Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10869, 200.242.761

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10869, 200.242.761

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 december 2019
Datum publicatie
17 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:10869
Formele relaties
  • Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:969, Bekrachtiging/bevestiging
Zaaknummer
200.242.761

Inhoudsindicatie

Bevoegdheid Nederlandse rechter. Regresvordering van een bestuurder van een gefailleerde B.V. tegen de erfgenamen van een medebestuurder, wegens het voldoen van een deel van een schuld waarvoor beide bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn. De schuld vloeit voort uit een aansprakelijk-stelling voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffing op grond van artikel 36 Invorderingswet 1990. De erfgenamen wonen in Polen. Vraag of de Nederlandse rechter op grond van de Herschikte EEX-verordening bevoegd is kennis te nemen van het geschil.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.242.761

(zaaknummer rechtbank Gelderland, NL17.11235)

arrest van 17 december 2019

in de zaak van

[appellante]

wonende te [woonplaats] ,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident,

hierna: [appellante] ,

advocaat: mr. B. Sujecki,

tegen:

1 [geïntimeerde sub 1] ,

en

2. [geïntimeerde sub 2],

beiden wonende te [woonplaats] ( Polen ),

geïntimeerden in het principaal hoger beroep,

appellanten in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagden in de hoofdzaak en eisers in het incident,

advocaat: mr. J.B. Houtappel.

Geïntimeerde sub 1 zal hierna [geïntimeerde sub 1] , geïntimeerde sub 2 [geïntimeerde sub 2] en geïntimeerden gezamenlijk zullen [geïntimeerde] c.s. worden genoemd.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 11 april 2018 dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 10 juli 2018,

- de memorie van grieven,

- de memorie van antwoord tevens voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met producties,

- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep.

2.2

Vervolgens heeft [appellante] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep

6 De slotsom

7 De beslissing