Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:266, 16/00296 t/m 16/00300, 16/01075 en 16/010765
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:266, 16/00296 t/m 16/00300, 16/01075 en 16/010765
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 januari 2018
- Datum publicatie
- 19 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:266
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:962
- Zaaknummer
- 16/00296 t/m 16/00300, 16/01075 en 16/010765
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Bewijsvermoeden. Verzwegen inkomstenbron? Ontzenuwing. Bijstandsuitkering terecht in 2013 belast?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 16/00296 tot en met 16/00300, 16/01075 en 16/01076
uitspraakdatum: 3 januari 2018nummer 06/001470121
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , te [Z] (België) (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 maart 2016, nummers AWB 15/3109 tot en met 15/3112 en 15/3637, en de uitspraak van rechtbank Gelderland van 22 juli 2016, nummers AWB 16/516 en 16/1477, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.690. Daarbij is een bedrag van € 75 aan heffingsrente in rekening gebracht. Tevens is een verzuimboete van € 2.460 opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 9.690. Daarbij is een bedrag van € 38 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.080. Daarbij is een bedrag van € 81 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag ZVW opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 9.690. Daarbij is een bedrag van € 7 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.734. Daarbij is een bedrag van € 22 aan belastingrente in rekening gebracht. Tevens is een verzuimboete van € 226 opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.991.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 20 april 2015 de aanslagen IB/PVV 2010, ZVW 2010, ZVW 2011 en de boetebeschikking 2010 gehandhaafd, en de aanslag IB/PVV 2011 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.690.
De Inspecteur heeft bij in een geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 19 mei 2015 de aanslag IB/PVV 2012 gehandhaafd en de boetebeschikking 2012 vernietigd.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 december 2015 de aanslag IB/PVV 2013 gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 1 maart 2016 het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2012 gegrond verklaard, de overige beroepen ongegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2012 vernietigd, en de aanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.742. Verder heeft de Rechtbank bij uitspraak van 22 juli 2016 het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft bij brieven van respectievelijk 6 maart 2016 en 22 augustus 2016, tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft bij beschikking van 18 maart 2016 de aanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.742. Na verrekening van de heffingskortingen is geen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen verschuldigd. Ook de in rekening gebrachte belastingrente is verminderd tot nihil.
De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Belanghebbende heeft conclusies van repliek ingediend.
De Inspecteur heeft conclusies van dupliek ingediend.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2017 te Arnhem. De zaken met de nummers 16/007296 tot en met 16/00300, 16/01075 en 16/01076 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is vertegenwoordigd door haar echtgenoot [A] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en mr. [C] .
Belanghebbende heeft verzocht mr. [C] , die in deze procedure namens de Inspecteur optreedt, onder ede te horen. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen omdat in een belastingprocedure voor een partijverklaring onder ede geen plaats is (vgl. HR 9 augustus 2013, nr. 13/00078, ECLI:NL:HR:2013:196).
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende, geboren [in] 1947, was in de onderhavige jaren gehuwd met [A] , geboren [in] 1952.
Belanghebbende heeft in juni 2004 een haar volledig in eigendom toebehorende woning aan de [a-straat] 7 te [D] moeten verkopen om een belastingschuld te kunnen voldoen. Na voldoening van de belastingschuld resteerde een voordeel van circa € 200.000.
Blijkens de Basisregistratie Personen (BRP) – voorheen de Gemeentelijke Basisregistratie voor persoonsgegevens (GBA) - stond belanghebbende in de onderhavige jaren op de volgende adressen ingeschreven:
1 januari 2010 t/m 7 oktober 2011 [b-straat] 10a te [E]
7 oktober 2011 t/m 12 sept. 2012 [c-straat] 1 te [Z] (België)
12 sept. 2012 t/m 25 sept. 2012 [d-straat] 2 te [D]
25 sept. 2012 t/m 31 dec. 2013 [e-straat] 5 te [D] .
Belanghebbendes echtgenoot stond ingeschreven op de volgende adressen:
1 januari 2010 t/m 26 juli 2010 [d-straat] 2 te [D]
26 juli 2010 t/m 15 juli 2011 [d-straat] 4 te [D]
15 juli 2011 t/m 12 sept. 2012 [f-straat] 24 te [F] (Frankrijk)
12 sept. 2012 t/m 25 sept. 2012 [d-straat] 2 te [D]
25 sept. 2012 t/m 31 dec. 2013 [e-straat] 5 te [D]
Blijkens een huurovereenkomst van september 2010 hebben belanghebbende en haar echtgenoot van [G] een kasteel gehuurd aan de [c-straat] 1 te [Z] (België) voor € 1.500 per maand en dient deze huur te worden voldaan door overboeking op een Belgische bankrekening. Blijkens de huurovereenkomst loopt de huurperiode van 1 september 2011 tot 1 september 2012.
In de periode dat belanghebbende stond ingeschreven op het adres in [E] , woonde zij in bij haar broer [H] . Deze broer heeft in 2010 en 2011 een AOW-uitkering genoten van respectievelijk € 5.285 en € 13.372.
In 2010 en 2011 hebben belanghebbende en haar echtgenoot maandelijks een premie zorgverzekering betaald van respectievelijk € 93,75 en € 104,50 per persoon. Belanghebbende heeft in deze jaren zorgtoeslag ontvangen.
Belanghebbende heeft de verkoopopbrengst ter zake van de eigen woning van € 200.000 in beheer gegeven bij [G] . Van dit vermogen doet belanghebbende geen aangifte in Nederland. In Nederland heeft belanghebbende een bankrekening bij de ING-bank voor de lopende uitgaven. Van belanghebbendes partner zijn in 2010 en 2011 geen bankrekeningen bekend.
Belanghebbende en haar echtgenoot hebben in 2010 en 2011 geen auto op naam gehad in Nederland.
Belanghebbende heeft in april 2011 € 1.390 aan pensioen ontvangen van het [I] pensioenfonds.
Belanghebbende heeft in maart 2012 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Zij heeft in 2012 een inkomen van € 15.734 genoten, bestaande uit een AOW-uitkering en een pensioen.
Belanghebbende heeft geen aangiften IB/PVV voor de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009 gedaan. Voor deze jaren zijn verzuimboetes opgelegd.
Op 28 februari 2011 is belanghebbende uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2010. Vervolgens is op 27 juni 2011 een herinnering gestuurd. Op 1 september 2011 is een aanmaning gestuurd om voor 15 september 2011 aangifte te doen. Belanghebbende heeft op 22 mei 2013 aangifte IB/PVV 2010 gedaan naar een belastbaar inkomen van nihil.
Na daartoe te zijn uitgenodigd, heeft belanghebbende aangifte IB/PVV 2011 gedaan met een zogenoemd M-formulier naar een belastbaar inkomen van nihil.
Belanghebbende heeft geen aangifte IB/PVV 2012 gedaan. Belanghebbende heeft voor 2012 wel een zogenoemde ‘Opgaaf wereldinkomen’ gedaan naar een inkomen uit vroegere dienstbetrekking van € 15.734 (AOW-uitkering en pensioen). Naar aanleiding daarvan heeft de Inspecteur op grond van artikel 8a Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) een beschikking ‘niet in Nederland belastbaar inkomen’ afgegeven.
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.991. Het inkomen bestaat uit een AOW-uitkering van € 18.637, een pensioenuitkering van [J] van € 1.356 en een bijstandsuitkering van de gemeente West Maas en Waal van € 4.998.
