Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:14, 16/00876
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:14, 16/00876
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 januari 2019
- Datum publicatie
- 18 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:14
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1932
- Zaaknummer
- 16/00876
Inhoudsindicatie
BPM. Rente, immateriële schadevergoeding, proceskosten.
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummer 16/00876
uitspraakdatum: 8 januari 2019
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 14 juni 2016, nummer AWB 12/3819, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)
en
de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft een bedrag van € 11.657 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan. In verband hiermee heeft de Inspecteur belanghebbende een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 1.189.
Na tegen de naheffingsaanslag gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 29 juni 2012, het bezwaar ongegrond verklaard, het verzoek om rentevergoeding alsmede het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
De Rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag vernietigd, het verzoek om rentevergoeding afgewezen, het verzoek om immateriëleschadevergoeding toegewezen, de Staat veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 2.500, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 499 alsmede tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 156.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 13 december 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – [C] en [D] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft de auto, een Volvo, type XC60 2.4 D5 Momentum met een datum van eerste toelating van 22 december 2009, vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft hij een bedrag van € 11.657 aan verschuldigde BPM op aangifte voldaan.
De Inspecteur heeft ter zake van de auto met dagtekening 2 mei 2011 een naheffingsaanslag ten bedrage van € 1.189 aan belanghebbende opgelegd, uitgaande van een hogere CO2-uitstoot dan waarvan bij de voldoening op aangifte is uitgegaan.
Belanghebbende heeft de verschuldigde BPM op 2 mei 2011 betaald.
Belanghebbende heeft op 7 mei 2011 bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslag. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.
Het bezwaar tegen de naheffingsaanslag is bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 29 juni 2012, ongegrond verklaard. Voorts is het verzoek van belanghebbende om een rentevergoeding alsmede het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.
De onderhavige bezwaarprocedure maakte deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.
De Rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag vernietigd, het verzoek om rentevergoeding afgewezen, het verzoek om immateriëleschadevergoeding toegewezen, de Staat veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 2.500, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ter zake van het beroep, vastgesteld op een bedrag van € 499 alsmede tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 156. Voor de kosten van bezwaar heeft de Rechtbank belanghebbende geen vergoeding toegekend.
Belanghebbende heeft op 18 juli 2016 hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil en de standpunten van partijen
In hoger beroep is in geschil: (1) of belanghebbende recht heeft op hogere bedragen aan rentevergoedingen, (2) het bedrag van de immateriëleschadevergoeding en (3) of belanghebbende recht heeft op een hogere proceskostenvergoeding dan door de Rechtbank is toegekend.