Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8799, 17/00968 t/m 17/00971
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8799, 17/00968 t/m 17/00971
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 oktober 2018
- Datum publicatie
- 12 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:8799
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2017:4789, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1199
- Zaaknummer
- 17/00968 t/m 17/00971
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Uitgaven voor monumentenpanden.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 17/00968 t/m 17/00971
uitspraakdatum: 3 oktober 2018
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 september 2017, nummers AWB 16/1634, 16/1635, 16/1636 en 16/1637, ECLI:NL:RBGEL:2017:4789, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2006 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2008 tot en met 2010 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 augustus 2018 nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. Belanghebbende heeft ter zitting een overzicht aangeboden waarin de verrichte werkzaamheden staan opgesomd. Het Hof heeft dat niet aangenomen, omdat het in strijd zou komen met de goede procesorde. Belanghebbende heeft niet gesteld dat het niet eerder mogelijk was dit overzicht in te brengen. De Inspecteur zou de gelegenheid moeten krijgen dat overzicht te bestuderen en daarop te reageren. Dat zou leiden tot een vertraging van de procedure. Het Hof acht het belang van een voortvarende voortgang van de procedure in dit geval zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende het stuk alsnog te mogen inbrengen.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende (geboren in 1961) heeft op 1 mei 1997 voor een koopsom van f 750.000 verkregen de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning). De woning is voor belanghebbende een eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Bij beschikking van 22 april 1999 is het woonhuis aangewezen als rijksmonument. De bij de woning behorende schuur is geen (deel van het) monument.
[A] te [B] heeft een restauratieplan opgesteld en de kosten begroot op f 647.094,17, waaronder f 46.780 voor binnenschilderwerk. Bij brief van 28 januari 2000 heeft de Inspecteur verklaard dat van dat bedrag f 615.094 als aftrekbare onderhoudskosten was aan te merken. Volgens die brief was dus f 32.000 niet aftrekbaar.
Naar aanleiding van een aanpassing van de restauratiekosten heeft de Inspecteur bij brief van 30 mei 2001 het volgende verklaard over de aftrekbaarheid van de kosten van de te verrichten werkzaamheden:
“Volgens de overgelegde bescheiden zijn de totale kosten van de werkzaamheden begroot op f 1.014.739 (incl. 19% BTW). Ik deel u mede dat bij uitvoering van deze werkzaamheden een bedrag ad. f f 973.281 (€ 441.656) als aftrekbare onderhoudskosten is aan te merken. (…) Door deze brief vervalt mijn beslissing van 28 januari 2000.”
De brieven van de Inspecteur verwijzen naar artikel 42a, zevende lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De in die bepaling bedoelde kosten zijn – voor zover hier van belang – dezelfde kosten als die thans in artikel 6:31 Wet IB 2001 worden aangeduid als onderhoudskosten.
In augustus 2003 was de eerste oplevering van de restauratiewerkzaamheden.
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben voor de heffing van inkomstenbelasting tezamen de volgende bedragen als kosten, lasten en afschrijvingen van het monumentenpand vermeld:
jaar |
bedrag |
2000 |
f 92.569 |
2001 |
€ 261.689 |
2002 |
€ 286.198 |
2003 |
€ 150.193 |
2004 |
€ 10.134 |
Voor het jaar 2005 heeft belanghebbende € 28.960 vermeld als uitgaven voor monumentenpanden.
In de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009 heeft schildersbedrijf [C] schilderswerkzaamheden verricht aan de buitenzijde en de binnenzijde het pand. Volgens een bij een factuur van [C] van 20 december 2008 gevoegde specificatie van de in 2006 tot en met 2008 verrichte werkzaamheden heeft 60% van de in rekening gebrachte bedragen betrekking op binnenschilderwerk en 40% op buitenschilderwerk.
In 2008 en 2009 heeft belanghebbende bij [D] en bij [E] zaken ten behoeve van de inrichting en stoffering van de woning aangeschaft. Op verzoek van belanghebbende hebben die leveranciers de kosten daarvan (hierna ook te noemen: interieurkosten) gefactureerd aan [C] . Op zijn beurt factureerde [C] de kosten aan belanghebbende met de omschrijving ‘schilderswerkzaamheden’. Het gaat hierbij om:
Bed |
€ 25.750 |
Behang |
€ 1.674 |
Gordijnen c.a. |
€ 72.747 |
Tapijt, ondertapijt en verlijming |
€ 10.165 |
Traploper en installatie |
€ 7.220 |
Schoonloopmatten |
€ 790 |
Vloerkleed |
€ 4.010 |
Zitkussens |
€ 1.455 |
Totaal |
€ 123.811 |
[C] heeft in de jaren 2006, 2008 en 2009 respectievelijk € 35.901, € 163.160 en € 12.302 aan belanghebbende in rekening gebracht. Op de facturen zijn deze bedragen niet nader gespecificeerd, maar niet in geschil is dat deze bedragen als volgt kunnen worden toegerekend:
2006 |
2008 |
2009 |
|
buitenschilderwerk |
€ 14.361 |
€ 20.289 |
€ 930 |
binnenschilderwerk |
€ 21.540 |
€ 30.433 |
|
interieurkosten |
€ 112.438 |
€ 11.372 |
|
totaal |
€ 35.901 |
€ 163.160 |
€ 12.302 |
Belanghebbende heeft de vermelde bedragen volledig als uitgaven voor monumentenpanden in zijn aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgenomen met de omschrijving ‘schilderkosten’.
Op 24 augustus 2009 heeft belanghebbende een bouwvergunning aangevraagd voor het vernieuwen van het dak van de schuur. Op 23 november 2009 heeft belanghebbende een sloopvergunning aangevraagd in verband met het vervangen van de asbest golfplaten op het dak van de schuur door dakpannen.
