Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8561, 16/01039
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8561, 16/01039
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 oktober 2017
- Datum publicatie
- 13 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:8561
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:3730, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 16/01039
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Tbs-regeling. Onzakelijke lening?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 16/01039
uitspraakdatum: 4 oktober 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 juli 2016, nummer AWB 15/4314, ECLI:NL:RBGEL:2016:3730, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 338.114 opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende houdt alle aandelen in [A] BV (hierna: Holding BV). Holding BV is opgericht in november 2007. Holding BV heeft in mei 2008 een derde deel van de aandelen in [B] BV gekocht van de andere aandeelhouders ( [C] (hierna: [C] ) via [D] BV en [E] (hierna: [E] ), via [F] BV). Ook is belanghebbende (on)middellijk voor 1/3 deel aandeelhouder in [G] BV.
Belanghebbende houdt alle aandelen in [H] AG, een te [I] in Zwitserland gevestigde vennootschap. [H] AG houdt 34% van de aandelen in [J] AG, een eveneens in Zwitserland gevestigde vennootschap. De andere aandelen in [J] AG worden gehouden door [C] (via [K] AG, 33%) en [E] (via [L] AG, 33%).
In [B] BV en haar dochtervennootschappen vinden ontwikkelactiviteiten plaats gericht op toepassingen in de bouwsector. Uitvindingen waarvoor octrooien zijn verkregen, worden geëxploiteerd via dochtervennootschappen van [J] AG.
Belanghebbende heeft gelden verstrekt aan Holding BV. Dit is in de jaarrekening van deze vennootschap verantwoord in een rekening-courantverhouding tussen belanghebbende en Holding BV. In de jaren 2007 tot en met 2011 is 4% rente op de vordering op (2007) of schuld aan (2008-2011) belanghebbende bijgeschreven. Het verloop van de rekening-courant is als volgt (in €):
ultimo 2007 vordering Holding BV op belanghebbende |
-/- 672.569 |
ultimo 2008 schuld Holding BV aan belanghebbende |
69.048 |
ultimo 2009 idem |
119.825 |
ultimo 2010 idem |
891.849 |
ultimo 2011 idem |
855.459 |
Holding BV heeft de door belanghebbende ter beschikking gestelde gelden doorgeleend aan verschillende (dochter)vennootschappen. Deze gelden zijn door die vennootschappen besteed aan hun bedrijfsvoering. De vordering van Holding BV op [B] BV bedroeg ultimo 2007 € 586.990. Deze vennootschap heeft de middelen gebruikt voor de verdere ontwikkeling van uitvindingen in de bouwsector.
Ook aan [J] AG zijn gelden doorgeleend, welke zijn gebruikt voor de verdere ontwikkeling en exploitatie van de uitvindingen. In november 2009 heeft deze vennootschap in [I] een bedrijfspand gekocht, welk pand in oktober 2010 aan haar is geleverd. Het in 2010 door belanghebbende aan Holding BV verstrekte bedrag van € 772.024 is voornamelijk doorgeleend aan [J] AG en gebruikt voor de financiering van de helft van de aankoopprijs (CHF 1.400.000) van het bedrijfspand. De andere helft van de koopsom is met een bancaire lening gefinancierd.
Holding BV heeft volgens haar aangiften vennootschapsbelasting in 2008 een winst behaald van € 56.246 en in 2009 van € 194.063 (waarvan € 56.860 resultaat uit deelnemingen). Het eigen vermogen van Holding BV per ultimo 2009 bedraagt volgens de tot de gedingstukken behorende aangifte vennootschapsbelasting voor dat jaar € 2.443.879. Het vermogen is als volgt samengesteld (bedragen in €).
Transportmiddelen |
2.380 |
Eigen Vermogen |
2.443.879 |
Deelnemingen binnenland |
222.469 |
||
RC-vordering [B] BV |
1.472.907 |
||
RC-vordering [J] AG |
946.198 |
Schuld aan belanghebbende |
119.824 |
Vordering Vbp |
42 |
Overige schulden |
222.642 |
Overige vorderingen |
134.585 |
||
Liquide middelen |
7.764 |
||
Totaal |
€ 2.786.345 |
Totaal |
2.786.345 |
Tussen Holding BV enerzijds als geldgever en (onder andere) [B] BV anderzijds als geldnemers is een schriftelijke rekening-courantovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst is namens alle betrokkenen op 12 augustus 2009 door belanghebbende ondertekend. Hierin is vastgelegd dat de rente op de vordering 4% bedraagt, dat de verstrekte gelden op een termijn van drie maanden kunnen worden opgeëist en dat de geldnemers op eerste verzoek passende zekerheid zullen verschaffen.
Tot de gedingstukken behoort een op 17 september 2010 in het Duits opgestelde overeenkomst. Blijkens de aanhef is deze overeenkomst opgemaakt tussen belanghebbende als Darlehensgeber (zijnde 100%-aandeelhouder van [H] AG, die op haar beurt 34% aandeelhouder is van [J] AG), [C] als Darlehensnehmer 1 (zijnde 100%-aandeelhouder van [K] AG, die op haar beurt 33%-aandeelhouder is van [J] AG) en [E] als Darlehensnehmer 2 (zijnde 100%-aandeelhouder van [L] AG, die op haar beurt 33%-aandeelhouder is van [J] AG). In deze overeenkomst is vastgelegd dat de drie partijen hun stemrechten in de aandeelhoudersvergadering van [J] AG zodanig zullen uitoefenen dat eventuele winsten van deze vennootschap eerst zullen worden aangewend voor aflossing van de schuld aan belanghebbende. Pas na aflossing van deze schuld kunnen dividenden worden uitgekeerd. Een vergelijkbare voorrangsbepaling is voor liquidatie getroffen. Volgens een bijlage bij deze overeenkomst bedraagt de schuld op 17 september 2010 CHF 1.442.370.
Met dagtekening 12 januari 2012 is een rekening-courantovereenkomst gesloten tussen belanghebbende en Holding BV. Deze overeenkomst is namens de betrokkenen ondertekend door belanghebbende. Deze overeenkomst luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“De ondergetekenden (…) hierna te noemen [Holding BV] en [belanghebbende] (…), , hierna te noemen ‘geldlener’ verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. Geldlener heeft een bedrag te vorderen van [Holding BV] en zal hierover een vergoeding ontvangen gelijk aan 8% op jaarbasis. Deze rente wordt geacht een goede benadering te zijn van de rente die op risicovollere leningen van toepassing is. De rente wordt na afloop van het jaar rentedragend bijgeschreven.
2. Als de hoogte van het verschuldigde bedrag daartoe aanleiding geeft, dient de ene partij aan de andere partij op eerste aanvraag passende zekerheden te verschaffen. Op verzoek van geldlener zal [Holding BV] zorg dragen voor gepaste zekerheden, opdat geldlener de gevraagde zekerheid verkrijgt dat het geleende bedrag op termijn weer wordt terug ontvangen. Hiervoor zal dan een separate overeenkomst worden opgesteld.
3. De hoofdsom plus bijgeschreven rente zal door de partij die uit hoofde van deze overeenkomst een vordering heeft op de andere partij kunnen worden opgeëist drie maanden na kennisgeving daartoe en onmiddellijk in de volgende gevallen:
- faillissement van de andere partij;
- beslaglegging op zaken van de andere partij;
- aanvraag surséance van betaling door de andere partij.”
Tot de gedingstukken behoort een overeenkomst van geldlening, gesloten tussen Holding BV (vertegenwoordigd door belanghebbende) als geldgever en [J] AG (vertegenwoordigd door belanghebbende en [E] ) als geldnemer. Deze overeenkomst is getekend op 17 oktober 2013. Hierin is vastgelegd dat geldgever aan geldnemer een bedrag heeft geleend, waarvoor een separate overeenkomst is gesloten. Tevens is vastgelegd dat rente is verschuldigd. Hoofdsom en rentepercentage zijn niet genoemd in deze overeenkomst. In artikel 2 is het volgende vermeld:
“De lening is aangegaan voor onbepaalde tijd. De lening is van de zijde van de geldgever te allen tijde opeisbaar na schriftelijke waarschuwing en/of ingebrekestelling.
