Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8757, 16/01043 en 16/01044
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8757, 16/01043 en 16/01044
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 oktober 2017
- Datum publicatie
- 20 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:8757
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:171
- Zaaknummer
- 16/01043 en 16/01044
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Verliesverrekening. Carry back en Carry forward. Vermindering van aanslagen. Verrekening op basis heffingsgrondslag.
Uitspraak
Belastingkamer
Locatie Arnhem
nummers 16/01043 en 16/01044
uitspraakdatum: 4 oktober 2017
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 juli 2016, nummers AWB 15/4213 en AWB 15/7439 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft bij beschikkingen het verlies uit werk en woning van belanghebbende over 2012 verrekend met het inkomen uit werk en woning van belanghebbende over het jaar 2009 respectievelijk over het jaar 2013.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur deze verliesverrekeningsbeschikkingen bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de verliesverrekeningsbeschikkingen in stand gelaten.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door haar echtgenoot [A] als haar gemachtigde alsmede [B] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende was in 2009 in dienstbetrekking werkzaam bij een assurantiekantoor. Overeenkomstig haar aangifte voor dat jaar, heeft de Inspecteur aan belanghebbende met dagtekening 31 augustus 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor 2009 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.037. De daarover verschuldigde IB/PVV beliep € 1.351. Rekening houdend met een heffingskorting van € 1.351, was belanghebbende geen IB/PVV verschuldigd.
In 2010 is belanghebbende onder de naam “ [C] ” een onderneming gaan exploiteren.
Het door belanghebbende in 2012 gerealiseerde verlies uit deze onderneming is vastgesteld op € 13.374.
Overeenkomstig haar aangifte voor dat jaar, is de aan belanghebbende opgelegde voorlopige aanslag IB/PVV voor 2013 door de Inspecteur vastgesteld op een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.567 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 564. De daarover verschuldigde IB/PVV beliep in totaal € 1.858. Rekening houdend met een heffingskorting van € 3.061, was belanghebbende geen IB/PVV verschuldigd en is aan haar € 1.203 aan heffingskorting uitbetaald.
Bij beschikking van 26 januari 2015 is het verlies uit 2012 voor een bedrag van € 4.037 verrekend met het inkomen uit werk en woning van 2009 ten bedrage van € 4.037. Aldus is het belastbaar inkomen uit werk en woning van 2009 nader vastgesteld op nihil.
Bij het vaststellen van de (definitieve) aanslag IB/PVV 2013 heeft de Inspecteur het verlies uit 2012 voor een bedrag van € 4.567 bij beschikking verrekend met het door belanghebbende aangegeven inkomen uit werk en woning van € 4.567. Aldus is het belastbaar inkomen uit werk en woning over 2013 vastgesteld op nihil. Het belastbare inkomen uit sparen en beleggen is vastgesteld op € 564, waarover € 169 aan IB/PVV is verschuldigd. Vanwege een toegepaste heffingskorting van € 169 is belanghebbende echter geen IB/PVV verschuldigd. Het resterende (ondernemings-)verlies is door de Inspecteur vastgesteld op een bedrag van € 4.674.
De echtgenoot van belanghebbende was over 2013 geen belasting verschuldigd. Hierdoor is bij de vaststelling van de aan belanghebbende opgelegde aanslag IB/PVV 2013 het eerder uitbetaalde bedrag van € 1.203 aan heffingskorting teruggevorderd. Daarbij is voorts € 42 aan belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft vergeefs bezwaar en beroep aangetekend tegen de verliesverrekeningsbeschikkingen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur terecht het verlies van 2012 heeft verrekend met de inkomens uit werk en woning van belanghebbende over 2009 en 2013. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar, van de verliesverrekeningsbeschikkingen en tot vaststelling van het nog te verrekenen (ondernemings-)verlies op een bedrag van € 13.374.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.