Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1130, 15/01570
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1130, 15/01570
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 februari 2018
- Datum publicatie
- 16 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:1130
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:6949, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/01570
Inhoudsindicatie
Verbruiksbelasting en OB. Voorhanden hebben Makla (Ifrikia). Levering en vervoer naar België?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 15/01570
uitspraakdatum: 6 februari 2018
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] h.o.d.n. [Y] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 november 2015, nummer AWB 14/5618, ECLI:NL:RBGEL:2015:6949, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst Douane/Kantoor Nijmegen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag verbruiksbelasting opgelegd ten bedrage van € 560.132 en een naheffingsaanslag omzetbelasting ten bedrage van € 383.189. Bij beschikking is € 36.450 heffingsrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 10 oktober 2016 een nader stuk ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort voorts het dossier van de Rechtbank dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2016 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbende bijgestaan door zijn gemachtigde mr.drs. [A] alsmede mr. [B] en mr. [C] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is op 6 maart 2017 aangetekend aan partijen verzonden. Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde de Inspecteur in de gelegenheid te stellen informatie in te winnen bij de Belgische autoriteiten.
Bij brieven van 15 november 2016 en 25 januari 2017 heeft de Inspecteur nadere informatie verstrekt. Daarop is door belanghebbende bij brief van 31 maart 2017 gereageerd.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 16 november 2017 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbende bijgestaan door zijn gemachtigde mr.drs. [A] alsmede mr. [B] en mr. [C] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is in loondienst werkzaam bij [D] . Bij de Kamer van Koophandel staat belanghebbende onder de handelsnaam [Y] ingeschreven als tolk/vertaler.
In de onderhavige periode heeft belanghebbende regelmatig Makla (Ifrikia) besteld bij [E] bénélux SA (hierna: [E] ) te België. De goederen werden door TNT vervoerd van België naar het woonadres van belanghebbende in [Z] . Belanghebbende heeft de goederen vervolgens doorverkocht.
In het voorjaar van 2012 heeft ING Bank bij belanghebbende de vraag opgeworpen of Makla Ifrikia geen verboden product betrof.
Over de geleverde goederen heeft [F] van [E] op 18 april 2012 verklaard:
“I undersigned – [F] – Financial and administrative manager of the company [E] BENELUX SA – declare that the [E] Benelux SA company is in commercial relation with the company [Y] since February, 2011 for the sale of chewing tobacco. These products are all sent in the Netherlands by an official carrier, that is the TNT Express company.”
Vervolgens heeft belanghebbende de Belastingdienst benaderd. Op 2 mei 2012 heeft belanghebbende het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van mijn telefonisch onderhoud van een van uw medewerker van een aantal dagen geleden, doe ik u deze brief toe komen met het verzoek om volgende informatie:
Sinds vorig jaar ben ik bezig met handel van Makla Ifrikia. Ik koop dit product in België bij een bedrijf en vervolgens verkoop ik hem bij een klant in België. De leverancier vervoert het product via TNT en ik transporteer dit product met mijn eigen bestelbus naar mijn klant.
In een brief die ik via mijn bank ING heb ontvangen, geven zij aan dat dit product wellicht onder de categorie Snus valt, hetgeen verboden zou zijn in Nederland. Ik heb dit meteen nagevraagd en de leverancier deelt mij middels een verklaring mee dat het hierbij om “chewing tabacco” gaat en niet om een Snus spul. Zie kopie brief [E] .
Dit zou niet verboden zijn en dit heb ik via een van uw medewerker aan de telefoon begrepen. Maar voor de zekerheid heeft hij mij geadviseerd om via een brief uw advies in te willigen.”
In reactie heeft [G] van de Belastingdienst Douane belanghebbende bij brief van 22 mei 2012 het volgende bericht:
“Op dinsdag 2 mei 2012 heb ik uw verzoek om informatie ontvangen.
Aan de hand van uw brief kan ik niet met zekerheid zeggen om wat voor product het gaat en om wat voor reden het mogelijk verboden zou zijn om in Nederland in te voeren.
Aan de hand van uw brief en informatie welke ik heb geraadpleegd op het internet vermoed ik dat we hier te maken hebben met pruimtabak. Indien dat het geval is vallen deze goederen onder de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten .
Op grond van die wetgeving wordt verbruiksbelasting geheven van pruim- en snuiftabak.
Uit uw brief begrijp ik echter dat u de Makla Ifrikia betrekt en weer levert aan België. In dat geval bent u geen verbruiksbelasting verschuldigd, maar dient u wel te beschikken over een vergunning; Inrichting voor verbruiksbelastinggoederen (IVV).
Een aanvraagformulier voor een dergelijke vergunning kunt u downloaden op www.douane.nl. Onder programma’s en formulieren vindt u een aanvraagformulier vergunning inrichting verbruiksbelastinggoederen.”
Belanghebbende heeft op 4 juni 2012 een op 29 mei 2012 een ondertekende aanvraag voor een Vergunning inrichting verbruiksbelastinggoederen ingediend.
De Inspecteur is op 11 juli 2012 bij belanghebbende een administratieve controle gestart naar de handel van belanghebbende in goederen waarover mogelijk verbruiksbelasting is verschuldigd. De periode van de controle betreft 1 januari 2010 tot 1 januari 2013.
Op 11 juli 2012 heeft belanghebbende in een e-mailbericht onder meer het volgende aan [H] (hierna: [H] ), controlemedewerker van de Belastingdienst, geschreven:
“Zoals met u besproken, volg ik op dit moment gewoon uw advies dat het verstandig zou zijn om te stoppen met deze handel. In ieder geval tot dat helder is of hier alle regels nageleefd worden.
Ik ga ondertussen de BTW aangifte en ICV van [I] , [J] bvba en [K] bvba opragen. Deze zal ik naar u toe sturen, zodra ik ze heb.
(…)”
Op 30 juli 2012 heeft belanghebbende in een e-mailbericht onder meer het volgende aan [H] geschreven:
“Ik heb zo juist met [L] gesproken en nogmaals gevraagd de bewijsdocumenten op te sturen dat hij de goederen heeft ontvangen en in zijn administratie verwerkt .
Hij heeft mij beloofd dat hij de documenten deze week of uiterlijk volgende week zal sturen. Zodra ik deze documenten heb, zal ik ze naar u toe sturen.
Ik ben door uw collega van Douane dienst benaderd en gevraagd of de aanvraag voor IVV voorlopig bevroren kan worden, in afwachting van het onderzoek. Hier heb ik mee ingestemd. (…)”
Op 6 augustus 2012 heeft belanghebbende in een e-mailbericht onder meer het volgende aan [H] geschreven:
“Naar aanleiding van ons gesprek van heden ochtend, doe ik u hierbij het document mbt Seher Services bvba toe komen.
Verder wil ik u melden dat ik in de toekomst alleen met [Y1] bvba zaken willen doen.
Ik heb ook begrepen dat wij belasting technisch uw vragen ook weg kunnen nemen als wij volgens de bijgesloten document administratie bij houden.
Mijn neef vertelde mij dat [K] bvba dit document gebruikt om goederen vanuit Breda op te halen. En dat dit voor de belastingdienst aanvaardbaar zou zijn.
Maar voordat ik dit zou willen doen, ga ik natuurlijk in eerste instantie nu alles met u willen bespreken en kijken wat wij voor Nederlandse Belastingstelsel nodig hebben.”
Op 15 augustus 2012 heeft belanghebbende aan [M] (hierna: [M] ) van de Belastingdienst het volgende geschreven:
“Zoals ik in de onderstaande bericht [Hof: e-mailbericht van 30 juli 2012] reeds heb aangegeven dat ik op dit moment van de verdere ontwikkeling van mijn aanvraag IVV af zie.
Indien mogelijk kunt u mijn aanvraag bevroren en als dat niet mogelijk zou zijn, dan deze stop zetten.”
In reactie heeft [M] bij brief van 20 augustus 2012 belanghebbende het volgende bericht:
“Op 6 juni 2012 heb ik uw verzoek ontvangen voor een Vergunning inrichting verbruiksbelastinggoederen.