De Inspecteur heeft (na bezwaar) aanslagen IB/PVV 2010 en 2011, alsmede aanslagen ZVW 2010 en 2011, opgelegd naar een belastbaar en bijdrage-inkomen van € 9.690. De aanslag IB/PVV 2012 is opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 15.734. De aanslag IB/PVV 2013 is opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. Verder is een verzuimboete 2010 opgelegd van € 2.460.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat voor de jaren 2010 en 2011 het vermoeden is gerechtvaardigd dat belanghebbende inkomen heeft genoten tot het bijstandsniveau van € 9.690, dat belanghebbende dit vermoeden niet heeft ontzenuwd, en dat derhalve daaraan het bewijs mag worden ontleend dat de correcties op zijn plaats zijn. Voor wat betreft de aanslag IB/PVV 2012 acht de Rechtbank overeenkomstig het standpunt van de Inspecteur aannemelijk dat belanghebbende van 1 januari 2012 tot en met 12 september 2012 in België heeft gewoond, dat belanghebbende in die periode dus buitenlands belastingplichtig was en dat het belastbaar inkomen derhalve tijdsevenredig vastgesteld moet worden op 110/365 van € 15.734, ofwel € 4.742. Verder heeft de Rechtbank de aanslag IB/PVV 2013 gehandhaafd, omdat de bijstandsuitkering van de gemeente West Maas en Waal pas in 2013 is genoten en derhalve terecht in dat jaar in aanmerking is genomen. Voorts acht de Rechtbank de verzuimboete 2010 van € 2.460 gerechtvaardigd omdat belanghebbende stelselmatig haar aangifteverplichting niet is nagekomen.
3 Geschil
In geschil of de aanslagen en boetebeschikking terecht en tot een juist bedrag zijn opgelegd.
Belanghebbende betoogt dat zij in de jaren 2010 en 2011 in haar levensonderhoud heeft kunnen voorzien van de in 2004 behaalde verkoopwinst van € 200.000, zodat niet het vermoeden gerechtvaardigd is dat zij enig inkomen moet hebben genoten om van te kunnen leven. Verder betoogt belanghebbende dat zij vanaf 7 oktober 2011 in België woonachtig is, zodat ook in het jaar 2011 het inkomen tijdsevenredig moet worden vastgesteld. Wat betreft de aanslag IB/PVV 2013 betoogt belanghebbende dat een deel van de in 2013 ontvangen bijstandsuitkering van de gemeente West Maas en Waal betrekking heeft op de maanden september tot en met december 2012 en dat de uitkering in zoverre niet in 2013 in aanmerking genomen kan worden.
De Inspecteur neemt het standpunt in dat niet is gebleken dat in 2010 nog enig vermogen resteert van het in 2004 genoten voordeel van € 200.000 ter zake van de verkoop van de eigen woning. Mitsdien is het vermoeden gerechtvaardigd dat belanghebbende vanaf 2010 jaarlijks enig inkomen moet hebben genoten om van te kunnen leven.
De Inspecteur is in hoger beroep, gelijk belanghebbende, van mening dat ook voor het jaar 2011 het inkomen tijdsevenredig moet worden vastgesteld, nu belanghebbende vanaf 7 oktober 2011 in België woonachtig is. Het [I] -pensioen van € 1.390 is volledig genoten in de periode dat belanghebbende in Nederland woonachtig was, zodat slechts het gecorrigeerde inkomen van € 8.300 tijdsevenredig moet worden herleid, aldus de Inspecteur. Dit brengt mee dat 85/365 van € 8.300, ofwel € 1.933 niet tot het belastbaar inkomen moet worden gerekend, zodat het belastbaar inkomen voor het jaar 2011 moet worden vastgesteld op € 9.690 minus € 1.933, ofwel € 7.757. Deze berekening als zodanig is tussen partijen niet in geschil.
Verder meent de Inspecteur dat belanghebbende bij een beoordeling van de aanslag IB/PVV 2012 geen belang meer heeft, nu deze aanslag tot nihil is teruggebracht. Voorts acht de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2013 tot een juist inkomen opgelegd.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, tot vermindering van de aanslagen en tot vernietiging van de verzuimboete.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur voor zover deze betrekking hebben op de aanslagen IB/PVV 2011 en ZVW 2011, tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2011 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.757 en tot vermindering van de aanslag ZVW 2011 berekend naar bijdrage-inkomen van € 7.757. Voor het overige concludeert de Inspecteur tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.