Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1635, 1700509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1635, 1700509

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 februari 2018
Datum publicatie
23 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:1635
Formele relaties
Zaaknummer
1700509

Inhoudsindicatie

Bewijs dat belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte in de IB/PVV voor 2007, heeft de inspecteur niet geleverd. Het openen van het aangifteprogramma op de website van de Belastingdienst kan niet worden aangemerkt als een uitnodiging door de inspecteur tot het doen van aangifte. De inspecteur heeft vervolgens aannemelijk gemaakt dat belanghebbende een hoger inkomen heeft genoten dan hij heeft aangegeven. Aanslag blijft in stand.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 17/00509

uitspraakdatum: 20 februari 2018

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst MKB/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 maart 2017, nummer LEE 13/449, ECLI:NL:RBNNE:2017:1170, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag en de heffingsrente verminderd.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2017. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , namens de Inspecteur, bijgestaan door [B] , [C] en [D] . Belanghebbende is niet verschenen. Belanghebbende is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep bij aangetekende brief van 7 november 2017 aan het adres [a-straat] 8 te [Z] . Blijkens informatie op de retour gezonden envelop is geweigerd de brief met de uitnodiging in ontvangst te nemen. Vervolgens heeft de griffier de uitnodiging op 7 december 2017 niet-aangetekend aan belanghebbende verzonden.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De Inspecteur heeft op 21 april 2010 belanghebbendes aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2007 ontvangen. Het daarin aangegeven inkomen was als volgt samengesteld:

Uitkering

€ 24.685

Af: Inkomsten uit eigen woning

-/- € 8.911

Af: Kosten levensonderhoud kinderen < 30 jaar

-/- € 1.596

Af: Ziektekosten BGU

-/- € 2.557

Af: Scholingsuitgaven

-/- € 1.300

Verzamelinkomen

€ 10.321

2.2.

De Inspecteur heeft met dagtekening 7 juni 2010 een kennisgeving van vaststelling van het inkomen over 2007 aan belanghebbende gestuurd. De Inspecteur gaf hierin te kennen dat tot behoud van rechten is afgeweken van de aangifte. Hij kondigde daarbij aan dat in afwijking van de aangifte € 70.000 als winst uit onderneming in aanmerking zal worden genomen; daarnaast wordt geen aftrek ter zake van ziektekosten en scholingsuitgaven verleend. Het aldus vastgestelde verzamelinkomen bedraagt € 83.076.

2.3.

De Inspecteur heeft met dagtekening 25 juni 2010 de aanslag in de IB/PVV voor 2007 aan belanghebbende opgelegd. Daarnaast is bij beschikking heffingsrente tot een bedrag van € 3.755 in rekening gebracht. Het vastgestelde inkomen is als volgt samengesteld:

Uitkering

€ 23.583

Winst uit onderneming

€ 70.000

€ 93.583

Af: Inkomsten uit eigen woning

-/- € 8.911

Af: Kosten levensonderhoud kinderen < 30 jaar

-/- € 1.596

Af: Ziektekosten BGU

-/- € 2.557

Vastgesteld verzamelinkomen

€ 80.519

2.4.

De Inspecteur heeft op 18 juni 2010 een boekenonderzoek aangekondigd. Op 28 juni 2010 is het boekenonderzoek aangevangen. Onderzocht is onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften in de IB/PVV voor de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport gedateerd 21 december 2012. In het controlerapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

„2.4 Bedrijfsactiviteiten

Belastingplichtige heeft tijdens het inleidend gesprek op 28 juni 2010 aangegeven niet als ondernemer actief te zijn. Uiteindelijk is gebleken dat belastingplichtige wel degelijk als ondernemer actief is geweest. voor de door hem verrichtte activiteiten. Belastingplichtige heeft zich in het controletijdvak bezig gehouden met de volgende activiteiten:

• administratieve werkzaamheden voor derden;

• het indien van aangiften voor derden;

• het verrichten van loonbetalingen aan/voor derden.

• het bemiddelen bij het afsluiten van hypotheken.

Bovengenoemde activiteiten worden verricht onder verschillende namen zoals [E] , [F] en Stichting [G] . Ook wordt er gebruik gemaakt van bankrekeningen met verschillende tenaamstellingen.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande dient belastingplichtige dan ook als ondernemer voor zowel de inkomstenbelasting als omzetbelasting aangemerkt te worden. Naast winst uit onderneming geniet belastingplichtige ook resultaat uit overige werkzaamheden.

(…)

3.2.2

Jaar 2007

Omzet van derden voor verrichten van administratieve werkzaamheden

12.231

(*1)

Stortingen van derden onbekend

4.326

(*1)

Omzet V.O.F. [H] (omzet [I] april)

7.601

(*2)

Teruggave omzetbelasting [J] ( [00000] )

1.900

(*3)

Provisie ontvangen van derden

29.712

Totaal ontvangsten

55.770

(*1) Specificatie van deze bedragen zijn in het controledossier opgenomen.

(*2) Betreft een storting op deze bankrekening met omschrijving V.O.F. [H] (omzet april [I] ). Zover als ik heb kunnen na gegaan wordt dit bedrag niet van deze bankrekening opgenomen of betaald aan V.O.F. [H] . Het bedrag van € 7.601 wordt vooralsnog dan ook als omzet van belastingplichtige aangemerkt.

(*3) Op deze bankrekening wordt tot 3 keer toe een teruggave omzetbelasting van [J] overgemaakt. Tegenover 2 van de 3 teruggaven staan tot dezelfde bedragen opnames. Aangenomen kan worden dat deze opnames betrekking hebben op aan [J] terugbetaalde bedragen. Tegenover het 3e bedrag, een teruggave omzetbelasting van [J] op 30 oktober 2007 staat geen opname.

(…)

3.7

Woning [b-straat] en [a-straat] 8 te [Z]

Belastingplichtige en zijn echtgenote hebben de volgende woningen in eigendom of in eigendom gehad.

Woning [b-straat] 27 te [Z]

Deze woning was eigendom van de heer [X] en zijn toenmalige echtgenote mevrouw [K] . De woning is d.d. 3 maart 2011 verkocht aan de dames [L] en [M] . Deze woning werd al vanaf mei 2006 verhuurd aan derden (de heer [N] en mevrouw [O] ). Zie ook hoofdstuk 2.2.

Vanaf het moment dat een woning, welke belastingplichtige tot hoofdverblijf heeft gediend, wordt verhuurd gaat deze woning over naar box 3. Er bestaat dan geen recht meer van aftrek van hypotheekrente in Box 1. Naar het zich laat aanzien is belastingplichtige vanaf mei 2006 niet meer woonachtig geweest op de [b-straat] 27. De inkomsten uit eigen woning komen daarmee te vervallen. Dit leidt tot de volgende correctie (aftrekpost tot onderstaande bedragen komt te vervallen):

Jaar 2006: 8/12 x € 6.621 is € 4.414

Jaar 2007: € 8.911

(…)

3.9.1

Vermogensvergelijking

Op basis van het bovenstaande dienen er een aantal zekere correcties aangebracht te worden. Voor de jaren 2006 tot en met 2009 werd door ondergetekende een vermogensvergelijking gemaakt waar deze zekere correcties al in verwerkt zijn. Deze vermogensvergelijking wordt hierna weer gegeven. Op basis van deze vermogensvergelijking dienen er nog aanvullende correcties aangebracht worden.

1-1-2007

Totaal vermogen 1 januari

€ 667

Totaal ontvangsten

€ 92.776

Theoretisch eindvermogen

€ 93.443

Werkelijk eindvermogen

€ 72.814

Brutoprivé

€ 20.629

Benoemingen

€ 141.860

Saldo privé

-€ 121.231

Totaal correcties (zie 3.9.2) (*1)

€ 74.581

-€ 46.650

Correctie vermogensvergelijking

€ 46.550

€ 0

(*1) Correctie in 2006 exclusief de € 30.000 resultaat uit overige werkzaamheden, zie hoofdstuk 3.9.2.. De afronding van deze transactie vindt pas in 2007 plaats.

(…)

5 Overzicht correcties

(…)

5.1.2

Jaar 2007

Deze navordering had opgelegd moeten worden bovengenoemd inkomen van € 130.493. De navordering van het jaar 2007 is recent opgelegd naar een inkomen van € 119.303.”