Naar aanleiding van uw aanvraag hebben wij telefonisch contact gehad. Hierbij heeft u aangegeven dat u op dit moment geen plannen heeft om concrete bestellingen te plaatsen en trekt u de aanvraag voor de Vergunning inrichting verbruiksbelastinggoederen in. Dit bevestigt u in uw e-mail van 14 augustus 2012. Ik zal de behandeling van uw verzoek daarom staken en het dossier sluiten.
Indien u in de toekomst alsnog in aanmerking wenst te komen voor deze vergunning, dan kunt u uiteraard opnieuw een aanvraag indienen.”
Op 10 september 2012 heeft belanghebbende in een e-mailbericht het volgende aan [H] geschreven:
“Naar aanleiding van ons gesprek van een aantal dagen geleden, stuur ik u het document die ik eventueel willen gebruiken om de goederen te transporteren.(…)
Graag wil ik u melden dat ik voor de eerste twee keer aantonen dat:
- Er een melding is gemaakt bij de grensovergang.
- Daarna zal ik misschien in het begin elke keer als transport gedaan is, u via de mail dit document doen toe komen, zodat u zending kan volgen.
Graag zou ik u willen vragen of u reeds contact heb gehad met de Douane of ik in deze nieuwe situatie IVV nodig heb. Zo ja moet ik dat opnieuw aanvragen? Zou ik in dat geval voor de tussen liggende periode alvast export mogen doen, misschien met een tijdelijke vergunning?”
Op 18 september 2012 heeft belanghebbende in een e-mailbericht het volgende aan [H] geschreven:
“Naar aanleiding van onze laatste telefonisch onderhoud van een aantal dagen geleden, stuur ik u deze mail met een factuur en transport document. Vandaag ontvang ik de goederen uit België en vanmiddag komt iemand uit België deze ophalen. Morgen avond zal ik dit transport document getekend door de afnemer via de mail doen toe komen. Hij zal ook nog proberen op dit document door de Douane op de grens te laten stempelen. (Ik weet het niet zeker dat dit echt zou lukken omdat ik begrepen heb dat de Douane kantoren op de grens niet altijd bemand zijn.)
Verder heb ik een aantal vragen:
- Van ons laatste telefoon gesprek herinner ik me niet zo goed of wij naast dit transport document ook CMR moeten blijven maken of niet? Gaarne uw advies.
- Verder heb ik vandaag met de heer [M] gesproken. Hij vertelde mij dat, omdat ik de goederen hier niet opsla, en dat deze vanaf mijn voordeur meteen weer naar België worden vervoerd, ik voor de IVV vergunning niet in aanmerking kom. Ik zal een dezer dagen met de heer [N] ook nog even bellen om te kijken of in dit geval moet ik iets anders op de factuur melden of is het nu wel goed zo.
- Verder wil ik een afspraak met u maken zodat [L] en mijn neef samen met mij bij U langs kunnen komen om een verklaring af te leggen dat zij inderdaad tot nu toe alle zendingen/spullen in België hebben ontvangen. Graag uw advies wanneer dat mogelijk zou zijn?”
Op 7 november 2012 heeft belanghebbende in een e-mailbericht het volgende aan [M] geschreven:
“Een aantal weken geleden heb ik telefonisch contact met u gehad in verband met mijn aanvraag voor de IVV vergunning. U had mij aangegeven dat ik niet in aanmerking kom voor deze vergunning omdat ik de spullen niet opsla. De reden hiervan is dat de dag dat ik de bestelling ontvang, stuur ik hem meteen door naar mijn klant. Ik sla hem dus niet op. Zou U alstublieft dit willen bevestigen?
Mijn ING bank vraag mij of ik IVV vergunning krijg of niet. Vandaar dat ik nu uw bevestiging dat ik voor de IVV vergunning niet in aanmerking kom langs deze weg zeer op prijs stel.”
Op 8 november 2012 heeft [M] per e-mail als volgt gereageerd:
“Ik heb u een bevestiging gestuurd waarin ik heb vermeld dat ik de aanvraag niet verder in behandeling neem.
Deze kunt u verstrekken aan de ING bank.”
Bij brief van 15 november 2013 heeft de Inspecteur aan belanghebbende zijn voornemen bekend gemaakt belasting na te heffen. Bij brief van 19 december 2013 heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende op dit voornemen gereageerd.
