januari 2014 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van € 95.302, berekend naar een tarief van zes procent van de koopsom. Gelijktijdig zijn bij beschikkingen een bedrag van € 318 aan belastingrente berekend en een vergrijpboete opgelegd van € 47.651.

2.12.

In antwoord op vragen van de Inspecteur heeft de gemachtigde van belanghebbende op 15 juli 2014 per e-mail aan de Inspecteur een reactie van [A] gestuurd, waarin het volgende is vermeld:

“Ik heb circa 2 weken voor transportdatum de sleutels gekregen van de eigenaar , we hebben toen helaas geen opleveringsrapport gemaakt.

Ik ben direct aan de slag gegaan om het pand Bouwbesluittechnisch en feitelijk geschikt te maken voor bewoning door de douche aan te leggen en een aanvang te nemen met de verdere renovatie.

Dat was ook het uitgangspunt, zorgen dat het pand voor 1 augustus 2013 voldeed aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan een woonfunctie en zorgen dat het feitelijk geschikt was voor bewoning.

Ik kan niet aangeven wat de kosten voor 1 augustus 2013 precies geweest zijn. We hebben geen bouwbestek maar de aard van de verbouwing is op gericht het geheel in goede staat van onderhoud te brengen (stukwerk, schilderwerk), aanbrengen laminaat door het gehele gebouw, het verbeteren van de indeling en het aanbrengen van extra sanitaire voorzieningen om het comfort voor de bewoners te vergroten.

De verbouwingskosten bedroegen in 2013 EUR 310.000, ook in 2014 zijn nog kosten gemaakt.”

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en beschikkingen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de onroerende zaak kan worden aangemerkt als een woning in de zin van artikel 14, tweede lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 (hierna: Wbr). Wat betreft de vergrijpboete spitst het geschil zich verder toe op de vraag of het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is voldaan en of sprake is van een pleitbaar standpunt.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vernietiging van de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en de beschikkingen.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing