Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10579, 18/00087 en 18/00097 en 18/00098
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10579, 18/00087 en 18/00097 en 18/00098
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 december 2019
- Datum publicatie
- 13 december 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:10579
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2017:6728, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:45
- Zaaknummer
- 18/00087 en 18/00097 en 18/00098
Inhoudsindicatie
Vpb; voor de op het moment van het ontstaan van de in rekening-courant schuldig gebleven huurpenningen mag geen voorziening wegens oninbaarheid worden gevormd. In wezen sprake van informele kapitaalstorting. Ook mag belanghebbende een rekening-courant vordering niet ten laste van de fiscale winst afwaarderen.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 18/00087, 18/00097 en 18/00098
uitspraakdatum: 10 december 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
en op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere (hierna: de Inspecteur),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 december 2017, zaaknummers AWB 14/6234 en AWB 14/6235,
in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.259.287. Tevens is bij beschikking € 40.907 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de Vpb opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 430.771. Tevens is bij beschikking € 9.103 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ter zake van de aanslag in de Vpb voor het jaar 2009 bij uitspraak van 27 december 2017 ongegrond verklaard, het beroep ter zake van de aanslag in de Vpb voor het jaar 2008 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag in de Vpb voor 2008 vernietigd, de aanslag in de Vpb voor 2008 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 820.098, de beschikking heffingsrente over het jaar 2008 dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.234,50 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 328 vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank eveneens hoger beroep ingesteld. Bij brief van 11 april 2018 heeft de Inspecteur het hoger beroep ingetrokken voor zover het zag op de aanslag in de Vpb voor 2009 en de daarbij behorende beschikking heffingsrente. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2019 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , namens belanghebbende en mr. [B] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door diens kantoorgenoot mr. [C] , alsmede mr. [D] , mr. [E] , [F] en mr. [G] namens de Inspecteur. De zaken met nummers 18/00086, 18/00099, 18/00100, 18/00101 en 18/00102 zijn met toestemming van partijen ter zitting gelijktijdig behandeld met de onderhavige zaken van belanghebbende.
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Alle aandelen in belanghebbende worden gehouden door de Stichting [H] . Voorzitter van deze stichting is [A] (hierna te noemen: [A] ). [A] houdt alle certificaten van aandelen in belanghebbende.
Belanghebbende houdt 99% van de aandelen in [I] B.V. (voorheen genaamd: [J] Beheer B.V.). [K] Ltd houdt de overige 1% van de aandelen in [I] B.V.. [A] houdt alle aandelen in laatstbedoelde vennootschap.
Belanghebbende houdt voorts alle aandelen in [L] B.V., die op haar beurt weer alle aandelen houdt in [M] B.V..
[I] B.V. was tot 1 augustus 2008 beherend vennoot in de commanditaire vennootschap [N] C.V. (voorheen genaamd: [J] C.V.). Per 1 augustus 2008 is [O] B.V. in haar plaats getreden als beherend vennoot. [A] is enig aandeelhouder en bestuurder van [O] B.V.. Belanghebbende is commanditaire vennoot in [N] C.V..
[N] C.V. is op haar beurt één van de commanditaire vennoten in [P] C.V.. Beherend vennoot van de laatstbedoelde C.V. is [Q] B.V.. De aandelen in [Q] B.V. worden gehouden door maatschap [R] . [N] C.V. is één van de maten in maatschap [R] .
Belanghebbende heeft per 1 januari 2008 een vordering in rekening-courant van € 990.546 op [I] B.V.. Na mutaties in 2008 bestaat er per 31 december 2008 nog een vordering in rekening-courant van € 408.546.
Belanghebbende heeft voor 2008 aangifte in de Vpb gedaan naar een belastbare winst van € 522.745 en een belastbaar bedrag van nihil wegens verliesverrekening. In de aangifte is een afwaardering van de vordering op [I] B.V. genomen voor een bedrag van € 408.546.
Belanghebbende heeft voor 2009 aangifte in de Vpb gedaan naar een belastbare winst van € 102.775 en, in verband met een verliesverrekening van € 25.178, een belastbaar bedrag van € 77.597.
Op 25 januari 2011 is de Inspecteur gestart met een boekenonderzoek naar onder meer de aangiften in de Vpb voor de jaren 2006 tot en met 2008. Tot de gedingstukken behoort een rapport van dat boekenonderzoek van 22 februari 2013.
De Inspecteur heeft tot behoud van rechten met dagtekening 3 november 2012 een aanslag in de Vpb voor het jaar 2008 opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 1.259.287 (= € 522.745 + € 408.546 + € 327.996) en een belastbaar bedrag van hetzelfde bedrag, De Inspecteur heeft bij de vaststelling van deze aanslag de hiervoor – onder 2.7 – bedoelde afwaardering van de vordering op [I] B.V. niet geaccepteerd, een correctie aangebracht in verband met de hierna onder 2.11 genoemde huurbaten en de in de aangifte gevraagde verliesverrekening niet toegepast.
Belanghebbende heeft machines en overige zaken verhuurd aan [M] B.V.. De jaarlijkse zakelijke huur bedraagt € 327.996. Belanghebbende heeft in de jaren 2008 en 2009 geen huurbaten tot haar winst gerekend, noch enige activering en/of passivering ter zake daarvan op haar balans opgenomen. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslagen in de Vpb voor 2008 en 2009 huurbaten tot een bedrag van € 327.996 per jaar tot de belastbare winst gerekend.
Voor het jaar 2009 heeft de Inspecteur in verband met de correctie over de verhuur van de machines aan [M] B.V. en het niet accepteren van de verliesverrekening met dagtekening 24 augustus 2013 een aanslag in de Vpb opgelegd naar een belastbare winst van € 430.771 en een belastbaar bedrag van hetzelfde bedrag.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur bij de aanslagregeling terecht correcties heeft aangebracht ter zake van (1) de afwaardering van de vordering op [I] B.V. (2008) en (2) de niet voldane huurbaten door [M] B.V. (2008 en 2009).
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de bestreden aanslagen en dienovereenkomstige vermindering van de heffingsrente.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze de aanslag in de Vpb voor 2008 en de daarbij behorende beschikking heffingsrente betreft.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende heeft in eerste aanleg haar verzoek om een integrale proceskostenvergoeding laten varen en heeft haar eerder gedane getuigenaanbod reeds in eerste aanleg ingetrokken.