Van het boekenonderzoek is met dagtekening 20 januari 2014 een controlerapport opgemaakt. Daarin staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Bedrijfsactiviteiten
De bedrijfsactiviteiten van de heer [X] (vervolgens [Y] ) in het kader van deze controle bestaan uit het drijven van handel in pruimtabak en aanverwante producten. Volgens het uittreksel van de Kamers van koophandel is [Y] een vertaalbureau.
Goederenassortiment en goederenstromen
De heer [X] bestelt pruimtabak bij [E] Benelux in België, en de aanverwante producten zoals vloei en filters worden besteld bij [O] SA in België. De opdracht voor het laten doen van de bestelling komt van [P] (…) in Brussel. De heer [P] betaalt giraal aan de heer [X] . Het vervoer van de goederen naar [Z] wordt door de transporteur TNT gedaan.
Administratie
De administratie van [Y] bestaat uit een aantal mappen met relevante bescheiden. Deze bescheiden in samenhang met de bankafschriften geven een goed beeld van de transacties. De administratie is niet geautomatiseerd.
3 Bevindingen
Algemeen
Uit het tussentijdse verslag van de Belastingdienst / Randmeren kantoor Zwolle blijkt dat de intra communautaire leveringen (vervolgens Ict), opgegeven door [E] , aansluiten bij de gegevens van intracommunautaire verwervingen ontvangen van [Y] .
(…)
Makla Ifrikia is een productnaam voor pruimtabak en wordt verkocht in doosjes van 20 gram. De leveringen bestaan uit één of meerdere palletten à 525 kilogram bruto gewicht. (…)
Routing goederen
[Y] of de heer [X] (twee verschillende rekeningen) ontvangt giraal geld in 2011 en 2012 van diverse rekeningen en personen uit België.
Genoemd worden:
1. [L] (…)
2. [Q] (…)
3. [K] bvba (…)
4. [J] bvba (…)
5. [Y1] bvba (…)
Met de ontvangen betalingen bestelt de heer [X] bij leveranciers in België de gevraagde producten. De facturen, opgemaakt door [E] Benelux zijn gericht aan [Y] (…). Uit de CMR vrachtbrieven blijkt dat de goederen zijn geleverd door [E] Benelux in België en afgeleverd zijn bij [Y] in [Z] . Het vervoer wordt volgens deze CMR verricht door TNT.
De goederen worden vervolgens wederom naar België doorgeleverd onder dekking van een CMR. Het vervoer wordt volgens deze CMR verricht door [K] BVBA (…) te Brussel. De vervoerder tekent dit af in vak 15 van het CMR.
In vak 16 van het CMR gebruikt voor verzending naar België, aftekening door de geadresseerde, ontbreekt de aftekening vaak, of is ingevuld middels een stempel van [Y] .
Administratie
Tijdens de controle bij [Y] op 12 juli 2012 heeft de heer [X] bankrekeningen, facturen en zelf afgegeven vervoersbescheiden overgelegd. Hij heeft verklaard geen andere gegevens en/of bescheiden te hebben voor het afleveren van de goederen.
Ook geeft de heer [X] te kennen dat voor de goederen, zijnde pruimtabak, geen aangifte is gedaan voor de afdracht van verbruiksbelasting. Voor de verschuldigde omzetbelasting is een 0% post opgenomen in de maandaangifte omzetbelasting in verband met intracommunautaire leveringen.
(…)
Op 17 juli 2013 is er per brief aan de heer [X] een verzoek gedaan om alsnog aan te tonen waar de goederen zijn gebleven of aan wie de goederen zijn doorverkocht. Hierop is geen reactie ontvangen.
(…)
Boete en strafrechtelijke gevolgen
De uitkomst van het boekenonderzoek is voorgelegd aan de boete- fraudecoördinator. Hierover wordt afzonderlijk gerapporteerd.
