Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6970, 16/01149
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6970, 16/01149
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 augustus 2017
- Datum publicatie
- 25 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:6970
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1399, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 16/01149
Inhoudsindicatie
OB. Gemeente. Terbeschikkingstelling gymnastieklokalen. Investeringsgoederen. Herziening voorbelasting. Etikettering.
Uitspraak
Belastingkamer
locatie Arnhem
nummer 16/01149
uitspraakdatum: 15 augustus 2017
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de gemeente [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 augustus 2016, nummer ARN 15/4187, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak december 2012 bij beschikking een teruggaaf omzetbelasting verleend.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende, een gemeente, heeft in 2006 en 2007 in totaal vier gymnastieklokalen in gebruik genomen. De gymnastieklokalen maken deel uit van multifunctionele accommodaties. Deze accommodaties bieden ook onderdak aan onderwijsinstellingen en andere voorzieningen. Belanghebbende heeft ter zake van de bouw van de multifunctionele accommodaties geen voorbelasting in aftrek gebracht.
Belanghebbende stelt de gymnastieklokalen aanvankelijk voor 40% om niet ter beschikking aan de onderwijsinstellingen voor bewegingsonderwijs en voor 60% tegen vergoeding aan sportverenigingen.
Belanghebbende is in 2009 met de Inspecteur overeengekomen dat zij de gymnastieklokalen tegen vergoeding aan de onderwijsinstellingen ter beschikking stelt, terwijl zij aan de onderwijsinstellingen een subsidie verstrekt ter grootte van de vergoeding (een kasrondje). In het verslag van de bespreking van 30 juni 2009 staat hierover het volgende:
“4. Facturering gebruik sportaccommodaties door het openbaar onderwijs en de subsidiëring hiervan door de gemeente (kasrondje)
Het Openbaar (primair en voortgezet) Onderwijs is ondergebracht in afzonderlijke stichtingen. Sportaccommodaties worden (deels) om niet gebruikt door openbare scholen. De inkoop-BTW van de sportaccommodaties kan daardoor niet voor het aan dit gebruik toe te rekenen deel verrekend worden met de Belastingdienst.
De belastingdienst kan instemmen met het zogenaamde kasrondje ofwel het Openbaar Onderwijs wordt voor het gebruik van de sportaccommodaties een vergoeding verhoogd met omzetbelasting in rekening gebracht. Deze vergoeding wordt vervolgens door de gemeente gesubsidieerd. Dit is een inmiddels landelijk geaccepteerde handelwijze. Het voordeel van deze handelwijze is, dat geen complexe berekeningen meer behoeven te worden gemaakt voor de niet te verrekenen inkoop-BTW sportaccommodaties met de Belastingdienst.”
Belanghebbende heeft het kasrondje per 1 januari 2010 ingevoerd.
Bij brief van 26 mei 2010 heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht een teruggaaf van omzetbelasting te verlenen voor de periode 2006 tot en met 2009. De Inspecteur heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding doch niettemin ambtshalve een teruggaaf verleend van 60% van de voorbelasting op de bouw van de gymnastieklokalen, zijnde € 2.583.289. De Inspecteur heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat geen recht bestaat op aftrek van voorbelasting voor zover de gymnastieklokalen om niet ter beschikking zijn gesteld aan de basisscholen en dat in zoverre geen omzetbelasting is verschuldigd op de voet van artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de integratielevering).
Aan belanghebbende is conform haar aangifte over het tijdvak december 2012 een teruggaaf verleend. In verband met de per 1 januari 2010 ingevoerde werkwijze claimt belanghebbende een aanvullende teruggaaf wegens herziening van de op de aanschaf van de gymnastieklokalen drukkende voorbelasting.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende recht heeft op een aanvullende teruggaaf van € 65.840.