Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-11-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9872, 16/00666 t/m 16/00672
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-11-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9872, 16/00666 t/m 16/00672
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 14 november 2017
- Datum publicatie
- 24 november 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2017:9872
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:2494, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 16/00666 t/m 16/00672
Inhoudsindicatie
Vpb. Verzuimboeten. Niet of niet tijdig indienen aangiften. Afspraken? Matiging?
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummers 16/00666 t/m 16/00672
uitspraakdatum: 14 november 2017
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 mei 2016, nummers 14/803 t/m 14/809, ECLI:NL:RBGEL:2016:2494, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2005 tot en met 2011 aanslagen in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd. Bij beschikking zijn voor alle jaren verzuimboeten opgelegd en is bij elke aanslag bij beschikking een bedrag aan heffingsrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren inzake de aanslagen en de bijbehorende beschikkingen voor de jaren 2005 tot en met 2010 ongegrond verklaard en voor het jaar 2011 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen voor alle jaren gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de aanslagen voor deze jaren verminderd, en de boeteschikkingen in verband met overschrijding van de redelijke termijn gematigd met de volgende percentages: voor de jaren 2005 tot en met 2009 met 20 percent, voor het jaar 2010 met 15 percent en voor het jaar 2011 met 10 percent. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ter zake van het beroep ten bedrage van € 2.232.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2017. De zaken van belanghebbende zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken, met de procedurenummers 16/00673 t/m 16/00680 en 16/00765, van [A] B.V. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is een dochtermaatschappij van [A] B.V. Directeur en enig aandeelhouder van [A] B.V. is F [B] (hierna: [B] ). Zowel [A] B.V. als [B] zijn strafrechtelijk vervolgd. In dat kader is de administratie van zowel [A] B.V. als belanghebbende door de FIOD in beslag genomen.
Voor de jaren 2005 tot en met 2011 heeft belanghebbende, hoewel daartoe te zijn uitgenodigd en aangemaand, geen aangifte Vpb gedaan. De Inspecteur heeft de aanslagen over deze jaren, na het verstrijken van de in de aanmaning vermelde uiterste aangiftedatum, ambtshalve vastgesteld en gelijktijdig voor alle jaren bij beschikking heffingsrente berekend en voor deze jaren verzuimboeten opgelegd van respectievelijk € 567 (2005), € 794 (2006), € 1.134 (2007), € 567 (2008), € 2.460 (2009), € 2.460 (2010) en € 4.920 (2011).
De aanslag Vpb voor het jaar 2005 is met dagtekening 22 maart 2008 opgelegd. Bij brief van 2 april 2008, door de Inspecteur ontvangen op 4 april 2008, heeft belanghebbende aan de Inspecteur, met als onderwerp ‘ [X] B.V. (…) Ambtshalve aanslag nummer [0000.00.000] .V.56.0112 [Hof: de aanslag Vpb 2005] (…) ’ onder meer geschreven:
“(…) Dientengevolge kon ik geen aangifte 2005 (…) doen.
(…)
Aangezien de administratie nog steeds niet volledig boven water is verzoek ik u om bijzonder uitstel tot 1 september 2008
Gelet op bovenstaande maak ik bezwaar tegen bovenvermelde aanslag, boete en rente en verzoek ik u de aanslag, boete en rente te herzien tot nihil en de verzuimregistratie ongedaan te maken.”
Bij brief van 9 april 2008 heeft de Inspecteur aan belanghebbende onder meer geschreven:
“Op 4 april 2008 heb ik uw brief ontvangen, waarin u (…) bezwaar maakt tegen de belastingaanslag [0000.00.000] .V.56.0112.
Het bezwaar kan niet behandeld worden omdat het niet aan de wettelijke vereisten voldoet. Uw bezwaarschrift bevat niet de gronden van het bezwaar. Ik verzoek u daarom mij vóór 1 september 2008 de gronden van uw bezwaar toe te sturen”.
Omdat belanghebbende de gronden van het bezwaar niet had ingediend, heeft de Inspecteur bij brief van 5 september 2008 aan belanghebbende een rappel gestuurd.
Bij faxbericht van 11 september 2008, dat is ondertekend door [B] , heeft belanghebbende aan de Inspecteur, onder meer het volgende geschreven:
“Onderwerp [X] B.V.
(…)
Ambtshalve aanslag nummer [0000.00.000] .V.56.0112
(…)
Bijzonder verzoek uitstel indienen aangiften 2005 t/m 2006 en 2007.
Uw brief van 5 september 2008
(…)
In vervolg op mijn brief van 2 april 2008 en het daarop verleende uitstel tot 1 september 2008 heb ik op 2 september j.l. gesproken met uw collega mevrouw [C] en haar uit efficiency redenen voorgesteld met het indienen van de jaren 2004 en te wachten totdat over de uitkomst van de bestaande geschillen over 2001 t/m 2003 definitief duidelijkheid bestaat.
Zulks tevens in lijn met de afspraak op verzoek van de Belastingdienst Zwolle om met de afhandeling van de bestaande bezwaarschriften te wachten totdat de strafprocedure afgerond is.
Mevrouw [C] kon zich hierin vinden, mede omdat de vennootschap nauwelijks activiteiten bevat en geen belastbare winsten vanaf 2004 realiseert, en zegde mij toe een bevestiging van de gemaakte afspraken toe te sturen.”
Bij brief van 7 oktober 2008 heeft de Inspecteur aan [B] onder meer geschreven:
“Op 11 september 2008 heb ik uw brief ontvangen, waarin u voor de motivatie van het ingediende bezwaar tegen de belastingaanslagen [0000.00.001] .0112 t.n.v. [A] B.V. en [0000.00.000] .0112 t.n.v. [X] B.V. uitstel wil totdat de uitkomst van de bestaande geschillen over 2001 t/m 2003 definitief duidelijkheid bestaat.”
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de boetebeschikkingen voor de jaren 2005 tot en met 2011 terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur, en voor alle jaren tot vernietiging dan wel vermindering van de boetebeschikkingen.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.