Behoudens zijn rechten tot opeising als hiervoor vermeld, is geldgever eveneens bevoegd te zijner keuze gebruik te maken van de volgende zekerheden die de geldnemer kan bieden:
- het bedrijfspand gelegen aan de (…) te [I] , eigendom van geldnemer;
- de patenten die in het bezit zijn van de volgende dochters van geldnemer: (Hof: volgt opsomming van acht dochtervennootschappen, telkens met toevoeging “GmbH’).”
Tot de gedingstukken behoort een overeenkomst van geldlening, gesloten tussen belanghebbende (geldgever) en Holding BV (geldnemer). Deze overeenkomst is getekend op 17 oktober 2013. Hierin is vastgelegd dat geldgever aan geldnemer een bedrag heeft geleend, waarvoor een separate overeenkomst is gesloten. Tevens is vastgelegd dat rente is verschuldigd. Hoofdsom en rentepercentage zijn niet genoemd in deze overeenkomst. In artikel 2 is het volgende vermeld. In artikel 2 is het volgende vermeld:
“De lening is aangegaan voor onbepaalde tijd. Geldnemer heeft een Overeenkomst van geldlening afgesloten met [J] AG. Geldgever kan hierop terugvallen ter zekerheidsstelling van deze geldlening afgesloten tussen geldgever en geldnemer, in aanvulling op de tussen geldgever en geldnemer afgesloten Rekening Courant overeenkomst.”
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2011 een derde gedeelte van de vordering op Holding BV per ultimo 2011, zijnde € 285.152, als negatief resultaat overige werkzaamheden wegens terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen (hierna ook afgekort als: tbs) in mindering gebracht op het inkomen uit werk en woning (hierna: de afwaardering). Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag de afwaardering gecorrigeerd. Daarnaast zijn de rentebaten en rentelasten met betrekking tot de geldverstrekking aan Holding BV gecorrigeerd. Aangifte en aanslag zijn als volgt samengesteld (in €).
Aangifte |
Aangifte |
Aanslag |
Aanslag |
|
Loon |
392.627 |
392.627 |
||
Rentebate tbs [G] BV |
2.358 |
2.358 |
||
Rentebate tbs Holding BV |
34.260 |
|||
Kosten tbs |
-48.319 |
|||
Afwaardering vordering Holding BV |
-285.152 |
|||
Saldo tbs |
-296.853 |
2.358 |
||
Tbs-vrijstelling 12% |
35.622 |
-283 |
||
Resultaat tbs |
-261.231 |
-261.231 |
2.075 |
2.075 |
Inkomsten eigen woning |
-56.588 |
-56.588 |
||
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
74.808 |
338.114 |
De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het standpunt van de Inspecteur verworpen dat geen sprake is van geldleningen maar van (verkapte) kapitaalstortingen. Wel heeft de Rechtbank als juist geoordeeld het standpunt van de Inspecteur dat sprake is van onzakelijke geldleningen, op grond waarvan het afwaarderingsverlies niet ten laste van het inkomen uit werk en woning kan worden gebracht.
3 Geschil
In geschil is of het verlies op de geldverstrekking aan Holding BV ten laste van het inkomen uit werk en woning van belanghebbende kan worden gebracht. Het geschil beperkt zich tot de vraag of dit verlies in aftrek kan worden gebracht (standpunt belanghebbende) of buiten aanmerking moet blijven omdat sprake is geweest van een onzakelijke geldlening als bedoeld in de jurisprudentie van de Hoge Raad (standpunt Inspecteur).
Tussen partijen is niet in geschil dat in ieder geval alsnog rekening moet worden gehouden met een tbs-verlies vóór toepassing van de vrijstelling van € 14.059, zijnde het verschil tussen de in de aangifte opgenomen rentebate van € 34.260 en de kosten van € 48.319.