Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5400, 16/00048

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5400, 16/00048

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 juni 2017
Datum publicatie
28 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:5400
Formele relaties
Zaaknummer
16/00048

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning. Gemeente slaagt in bewijslast.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 16/00048

uitspraakdatum: 27 juni 2017

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 december 2015, nummer AWB 14/8567, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zaltbommel (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2014 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 1a te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2011 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op € 277.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2012 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 269,79.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 december 2015 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede [A] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [B] (taxateur).

1.7

De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de onder 1.1 genoemde onroerende zaak. Daartoe behoort een woonhuis voorzien van – onder meer – fitnessruimte, sauna en zwembad en met serre en aanbouw. De inhoud van de woning is ongeveer 623 m³ en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 655 m². Het bouwjaar van de woning is 1998. De aanbouw dateert van 2008.

2.2

De onroerende zaak is in het bestemmingsplan “Buitendijks gebied” van de gemeente Zaltbommel opgenomen met bestemming “bedrijfsbebouwing” en met een nadere aanduiding “horeca”. Oorspronkelijk zou de onroerende zaak ten dienste staan van een op een afzonderlijke kavel naastgelegen – niet door belanghebbende geëxploiteerd – restaurant. Later zijn restaurant en woning gesplitst. De onroerende zaak is door de restauranteigenaar aan de besloten vennootschap (hierna: BV) van belanghebbende verkocht.

2.3

De bestemming “bedrijfsbebouwing” met nadere aanduiding “horeca” houdt in dat de onroerende zaak alleen voor horeca en als bedrijfswoning met relatie tot horeca mag worden gebruikt.

2.4

Belanghebbende heeft de aandelen van de BV waarbij de eigendom van de onroerende zaak berustte, gekocht, en – op verzoek van de hypotheekverstrekker – overgebracht naar privé. Belanghebbende was voornemens in de onroerende zaak een zogenaamde “bed and breakfast” met negen appartementen te gaan exploiteren, doch door wijziging van een concept voorontwerp bestemmingsplan konden deze plannen geen doorgang vinden.

2.5

In de onroerende zaak is – slechts – de exploitatie toegestaan van een horecaonderneming voor het nuttigen van spijzen en dranken ter plaatse annex bedrijfswoning bij horeca. Medewerking aan een bestemmingswijziging op basis van artikel 32, lid 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, is door de gemeente Zaltbommel bij brief van 26 november 2008 aan belanghebbende geweigerd. In strijd hiermee is de onroerende zaak op waardepeildatum (en toestandsdatum) bij belanghebbende in gebruik als burgerwoning.

2.6

De heffingsambtenaar heeft begin 2012 bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 1a te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2011 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op € 277.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2012 (OZB) met aanslagbiljetnummer [00000] voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 269,79. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, en vervolgens beroep en hoger beroep ingesteld.

2.7

Het Hof heeft op 19 november 2013 in die zaak uitspraak gedaan, de WOZ-beschikking over het kalenderjaar 2012 vernietigd en de zaak terugverwezen naar de heffingsambtenaar met de opdracht om de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2011, met inachtneming van de juiste informatie en uitgangspunten, opnieuw vast te stellen (nr. 13/00587, ECLI:NL:GHARL:2013:8813). Beide partijen hebben in de uitspraak van het Hof berust.

2.8

Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof heeft de heffingsambtenaar bij brief van 7 januari 2014 aan belanghebbende met dagtekening 30 december 2013 een creditnota gezonden voor de aanslag gemeentelijke belastingen met aanslagbiljetnummer [00000] , daarbij de heffingsgrondslag op nul gesteld en het bedrag van de verschuldigde OZB eveneens. In de brief heeft de heffingsambtenaar onder meer het volgende opgenomen:

“(….) De rechter heeft in hoger beroep bepaald dat de WOZ-beschikking moet worden vernietigd en dat de waarde opnieuw moet worden vastgesteld. Aan deze uitspraak zal ik dan ook voldoen zodat u hierbij eveneens de creditnota van deze WOZ-beschikking aantreft. Binnenkort kunt u een nieuwe WOZ-beschikking per waardepeildatum 1 januari 2011 tegemoet zien. (…)”

Op de creditnota staat onder meer vermeld:

“Belastingsoort Omschrijving Grondslag oud Grondslag nieuw Verminderingsbedrag

OZBEW [a-straat] 1A [Z] 277.000 0 269,79

WOZB [a-straat] 1A [Z] 277.000 0”

2.9

Op 28 februari 2014 heeft de heffingsambtenaar over het kalenderjaar 2012 een nieuwe aanslag OZB en de daarop vermelde WOZ-beschikking aan belanghebbende verzonden – nu met aanslagbiljetnummer [00001] – waarbij de waarde van de onroerende zaak (wederom) is vastgesteld op € 277.000 en de aanslag OZB op € 269,79.

2.10

De tegen de nieuwe voor het jaar 2012 vastgestelde WOZ-beschikking en OZB-aanslag gerichte bezwaren van belanghebbende, zijn door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 3 december 2014, afgewezen. Het daartegen gerichte beroep van belanghebbende is door de Rechtbank bij uitspraak van 8 december 2015 ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft daartegen hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de heffingsambtenaar terecht een nieuwe aanslag heeft opgelegd, en zo ja, of de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld.

3.2

Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar weigert uitvoering te geven aan de uitspraak van het Hof van 19 november 2013, waarin hem is opgedragen de waarde van de onroerende zaak opnieuw vast te stellen met inachtneming van de juiste informatie en uitgangspunten. Verder is – aldus belanghebbende – de waarde te hoog vastgesteld.

3.3

De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat correct uitvoering is gegeven aan de uitspraak van het Hof van 19 november 2013, en dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de heffingsambtenaar en primair tot vaststelling van de waarde van de onroerende zaak op nihil en subsidiair op € 50.000.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing