Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8097, 17/00916
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8097, 17/00916
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 september 2018
- Datum publicatie
- 14 september 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:8097
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2017:3317, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 17/00916
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft 50% van de aandelen in BV A. De echtgenote van belanghebbende bezit de overige 50% van de aandelen in BV A. Aan belanghebbende en zijn echtgenote is een lening verstrekt van € 100.000 in het kader van de Wet werk en bijstand. In dit verband is de onderneming onderzocht en als levensvatbaar beoordeeld. Bij het verstrekken van de lening gold als voorwaarde dat het geleende bedrag wordt doorgeleend aan de BV. Na enkele jaren failleert de BV. Belanghebbende heeft in zijn aangifte een voorziening ten laste van zijn resultaat uit overige werkzaamheden gevormd ter grootte van de helft van de resterende lening. De Inspecteur heeft deze voorziening gecorrigeerd. Het Hof komt, gelet op de feitelijke omstandigheden, tot het oordeel dat geen sprake was van een onzakelijke lening en dat de voorziening ten onrechte is gecorrigeerd.
Uitspraak
Locatie Leeuwarden
nummer 17/00916
uitspraakdatum: 11 september 2018
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 augustus 2017, nummer LEE 16/4319, ECLI:NL:RBNNE:2017:3317, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.690. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 795.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de bestreden aanslag en beschikking belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 29 augustus 2017 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2018 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld door zijn echtgenote [A] , en mr. [B] en mr. [C] , als de gemachtigden van belanghebbende, bijgestaan door mr. [D] , alsmede [E] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [F] . De zaak is, met toestemming van partijen, gezamenlijk behandeld met de zaak met nummer 17/00917.
Partijen hebben een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1954. Belanghebbende is getrouwd met [A] , geboren [in] 1959.
Belanghebbende was in 2013 directeur en enig aandeelhouder van [G] B.V. Deze B.V. hield in 2013 50% van de aandelen in [H] B.V. (hierna: de BV). De andere 50% van de aandelen werd gehouden door [I] B.V.
Op 25 juli 2012 is door het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf advies uitgebracht aan het Bureau Zelfstandigen Fryslân (hierna: Bzf) van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân in het kader van een kredietaanvraag door belanghebbende en zijn echtgenote, d.d. 15 juni 2012, op grond van de Wet werk en bijstand (hierna: Wwb) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (hierna: Bbz 2004). In dat rapport, met de titel “Levensvatbaarheidsonderzoek inzake de heer [X] en mevrouw [A] ”, is onder andere het volgende opgenomen:
“ Samenvatting en conclusie
Algemeen
De heer en mevrouw [X] exploiteren sinds 1997 een organisatieadviesbureau. Zij doen een beroep op het Bbz 2004 voor een krediet van € 125.000 ter financiering van noodzakelijke investeringen, achterstallige belastingschulden, crediteuren en het verwacht verlies gedurende de maand juli van 2012 in verband met de vakantieperiode van het onderwijs.
(…)
Conclusie
Wij beoordelen het bedrijf van de heer en mevrouw [X] als levensvatbaar.
(…)
Advies aan het Bureau Zelfstandigen Fryslân
Wij adviseren aan de heer en mevrouw [X] een Bbz-bedrijfskrediet van € 100.000 te verstrekken met een looptijd van 5 jaar tegen 8% rente.
(…)
1 SITUATIE ONDERNEMER EN AANLEIDING AANVRAAG
Opdracht
De heer en mevrouw [X] hebben bij het Bureau Zelfstandigen Fryslân een Bbz aanvraag ingediend. Het Bureau Zelfstandigen Fryslân heeft IMK gevraagd een onderzoek in te stellen. Wij hebben de exploitatievooruitzichten, de financieringsmogelijkheden en de levensvatbaarheid van het bedrijf van de heer en mevrouw [X] onderzocht.
(…)
Opdrachtverantwoording
Wij hebben bij dit onderzoek gebruik gemaakt van informatie uit:
➤ het Bbz-inlichtingenformulier;
➤ het door de heer en mevrouw [X] opgestelde businessplan inclusief een opgestelde prognose voor 2012 en 2013;
➤ mondelinge informatie verkregen tijdens het bedrijfsbezoek;
➤ de ontvangen jaarrekeningen tot en met 2010 (2011 in concept);
➤ de ontvangen tussentijdse cijfers van het bedrijf;
➤ huurovereenkomst kantoorruimte;
➤ kredietovereenkomst ING;
➤ leasecontract ING;
➤ actueel crediteurenoverzicht.
(…)
Oorzaak en aanleiding aanvraag
De onderneming heeft ernstige liquiditeitsproblemen die vooral zijn veroorzaakt door de bezuinigingen binnen het onderwijs hebben gezorgd voor een sterke daling van de omzet uit de aanvullende diensten, dit in combinatie met een te hoge kostenstructuur (personeel) hebben geleid tot 2 verliesjaren.
De heer en mevrouw [X] schatten hun financieringsbehoefte op € 125.000. Omdat de heer en mevrouw [X] er niet in zijn geslaagd om hun kredietfaciliteiten bij de bank uit te breiden, doen zij een beroep op de Bbz-regeling.
(…)