Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:771, 16/01159
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:771, 16/01159
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 januari 2018
- Datum publicatie
- 2 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:771
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:4388, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:2414
- Zaaknummer
- 16/01159
Inhoudsindicatie
OB. Fiod-onderzoek. Verzwegen omzet? Diverse formele grieven
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 16/01159
uitspraakdatum: 23 januari 2018
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 augustus 2016, nummer ARN 15/2714, ECLI:NL:RBGEL:2016:4388, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende was in de jaren 2008 tot en met 2012 in dienstbetrekking werkzaam als medewerker bij het verzekeringskantoor [A] .
Op 14 mei 2012 heeft de FIOD onder leiding van de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een huiszoeking uitgevoerd op het woonadres van belanghebbende. Daarbij heeft de FIOD diverse administratieve bescheiden in beslag genomen, waaronder bankafschriften, schriften, aangiftegegevens en een computer.
Op de in de woning van belanghebbende inbeslaggenomen computer zijn voor de aangiftejaren 2007 tot en met 2011 in totaal 6.374 verschillende aangiftebestanden aangetroffen die zijn aangemaakt met de aangifteprogramma’s inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) die de Belastingdienst jaarlijks ter beschikking stelt. Deze bestanden bevatten van 2.974 verschillende belastingplichtigen gegevens voor in totaal 9.485 aangiften IB/PVV. Daarvan zijn er 8.603 daadwerkelijk verzonden.
In de inbeslaggenomen schriften staan grote aantallen namen van personen geschreven met daarachter de aantekening ‘verzonden’. Achter deze namen zijn telkens een of meerdere bedragen vermeld, over het algemeen € 50, in een aantal gevallen een lager bedrag.
In de door de FIOD opgemaakte stukken zijn de volgende verklaringen opgenomen:
Belanghebbende, 17 december 2012, eerste verklaring:
“Verder verdien ik ook bij via het invullen van de aangiften inkomstenbelasting op naam van
anderen.”
Belanghebbende, 17 december 2012, tweede verklaring:
“Ik ken deze schriftjes, ze zijn van mij. Dit zijn de bedragen die ik zou ontvangen, maar niet
daadwerkelijk heb ontvangen. Als u vraagt aan mij hoeveel ik van dat bedrag nu daadwerkelijk heb ontvangen dan beroep ik mij op mijn zwijgrecht.”
[B] , werkgever van belanghebbende, 14 mei 2012:
“[Belanghebbende] mag van mij aangiften IB invullen voor zijn klanten. Daar heb ik weet van. (…)
Dit doet hij niet bedrijfsmatig binnen onze adviesgroep. Hij doet dat voor eigen rekening.
Ik weet niet hoeveel klanten [belanghebbende] heeft waarvoor hij aangiften invult. Dan kunnen er wel honderd zijn.
Hij heeft tegen mij zegt hij dat hij het invullen veelal voor niets doet. Bij sommige mensen vraagt
hij volgens mij wel een klein bedrag, tussen de 30 en 50 euro. (…)
Het geld welke hij krijgt voor het invullen gaat ook naar hem. Hij geeft dat volgens mij op als
neveninkomsten.
(…) Hij vult de aangiften ook wel eens hier op kantoor in. Hijzelf heeft een laptop. Of hij de aangiften invult op de vaste computer of op de laptop dat weet ik niet.”
[C] , cliënt van belanghebbende, 23 april 2012:
“Ik vul mijn aangiften inkomstenbelasting niet zelf in dat laat ik doen. Mijn aangiften worden ingevuld door [belanghebbende] (…)
Voor het invullen van de aangifte heb ik € 50,= betaald.”
[D] , cliënt van belanghebbende, 14 juni 2012:
"U vraagt aan mij of [belanghebbende] mij niet helpt met het invullen van de belastingaangifte. [Belanghebbende] helpt mij met de teruggave. Dat doet al hij al jaren, al zeker 10 tot 12 jaar.
Ik krijg zo geld van de belasting terug".
en
"Ik moest aan [belanghebbende] betalen voor het invullen van de aangifte. De laatste jaren kreeg [belanghebbende] voor elke aangifte 50 euro. In het begin was dat € 30.”
[E] , cliënt van belanghebbende, 2 november 2012:
“Ik heb aan [belanghebbende] 50 euro moeten betalen voor het invullen van de aangifte.”
[F] , cliënt van belanghebbende, 4 september 2012:
“Wij hebben aan [belanghebbende] € 50 moeten betalen per aangifte en daarnaast ook nog voor de consulent.
Mijn man heeft zojuist nagekeken op onze bankafschriften; we hebben op 9 januari 2012 € 470,-per bank betaald aan [belanghebbende].
(…)
Naast dit bedrag hebben we ook nog € 150 contant in een envelop aan [belanghebbende] betaald voor het doen van mijn aangiften inkomstenbelasting.”
[G] , cliënt van belanghebbende, 12 september 2014:
“Ik heb aan [belanghebbende] 200 euro betaald. Eigenlijk was het 50 euro, maar omdat ik zo veel minder hoefde te betalen werd het duurder en moest ik 200 euro betalen. U vraagt mij of ik een bonnetje kreeg van [belanghebbende]. Nee, hij schreef het wel op in zijn logboek. Dat had hij altijd bij zich.”
In de brief van 23 januari 2013 heeft de Inspecteur het volgende aan belanghebbende medegedeeld:
“Uit het strafrechtelijk onderzoek dat in dit kader is ingesteld blijkt dat u de afgelopen jaren tegen betaling aangiften voor derden heeft ingevuld.
De officier van justitie heeft de Belastingdienst toestemming gegeven om de informatie die wordt
verkregen in het kader van dit strafrechtelijk onderzoek te gebruiken voor de heffing en invordering van belastingen.
Wij hebben geconstateerd dat u in uw aangiften inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen over de jaren 2008 tot en met 2011 ten onrechte de verdiensten afkomstig van het invullen van aangiften voor derden niet of niet volledig heeft aangegeven. Daarnaast heeft u verzuimd omzetbelasting aan te geven en te voldoen. De diensten die u tegen betaling heeft geboden aan uw cliënten worden beschouwd als belastbare handelingen waarover omzetbelasting moet worden geheven en betaald. Voor de omzetbelasting merken wij u aan als ondernemer.
Uit de gegevensdragers die tijdens het strafrechtelijk onderzoek zijn gevorderd of in beslag zijn
genomen blijkt het volgende:
In het (kalender)jaar 2008 heeft u 1.314 aangiften inkomstenbelasting ingediend bij de belastingdienst.
In het (kalender)jaar 2009 heeft u 1.857 aangiften inkomstenbelasting ingediend bij de belastingdienst.
In het (kalender)jaar 2010 heeft u 2.085 aangiften inkomstenbelasting ingediend bij de belastingdienst.
In het (kalender)jaar 2011 heeft u 2.040 aangiften inkomstenbelasting ingediend bij de belastingdienst.
In het (kalender)jaar 2012 heeft u 1.307 aangiften inkomstenbelasting ingediend bij de belastingdienst
(telling tot 14 mei 2012)
De aantallen aangiften die door u zijn ingediend bij de Belastingdienst hebben wij vastgesteld met behulp van de bestanden die zich op uw computer bevonden.
(…)
Aan de hand van de vastleggingen in uw administratie hebben wij berekend dat u cliënten u gemiddeld € 46 per ingediende aangifte hebben betaald. In deze € 46 is dan 19% omzetbelasting begrepen.
Volgens uw administratie heeft u gedurende de jaren 2008 t/m 2012 de volgende aantallen aangiften ingezonden. De bedragen die in de belastingheffing betrokken gaan worden staan hierna vermeld.
Jaar aantal ontvangen inkomsten uit omzetbelasting
Aangiften vergoeding werk en woning
(Box 1)
2008 1.314 € 60.444 € 50.793 € 9.651
2009 1.857 € 85.422 € 71.783 € 13.639
2010 2.085 € 95.910 € 80.597 € 15.313
2011 2.040 € 93.840 € 78.857 € 14.983
2012 1.307 € 60.122 € 50.523 € 9.599”
De toenmalige gemachtigde van belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2008 tot en met 2011. In het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende voor de motivering van het bezwaar verwezen naar het bezwaar tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2008 tot en met 2011. Daarin heeft de toenmalige gemachtigde geschreven:
“Hierna zal een overzicht volgen van de werkelijk door cliënt ingediende aangiften
- 2008 Door u is vastgesteld dat cliënt 1 314 aangiften zou hebben ingediend. Het werkelijke aantal ingediende aangiften is echter 1.237.
- 2009 Door u is vastgesteld dat cliënt 1 857 aangiften zou hebben ingediend. Het werkelijke aantal ingediende aangiften is echter 1.267.
- 2010 Door u is vastgesteld dat cliënt 2 085 aangiften zou hebben ingediend. Het werkelijke aantal ingediende aangiften is echter 1.338.
- 2011 Door u is vastgesteld dat cliënt 2 040 aangiften zou hebben ingediend. Het werkelijke aantal ingediende aangiften is echter 1.310.
- 2012 Door u is vastgesteld dat cliënt 1 307 aangiften zou hebben ingediend. Het werkelijke aantal ingediende aangiften is echter 625.
(…)
Client stelt, op basis van zijn eigen administratie, dat de gemiddelde betaling per ingediende aangifte circa € 35,00 bedraagt.”
De Officier van Justitie heeft in zijn brief aan de Inspecteur van 23 juli 2015 toestemming verleend de gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek voor de uitvoering van de belastingwet te gebruiken.
In een brief van 22 mei 2017 heeft de Inspecteur het volgende aan het Hof medegedeeld:
“Op 22 december 2016 heb ik - per mail - het dossier opgevraagd bij de FIOD. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de FIOD het dossier - bestaande uit vier dozen met in totaal een stapel A-4'tjes van circa 34 centimeter hoog - aan mij overgedragen. Vervolgens heb ik de gemachtigde de gelegenheid gegeven inzage te nemen in dit dossier. Gemachtigde heeft echter van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Overigens ga ik er vanuit, dat belanghebbende het dossier reeds via zijn strafrechtadvocaat ter beschikking staat.”
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft het Hof ten onrechte afgezien van het oproepen van 67 getuigen?
2. Heeft de Inspecteur artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschonden door de delen van het FIOD-dossier die hij na de uitspraak op bezwaar heeft ingezien niet in te brengen?
3. Dient het FIOD-dossier van bewijs te worden uitgesloten, omdat de Inspecteur niet kan bewijzen dat hem ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag toestemming was verleend tot het gebruik daarvan door de Officier van Justitie, dan wel dat hij op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) om afgifte daarvan had verzocht?
4. Heeft de Inspecteur onzorgvuldig gehandeld als hij zonder nader onderzoek de gegevens van de FIOD heeft overgenomen bij het vaststellen van de naheffingsaanslag?
5. Heeft de Inspecteur belanghebbende ten onrechte als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de Inspecteur beantwoordt deze ontkennend.