Aannemersbedrijf [F] partner in verbouw en nieuwbouw BV (hierna: [F] BV) heeft werkzaamheden verricht aan het woonhuis en aan de schuur. [G] BV is aandeelhouder van [F] BV. [H] is directeur en enig aandeelhouder van [G] BV.
Belanghebbende heeft in 2009 € 104.451 en in 2010 € 243.577 door [F] BV in rekening gebrachte bedragen als onderhoudskosten van een monumentenpand in zijn aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgenomen.
[I] Administratieve en fiscale dienstverlening verzorgde de administratie voor [F] BV. Zij heeft in samenspraak met de echtgenote van [H] een overzicht opgesteld van de door [F] BV aan belanghebbende gefactureerde werkzaamheden. In dit overzicht staat dat alle in 2009 en 2010 gefactureerde werkzaamheden betrekking hadden op de schuur. Over dat overzicht heeft [H] op 13 september 2012 verklaard:
‘Mijn vrouw heeft dit overzicht in overleg met de accountant (…) gemaakt aan de hand van de facturen. Ik ben er 100% zeker van dat de bedragen die in de kolom “Schuur” staan ook daadwerkelijk zo uitgevoerd zijn. Dit overzicht is 100% de waarheid en hierover is geen overleg geweest met [X] . (…) De schuur is geschikt gemaakt om een collectie oude auto’s te stallen. Dat betekent vorstvrij, verwarmd en dergelijke. (…) De meeste werkzaamheden zijn ook aan de binnenzijde van de schuur verricht.’
In maart/april 2015 hebben belanghebbende en de Inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten in verband met niet eerder aangegeven buitenlandse bankrekeningen. Partijen zijn overeengekomen dat de ter zake daarvan over de jaren 2001 tot en met 2011 verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen € 54.203 bedraagt en zal worden verwerkt in een navorderingsaanslag over het jaar 2010. Voorts zijn partijen overeengekomen dat ter zake geen boete wordt opgelegd.
Voor het jaar 2006 is aan belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.709. Bij de berekening daarvan is rekening gehouden met uitgaven voor monumentenpanden van € 46.801. De Inspecteur heeft zich nadien op het standpunt gesteld dat van die uitgaven 60%, ofwel een bedrag van € 21.540, ten onrechte in aanmerking is genomen, omdat dit kosten betreft van binnenschilderwerk die tot de huurderslasten behoren en daarom niet aftrekbaar zijn. Hij heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 36.709 + € 21.540 =) € 58.249.
Voor de jaren 2008 tot en met 2010 zijn de aanslagen vastgesteld met correcties op de aangegeven uitgaven voor monumentenwoningen. De belastbare inkomens uit werk en woning zijn als volgt berekend:
2008 |
2009 |
2010 |
|
aangeven belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 179.671 |
€ 49.876 |
€ 55.740 |
correctie uitgaven voor monumentenwoningen |
€ 142.871 |
€ 115.823 |
€ 243.577 |
vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 322.542 |
€ 165.699 |
€ 299.317 |
De correcties kunnen als volgt worden gespecificeerd:
2008 |
2009 |
2010 |
|
niet-aftrekbaar binnenschilderwerk (60%) |
€ 30.433 |
||
interieurkosten |
€ 112.438 |
€ 11.372 |
|
kosten schuur |
€ 104.451 |
€ 243.577 |
|
Totaal |
€ 142.871 |
€ 115.823 |
€ 243.577 |
Belanghebbende is strafrechtelijk vervolgd wegens het doen van onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting, valsheid in geschrift en het opzettelijk valse bescheiden c.a. ter beschikking stellen van de Inspecteur. De Rechtbank (strafkamer) heeft onder meer overwogen:
“Dat verdachte niet wist dat de schuur niet onder de rijksmonumentenbescherming valt, acht de rechtbank ongeloofwaardig. (…) De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de schuur niet was aangewezen als rijksmonument en de kosten van de werkzaamheden aan de schuur daarmee niet voor de Inkomstenbelasting voor aftrek in aanmerking kwamen. (…) Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door de kosten van werkzaamheden aan de schuur als aftrekbare onderhoudskosten rijksmonument in de aangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2009 en 2010 op te nemen, terwijl hij wist dat deze niet aftrekbaar waren, opzettelijk deze aangiften onjuist gedaan heeft. (…) Verdachte heeft de goederen die hij heeft gekocht bij [E] en [D] doen factureren aan [C] . Aan [C] verzocht verdachte vervolgens om die goederen aan hem te factureren met de omschrijving ‘geleverde materialen t.b.v. restauratie [J] , [a-straat 1] te [Z] ’. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte aldus geprobeerd de aard van die goederen te verhullen. Door deze facturen van [C] vervolgens in te dienen bij [K] en deze zo op te laten nemen als aftrekbare onderhoudskosten in de aangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2008 en 2009, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk onjuiste aangiften gedaan. Gelet op dit handelen van verdachte en de bedragen die daarmee gemoeid waren, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij er, toen hij de facturen aanleverde aan [K] , niet meer aan gedacht heeft dat zich daaronder ook de kosten van aanschaf van het bed met toebehoren en stoffering bevonden die niet voor aftrek in aanmerking kwamen, ongeloofwaardig.”
De Rechtbank heeft belanghebbende veroordeeld tot een werkstraf voor 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. Dit vonnis is inmiddels onherroepelijk geworden.
3 Het geschil
In geschil is of het ontbreken van een nieuw feit in de weg staat aan navordering voor het jaar 2006 en of belanghebbende recht heeft op een hogere aftrek van uitgaven voor monumentenpanden dan de Inspecteur heeft toegestaan.