Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:780, 17/00652 tm 17/00654

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:780, 17/00652 tm 17/00654

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 januari 2018
Datum publicatie
2 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:780
Formele relaties
Zaaknummer
17/00652 tm 17/00654

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Hotel met restaurant. Gemeente slaagt in bewijslast.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 17/00652 tot en met 17/00654

uitspraakdatum: 23 januari 2018

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 mei 2017, nummers UTR 16/3815, UTR 16/3816 en UTR 16/3817, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaken [a-straat] 1, [a-straat] 3 en [b-straat] 311 te [A] , per waardepeildatum 1 januari 2015 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2016 vastgesteld op respectievelijk € 6.138.000, € 872.000 en € 1.812.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn de aanslagen onroerendezaakbelasting 2016 (OZB) opgelegd ter zake van het gebruik van deze onroerende zaken.

1.2.

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend, ingekomen bij het Hof op 20 oktober 2017, 20 november 2017 en 30 november 2017.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gebruiker van [a-straat] 1 ( [B] ), [a-straat] 3 ( [C] ) en [b-straat] 311 ( [D] ).

2.2.

[a-straat] 1 is tezamen met [c-straat 1] 16, 18 en 20 (hierna gezamenlijk te noemen: [a-straat] 1) aangemerkt als een samenstel in de zin van artikel 16 aanhef, en onder d, van de Wet WOZ. Het betreft een in 2012 gebouwd hotel met een restaurant en een wijnbar. De onroerende zaak bestaat uit vijf appartementsrechten, kadastraal bekend gemeente [A] , sectie [Y] , nummer [00000] , indexnummers A-1, A-22, A-23, A-24 en A-25. Belanghebbende is voor het object op 24 juni 2010 een huurovereenkomst aangegaan met een huurprijs van € 572.555 per jaar.

2.3.

[a-straat] 1 is bij akte van levering van 12 oktober 2016 door Stichting [E] C.V. in eigendom overgedragen aan [F] B.V. voor een koopsom van € 7.550.499.

2.4.

[a-straat] 3 betreft een in 2012 gebouwd café-restaurant. De onroerende zaak bestaat uit één appartementsrecht, kadastraal bekend gemeente [A] , sectie [Y] , nummer [00000] , indexnummer A-14. Belanghebbende is voor het object op 31 december 2013 een huurovereenkomst aangegaan met een huurprijs van € 90.000 per jaar.

2.5.

[a-straat] 3 is bij akte van levering van 12 oktober 2016 door [G] B.V. in eigendom overgedragen aan [F] B.V. voor een koopsom van € 1.141.935.

2.6.

[b-straat] 311 is tezamen met [b-straat] 313 en 313a (hierna gezamenlijk te noemen: [b-straat] 311) aangemerkt als een samenstel in de zin van artikel 16 aanhef, en onder d, van de Wet WOZ. Het betreft een horecagelegenheid, die met name is ingesteld op feesten en bruiloftspartijen. Het gebouw is in 1996 heropgebouwd. Belanghebbende is voor het object een huurovereenkomst aangegaan met als ingangsdatum 1 maart 2012.

2.7.

De aandelen in [F] B.V., de koper van [a-straat] 1 en 3, worden indirect gehouden door [H] (hierna: [H] ). [H] was tot 16 juni 2016 middellijk bestuurder van belanghebbende.

3 Geschil

3.1.

In geschil zijn de vastgestelde waarden van de onroerende zaken [a-straat] 1, [a-straat] 3 en [b-straat] 311 op de waardepeildatum 1 januari 2015.

3.2.

Beide partijen hebben aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de heffingsambtenaar, tot vermindering van de vastgestelde waarden tot € 4.999.000 ( [a-straat] 1), € 799.000 ( [a-straat] 3) en € 765.000 ( [b-straat] 311), en – naar het Hof begrijpt – tot dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen OZB.

3.4.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing