Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:185, 16/00867 en 16/00868

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:185, 16/00867 en 16/00868

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 januari 2019
Datum publicatie
25 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:185
Formele relaties
Zaaknummer
16/00867 en 16/00868

Inhoudsindicatie

BPM. Rente, immateriële schadevergoeding, proceskosten.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 16/00867 en 16/00868

uitspraakdatum: 15 januari 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de vennootschap onder firma [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 14 juni 2016, nummers AWB 12/3964 en 12/3967 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur) en

de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft een bedrag van € 3.838 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan. In verband hiermee heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag van € 708 aan belanghebbende opgelegd.

1.2

Het tegen de voldoening op aangifte door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar gegrond verklaard en het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 13 december 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – [C] en [D] .

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft een gebruikte auto, een Nissan, type Qashqai 2.0 Acenta met een eerste toelating van 27 augustus 2009, vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het Nederlandse kentekenregister. In verband hiermee heeft zij een bedrag van € 3.838 aan BPM op aangifte voldaan. De Inspecteur heeft in verband met deze voldoening een naheffingsaanslag BPM aan belanghebbende opgelegd van € 708. Belanghebbende heeft de BPM van € 4.546 op 22 december 2010 betaald.

2.2

Belanghebbende heeft zowel tegen de voldoening op aangifte als tegen de naheffingsaanslag bezwaar aangetekend. De bezwaarschriften zijn op 22 december 2010 door de Inspecteur ontvangen.

2.3

Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.

2.4

De Inspecteur heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 29 juni 2012 de bezwaren ter zake van de voldoening op aangifte gegrond verklaard, de verschuldigde BPM op aangifte bepaald op € 3.323 en de naheffingsaanslag gehandhaafd. Daarbij heeft de Inspecteur een proceskostenvergoeding aan belanghebbende toegekend en heffingsrente vergoed.

2.5

De onderhavige bezwaarprocedures maakten deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.

2.6

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.

2.7

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 14 juni 2016, kort gezegd, de naheffingsaanslag en de in bezwaar vastgestelde BPM op € 3.323 gehandhaafd, de Inspecteur gelast zogenoemde Irimie-rente aan belanghebbende te vergoeden, een vergoeding van immateriële schade toegekend ten bedrage van € 1.500 (€ 100 te vergoeden door de Inspecteur en € 1.400 door de Staat), een proceskostenvergoeding van € 1.049,50 voor bezwaar en beroep en een vergoeding van het griffierecht van € 620.

2.8

Belanghebbende heeft op 18 juli 2016 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.

3 Het geschil en de standpunten van partijen

In hoger beroep is – na de zitting – de verschuldigde BPM niet langer in geschil. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op hogere vergoedingen ter zake van rente, immateriële schade en proceskosten dan door de Rechtbank zijn toegekend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Beslissing