Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1505, 17/01421

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1505, 17/01421

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 februari 2019
Datum publicatie
1 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:1505
Formele relaties
Zaaknummer
17/01421

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Rijnvarende. Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/01421

uitspraakdatum: 19 februari 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 november 2017, nummer AWB 17/2878, ECLI:NL:RBGEL:2017:6121, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, alsmede de aanslag en de belastingrente verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende, geboren [in] 1968, heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde het gehele jaar 2014 in Nederland.

2.2.

Belanghebbende is in het jaar 2014 in loondienst werkzaam geweest op een binnenvaartschip binnen de Europese Unie, voornamelijk in het stroomgebied van de Rijn.

2.3.

Zij was in dienst bij de in Liechtenstein gevestigde vennootschap [A] AG en verrichtte haar werkzaamheden aan boord van de [B] . De [B] is eigendom van de echtgenoot van belanghebbende en is in Duitsland geregistreerd.

2.4.

Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.828, zijnde de looninkomsten van [A] AG. Voor dat bedrag heeft zij een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting (vrijstelling) geclaimd. Verder heeft zij aangegeven het gehele jaar niet verzekerd te zijn voor de volksverzekeringen.

2.5.

De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.828 en een herleid premie-inkomen van € 33.363. Een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is niet verleend.

2.6.

Het daartegen gerichte bezwaar van belanghebbende is op 4 mei 2017 ongegrond verklaard.

2.7.

Nadien heeft belanghebbende alsnog een door de Liechtensteinse autoriteiten afgegeven A1-verklaring overgelegd, op grond waarvan de Inspecteur belanghebbende alsnog heeft aangemerkt als niet-verzekerde ingevolge de volksverzekeringen. De aanslag is op 24 mei 2017 verminderd in de zin dat van belanghebbende over het jaar 2014 geen premie volksverzekeringen wordt geheven. De Rechtbank heeft overwogen dat haar beslissing hierop geen invloed heeft. Vaststaat dat de aanslag uitsluitend nog een aanslag in de inkomstenbelasting is.

2.8.

Voor de Rechtbank spitste het geschil zich toe op de vragen of belanghebbende aanspraak kan maken op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van de uit Liechtenstein ontvangen looninkomsten en of aan belanghebbende een vergoeding van de werkelijke proceskosten moet worden toegekend. De Rechtbank heeft in haar uitspraak beide vragen ontkennend beantwoord. Wel heeft de Rechtbank aanleiding gezien om de Inspecteur te veroordelen in de (forfaitaire) proceskosten van belanghebbende in bezwaar en beroep. Verder was in beroep niet langer in geschil dat het belastbaar inkomen uit werk en woning diende te worden verminderd tot € 39.251. De Rechtbank heeft hierop het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.251, de belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende in bezwaar en beroep ten bedrage van € 1.236 en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt.

3 Geschil

In hoger beroep is in geschil of belanghebbende aanspraak kan maken op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van haar looninkomsten uit Liechtenstein.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing