Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7887, 17/01281

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7887, 17/01281

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
4 september 2018
Datum publicatie
7 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:7887
Formele relaties
Zaaknummer
17/01281

Inhoudsindicatie

Het Hof hecht geloof aan de verklaring van belanghebbende dat hij het hoger beroepschrift voor het einde van de appeltermijn ter post heeft bezorgd.

WAZ-premies voor de jaren 1999 tot en met 2003 en ZFW-premies voor de jaren 2001 tot en met 2005 zijn niet aftrekbaar in 2014.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 17/01281

uitspraakdatum: 4 september 2018

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 september 2017, nummer LEE 17/1321, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is van beroep administratieconsulent en belastingadviseur en is in dienstbetrekking als directeur bij ' [A] B.V.'

2.2.

Belanghebbende verricht zijn beroep mede in de vorm van een eenmanszaak onder de naam ' [B] '. De onderneming is gevestigd op het woonadres van belanghebbende in [Z] ; in het woonhuis staat aan belanghebbende een werkkamer op de zolderverdieping ter beschikking.

2.3.

Belanghebbende heeft aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.387; de resultaten van de eenmanszaak heeft hij aangegeven als winst uit onderneming. In de aangifte is onder meer het volgende vermeld:

"9. Winst uit ond.: Winst voor ondernemersaftrek

Winst als ondernemer (voor ondernemersaftrek) - 7.750

10. Winst uit ond.: Ondernemersaftrek

Zelfstandigenaftrek 3.640

( ... )

Niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek 3.640

( ... )

Ondernemersaftrek 0

11. Winst uit ond.: Belastbare winst

Bedrag MKB-winstvrijstelling -1.085

Belastbare winst -6.665

( ... )

34. Uitgaven voor specifieke zorgkosten

( ... )

Genees- en heelkundige hulp 11.245

( ... )

39. Giften

( ... )

PKN 638

( ... )

639 Algemene gegevens per onderneming

Naam van de onderneming [B]

( ... )

678 Overige bedrijfskosten

( ... )

Huisvestingkosten 2.894"

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een rekeningafschrift d.d. 5 maart 2014 van de bankrekening van ' [A] B.V.' bij [a-bank] N.V. Het rekeningafschrift vermeldt - voor zover relevant - de volgende gegevens:

"Overboeking ( ... ) 17,50

Begunstigde: PKN INZAKE ABONNEMENTEN"

2.5.

De ontvanger van de Belastingdienst heeft in 2014 op een aantal bezittingen van belanghebbende beslag gelegd. Met de opbrengst van de verkoop van deze bezittingen is onder andere een aantal openstaande aanslagen in de Inkomensafhankelijke bijdragen Ziekenfondswet zelfstandigen (ZFW; jaren 2001 tot en met 2005; totaalbedrag € 6.605) en openstaande aanslagen premies ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (WAZ; jaren 1999 tot en met 2003; totaalbedrag € 4.476) voldaan. Tot de gedingstukken behoren afschriften uit de administratieve systemen van de Belastingdienst, waarin gegevens van deze aanslagen zijn vermeld.

2.6.

De Inspecteur heeft de aangifte van belanghebbende gecorrigeerd ter zake van de in aftrek gebrachte ZFW- en WAZ-premies, huisvestingskosten, giften en zelfstandigenaftrek, en de aanslag in de IB/PVV vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.304.

2.7.

De uitspraak van de Rechtbank is op 29 september 2017 aan partijen verzonden. Het hogerberoepschrift is op 14 november 2017 ter griffie van het Hof ingekomen. Op de enveloppe is een leesbaar poststempel geplaatst met de dagtekening 13 november 2017.

2.8.

Het hogerberoepschrift bevat de volgende tekst:

"Deze post is gepost op 10 november 2017 om ± half elf s’avonds op weg van kantoor in [C] , in de bus bij Coöp in [C] , naar [Z] (Gron.)".

2.9.

Tot de stukken van het geding behoort een verklaring van 23 juni 2018 van [D] te [C] , uitbater van een café in de Hoofdstraat te [C] , inhoudende dat belanghebbende op 10 november 2017 ’s avonds tussen 22.30 uur en 23.00 uur zijn gelagkamer binnenkwam om te laten zien dat hij een poststuk ter post ging bezorgen. Volgens zijn verklaring heeft [D] gezien dat het stuk geadresseerd was aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en kon hij "het posten" zien vanuit zijn gelagkamer.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de correcties inzake ZFW- en WAZ-premies, huisvestingskosten, giften en zelfstandigenaftrek terecht zijn aangebracht, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord. In zijn pleitnota ter zitting van het Hof heeft belanghebbende in aanvulling op zijn aangifte verzocht om aftrek van de ter zake van de ZFW- en WAZ-aanslagen in rekening gebrachte invorderingsrente en –kosten ten bedrage van in totaal € 408.

3.2.

Belanghebbende voert aan dat de bedragen van de aanslagen in de ZFW- en WAZ-premies en de daarop verschuldigde rente en kosten in het jaar 2014 zijn betaald. Voorts voert hij aan dat de huisvestingskosten aftrekbaar zouden moeten zijn, omdat zij in de vennootschapsbelasting tot aftrek hadden geleid als hij ze "via de BV" had "laten lopen". Ten aanzien van de giften stelt belanghebbende dat de omschrijving "abonnement" niet doorslaggevend is voor de vraag of sprake is van aftrekbaarheid. Ten slotte voert belanghebbende aan dat hij blijkens het door hem ter zitting overgelegde urenoverzicht in 2014 ten minste 1225 uren in zijn onderneming heeft gewerkt.

3.3.

De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd bestreden.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing