Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9166, 16/01227
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-10-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9166, 16/01227
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 oktober 2017
- Datum publicatie
- 3 november 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:9166
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:961
- Zaaknummer
- 16/01227
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling winkelpand met woning. Hof bepaalt waarde in goede justitie. OZB. Niet-woning?
Uitspraak
Belastingkamer
Locatie Arnhem
nummer 16/01227
uitspraakdatum: 24 oktober 2017
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 31 augustus 2016, nummer Awb 16/708, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 9 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2014 en naar de toestand op die datum, voor het belastingjaar 2015 vastgesteld op € 278.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voorts de aanslagen onroerendezaakbelasting eigenaar niet-woning 2015 en onroerendezaakbelasting gebruiker niet-woning 2015 vastgesteld op tezamen € 1.214,68.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 31 augustus 2016 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [B] .
Partijen hebben een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak [a-straat] 9 te [Z] (hierna: de onroerende zaak). Deze onroerende zaak betreft een winkelruimte met bovenwoning, bouwjaar 1891. De begane grond en het souterrain (hierna: de winkelruimte) hebben een winkelbestemming, de woning is gesitueerd op de daarboven gelegen verdieping. De woning heeft een inhoud van 380 m³.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2014, alsmede het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar terecht een aanslag onroerendezaakbelasting eigenaar niet-woning en een aanslag onroerendezaakbelasting gebruiker niet-woning heeft opgelegd in plaats van enkel een aanslag onroerendezaakbelasting voor eigenaren tegen het tarief voor woningen.
Belanghebbende bepleit een waarde van € 220.000, beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de bij beschikking vastgestelde waarde tot op het voormelde bedrag, tot vermindering van de aanslag onroerendezaakbelastingen voor eigenaren en tot vernietiging van de aanslag gebruiker niet-woning.
De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.