Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7187, 16/01009
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7187, 16/01009
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2017
- Datum publicatie
- 1 september 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:7187
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:518
- Zaaknummer
- 16/01009
Inhoudsindicatie
Leges. Varkensfokbedrijf. Omgevingsvergunning. Onverbindende verordening? Publicatie.
Uitspraak
locatie Arnhem
Nummer 16/01009
uitspraakdatum: 22 augustus 2017
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 29 juni 2016, nummer AWB 15/2179, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Dinkelland (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende bij factuur (hierna: de legesnota) een bedrag aan leges in rekening gebracht welk bedrag hij, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar heeft gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 29 juni 2016 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. [A] als zijn gemachtigde, alsmede [B] namens de heffingsambtenaar.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende exploiteert een varkensfokbedrijf. Hij heeft op 3 september 2010 een aanvraag ingediend voor omgevingsvergunningen voor het bouwen van een zeugenstal, een biggenstal en een kraamzeugenstal. Belanghebbende heeft voor het in behandeling nemen van de aanvraag een bedrag van – in totaal – € 36.401 aan leges voldaan. De omgevings-vergunningen zijn op 28 februari 2011 afgegeven.
Belanghebbende heeft de zeugenstal en de biggenstal gebouwd in afwijking van de verleende vergunningen. Belanghebbende heeft ter zitting toegelicht dat beide stallen volgens de aanvraag in 2010 en de verleende omgevingsvergunning zouden worden uitgevoerd in tweelagenbouw. Zij zijn echter uitgevoerd in één bouwlaag waarbij het zogenoemde dieroppervlak gelijk is gebleven. Dit had een uitbreiding van het oppervlak van de begane grond tot gevolg.
Een aanvraag van 1 augustus 2013 tot wijziging van de verleende vergunningen is wegens het ontbreken van voldoende gegevens buiten behandeling gesteld. Op 13 december 2013 heeft belanghebbende opnieuw een aanvraag ingediend voor omgevingsvergunningen voor de bouw van een zeugenstal, een biggenstal en de uitbreiding van een vleesvarkensstal. In het desbetreffende aanvraagformulier zijn de bouwkosten, exclusief btw, geschat op respectievelijk € 300.000, € 700.000 en € 32.400, ofwel in totaal op € 1.032.400. Bij besluit van 26 september 2014 hebben burgemeester en wethouders van Dinkelland de omgevingsvergunningen geweigerd omdat de bouw in strijd is met het Bouwbesluit. De weigering staat inmiddels onherroepelijk vast.
Gelet op de door belanghebbende opgegeven bouwkosten heeft de heffingsambtenaar, wegens het in behandeling nemen van de aanvraag, een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 19.156,20 welk bedrag, met toepassing van onderdeel 2.3.1.1.4 van de Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2013 (hierna: de Tarieventabel), is berekend over het totaal van de geschatte bouwkosten van € 1.032.400.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de legesnota terecht is vastgesteld, en zo ja of de leges tot een te hoog bedrag in rekening zijn gebracht. Het geschil spitst zich in hoger beroep nog slechts toe op de vraag of de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2013 (hierna: de Legesverordening 2013) verbindende kracht moet worden ontzegd omdat zij niet op de juiste wijze is gepubliceerd en de vraag of bij de berekening van de onderhavige leges rekening moet worden gehouden met de leges die zijn betaald voor het in behandeling nemen van de aanvragen in 2010.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de heffingsambtenaar en de legesnota.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.