(…) "
De in het controlerapport beschreven zendingen betreffen 14 zendingen van in totaal 6.300 kilogram netto pruimtabak met een inkoopwaarde van € 333.620 in 2011 en 28 zendingen van in totaal 17.000 kilogram netto pruimtabak met een inkoopwaarde van € 1.081.827 in 2012. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende, omdat hij pruimtabak voorhanden heeft gehad, niet beschikte over een Vergunning inrichting verbruiksbelastinggoederen en geen zegels heeft aangevraagd, voor deze zendingen ten onrechte geen verbruiksbelasting heeft betaald. Ook de omzetbelasting is niet op de juiste wijze aangegeven en voldaan. De te corrigeren belasting heeft de Inspecteur als volgt berekend:
Periode |
Factuur- waarde |
Netto gewicht |
Verbruiks-belasting |
Omzet- belasting |
2011 |
€ 333.620 |
6.300 kg |
€ 151.452 |
€ 92.154 |
1-1 tot 1-10-2012 |
€ 787.764 |
12.900 kg |
€ 310.116 |
€ 208.587 |
1-10 t/m 31-12-2012 |
€ 294.063 |
4.100 kg |
€ 98.564 |
€ 82.448 |
Totaal |
€ 560.132 |
€ 383.189 |
Met dagtekening 12 februari 2014 heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslagen verbruiksbelasting en omzetbelasting en de beschikking heffingsrente aan belanghebbende opgelegd, overeenkomstig de bevindingen in het controlerapport. Daartegen is bezwaar en beroep ingesteld.
Tot het dossier behoort een schriftelijke verklaring van [L] . Deze op 20 februari 2014 ondertekende verklaring luidt als volgt:
“Ik ondergetekende [L] , wonende te Brussel, België verklaart dat:
- In 2011 en 2012 ik de mede eigenaar en zaakvoerder van [J] bvba, [K] bvba en [I] , was. Laatst genoemde beide bedrijven zijn inmiddels opgeheven.
- Ik had zakelijke relatie met [Y] gerund door Mr. [X] , wonende te [Z] Nederland.
- Ik plaatste mijn orders bij [Y] door voorschot te betalen.
- Ik heb zelf hieronder vermelde goederen (Makla Ifrikia) in België in ontvangst genomen en een aantal keer heb ik persoonlijk deze goederen vanuit [Z] , Nederland opgehaald en naar België vervoerd. Een overzicht van de transacties is hieronder weergegeven.
- Ik had geen andere werkrelatie en/of verstandhouding, anders dan hierboven vermeld, met de heer A [X] tbv exploitatie van mijn ondernemingen in België nog was hij op de hoogte van de wijze van afhandelingen van deze goederen in België.
- Vanaf juli 2012 heb ik geen zakelijke relatie meer met de heer A [X] .
Factuur |
Factuur datum |
Factuur Bedrag |
Inkoop Waarde |
Ontvangstdatum in België |
Ontvangst adres |
Getransporteerd door |
” |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
Voorts behoort tot het dossier een schriftelijke verklaring van [Q] , de in de e-mailberichten van 6 augustus 2012 en 18 september 2012 (2.11 en 2.15) genoemde neef van belanghebbende. Deze eveneens op 20 februari 2014 ondertekende verklaring luidt als volgt:
“Ik ondergetekende [Q] , voormalig zaakvoerder [Y1] bvba, wonende te Brussel, België verklaart dat:
- [Y1] bvba had zakelijkrelatie met [Y] uit [Z] Nederland.
- Bestellingen werden bevestigd door voorschot te betalen via bankoverschrijving
- [Y1] bvba heeft de hieronder vermelde goederen (Makla) vanuit [Z] Nederland opgehaald en naar België getransporteerd. Een overzicht van de transacties is hieronder weergegeven.
- [Y1] bvba had geen andere werkrelatie en/of verstandhouding, anders dan hierboven vermeld, met de heer [X] tbv exploitatie van [Y1] bvba, nog was hij op de hoogte van de wijze van afhandelingen van deze goederen in België.
- Vanaf 31 december 2012 heeft [Y1] bvba geen zakelijke relatie meer met [Y] .
Factuur |
Factuur datum |
Factuur Bedrag |
Inkoop Waarde |
Ophal datum [Z] |
Afnemer/ vervoerd naar |
Opgehaald door |
” |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
(…) |
Bij brief van 15 januari 2015 heeft de boete-/fraudecoördinator van de Belastingdienst/Douane belanghebbende laten weten dat hij het tegen belanghebbende opgemaakte proces-verbaal buiten gevolg stelt en dat dat betekent dat hij afziet van het aan belanghebbende uitvaardigen van een fiscale strafbeschikking.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de verbruiksbelasting terecht van belanghebbende is nageheven en daaraan ten grondslag gelegd dat belanghebbende pruimtabak voorhanden heeft gehad zonder dat sprake was van een inrichting voor verbruiksbelastinggoederen. Ook het door belanghebbende gedane beroep op het vertrouwensbeginsel is door de Rechtbank afgewezen. Omdat tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting, de hoogte van de naheffingsaanslagen en de beschikking heffingsrente geen afzonderlijke grieven zijn aangevoerd, is het beroep door de Rechtbank ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2016 te Arnhem. In het proces-verbaal dat van die zitting is opgemaakt, is – voor zover van belang – opgenomen:
“Desgevraagd verklaart de Inspecteur dat indien belanghebbende zou kunnen bewijzen dat de goederen naar België zijn overgebracht, niet alleen de naheffingsaanslag omzetbelasting dient te worden vernietigd, maar ook de verbruiksbelasting kan worden teruggevraagd.
De voorzitter schorst de mondelinge behandeling voor overleg in raadkamer.
Na heropening houdt de voorzitter partijen voor dat het Hof het in het kader van de waarheidsvinding belangrijk vindt dat afstemming met de Belgische autoriteiten plaatsvindt. Daarom wordt het vooronderzoek heropend en wordt de Inspecteur verzocht om voor de jaren 2011 en 2012 bij de Belgische autoriteiten na te gaan of de leveringen van belanghebbende kunnen worden gekoppeld aan de Belgische afnemers. Vervolgens zal belanghebbende in de gelegenheid worden gesteld te reageren en zal een nieuwe mondelinge behandeling worden gepland. Partijen hebben de mogelijkheid getuigen mee te brengen, mits daarvan uiterlijk een week voor de dag van de zitting aan het gerechtshof en aan de wederpartij mededeling wordt gedaan.”
Met dagtekening 15 november 2016 en 25 januari 2017 heeft de Inspecteur de volgende stukken aan het Hof doen toekomen:
Inlichtingenformulier over “ploffers” (SCAC 383 Bijlage 1 Rev 2) betreffende [I] bvba waaruit blijkt dat de Belastingdienst op 19 juli 2012 inlichtingen heeft gevraagd aan de Belgische autoriteiten. Deze inlichtingen zijn op 26 oktober 2012 verstrekt;
Inlichtingenformulier over “ploffers” (SCAC 383 Bijlage 1 Rev 2) betreffende [J] bvba waaruit blijkt dat de Belastingdienst op 19 juli 2012 inlichtingen heeft gevraagd aan de Belgische autoriteiten. Deze inlichtingen zijn op 13 november 2012 verstrekt;
Formulier “exchange of information” betreffende [K] bvba;
Een proces-verbaal van 18 juli 2013 betreffende [K] bvba opgemaakt door de Bijzondere Belastinginspectie te Brussel;
Formulier “exchange of information” betreffende [Y1] bvba;
Een proces-verbaal van 18 juli 2013 betreffende [Y1] bvba opgemaakt door de Bijzondere Belastinginspectie te Brussel.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 16 november 2017 te Arnhem. In de door de Inspecteur ter zitting overgelegde pleitnota is – voor zover van belang – opgenomen:
“Tijdens de vorige zitting heb ik in meer algemene zin verteld dat ik voor de bewijsregels van de Wet op de Verbruiksbelasting (WVB) aansluit bij de Wet OB als het gaat om de levering van bewijs van aankomst en verbruik in België. Dit in de lijn van hetgeen in het proces verbaal van de vorige zitting is opgenomen als een verklaring van mij dat indien belanghebbende zou kunnen bewijzen dat de goederen naar België zijn overgebracht, niet alleen de naheffingsaanslag voor de OB kan worden vernietigd, maar ook de verbruiksbelasting kan worden teruggevraagd.”