2.5.

De Inspecteur heeft met dagtekening 13 december 2012 uitspraak op bezwaar gedaan, waarbij hij het bezwaar heeft afgewezen. In de uitspraak op bezwaar is voor zover van belang het volgende opgenomen:

„Beoordeling van uw bezwaar

Naar aanleiding van uw bezwaar is er een controle ingesteld. Naar aanleiding van deze controle is een rappor topgesteld, dat binnenkort aan u wordt, of reeds is, toegezonden. Uit de bevindingen van dit rapport blijkt dat het inkomen vastgeseld dient te worden op € 119.303. Dit is hoger dan het inkomen dat bij het opleggen van de definitieve aanslag is vastgesteld. Ik wijs uw bezwaar dan ook af en er zal een navorderingsaanslag opgelegd worden naar het hogere inkomen.

Mondelinge toelichting

Ik heb afgezien van het horen op grond van artikel 7:3 onderdeel b Algemene Wet Bestuursrecht, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is.”

2.6.

In een tot de stukken van het geding behorend verslag van 17 februari 2011 van een derdenonderzoek, gehouden bij het garagebedrijf van een zekere [P] te [Z] , is vermeld dat belanghebbende onder de naam [E] , gevestigd aan de [a-straat] 8 te [Z] , sinds het begin van 2007 de administratie voor [P] heeft gedaan. Deze betaalt daarvoor maandelijks een bedrag van € 100 door automatische storting op een bankrekening van belanghebbende.

2.7.

Tegenover de controle-ambtenaar [C] heeft belanghebbende, volgens een in hoger beroep door de Inspecteur overgelegde, door [C] vervaardigde schriftelijke toelichting met bijlagen, verklaard dat hij geen administratie heeft. [C] heeft vervolgens afschriften opgevraagd van zeven bankrekeningen, die op naam staan van belanghebbende, op naam van [E] aan de [a-straat] 8 te [Z] , zijn toenmalige echtgenote en een van zijn kinderen. Van de bankrekening ABN-AMRO [00001] , die op naam staat van [E] heeft [C] voor het jaar 2007 Excel-bestanden gemaakt van alle relevante mutaties, voorts heeft hij die mutaties getotaliseerd en gerubriceerd en ten slotte heeft hij de totalen gespecificeerd naar onder meer soorten opbrengst over 2007. De in het rapport onder 3.2.2 aangebrachte correcties (omzet, stortingen van derden onbekend, omzet VOF [H] , teruggave omzetbelasting [J] en provisie), met een totaalbedrag van € 55.770, volgen uit de gegevens van die Excel-bestanden.

2.8.

In de schriftelijke toelichting van [C] is het volgende opgenomen:

„De correctie zoals is aangebracht in hoofdstuk 3.4. heeft betrekking op het aantal loonbetalingen dat gedaan zou zijn door [X] namens derden/aan derden. Er werd geld in contanten op zijn bankrekening gestort, hiervan werd uitbetaald loon aan derden geboekt.

In een proces verbaal van verhoor van 31 oktober 2011 heeft de heer [X] verklaard dat de desbetreffende personen op basis hiervan hypotheken konden krijgen. Hij zou hiervoor ongeveer € 5.000 a € 6.000 mee verdiend hebben en daarnaast ook nog drank en drugs.

Ik heb zijn voordeel geschat op € 100 per transactie. Totaal aantal transactie in het jaar 2007 is 99 stuks. Deze transacties zijn terug te vinden op bijlage 2.1.”

3 Geschil

3.1.

In geschil is of bij de aanslagregeling terecht en tot de juiste - althans niet te hoge - bedragen correcties zijn aangebracht, welke vraag door de Inspecteur bevestigend en door belanghebbende ontkennend wordt beantwoord.

3.2.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, ten gevolge waarvan de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard, en dat uit de in het controlerapport neergelegde bevindingen volgt dat de toegepaste correcties eerder te laag dan te hoog zijn geweest. Hij concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en voorts primair tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar en subsidiair tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.696.

3.3.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Inspecteur het van hem verlangde bewijs niet heeft geleverd. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing