Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2888, 18/00106

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2888, 18/00106

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 april 2019
Datum publicatie
12 april 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:2888
Formele relaties
Zaaknummer
18/00106

Inhoudsindicatie

OB. Fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Organisatorische, financiële en economische verwevenheid?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00106

uitspraakdatum: 2 april 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

en het incidentele hoger beroep van

Fiscale eenheid Stichting [X] , Stichting [Y] c.s. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 december 2017, nummer AWB 15/5775, ECLI:NL:RBGEL:2017:6889, in het geding tussen de Inspecteur en belanghebbende

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft bij beschikking van 13 februari 2015 het verzoek van belanghebbende tot uitbreiding van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting afgewezen.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar primair het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en subsidiair de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en het verzoek van belanghebbende toegewezen. Voorts heeft de Rechtbank een proceskostenvergoeding toegekend en de Inspecteur gelast aan belanghebbende het griffierecht te vergoeden.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een fiscale eenheid in de zin van artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB), die bestaat uit Stichting [X] (hierna: Stichting), Stichting [Y] en Stichting [A] . Deze fiscale eenheid wordt ook aangeduid als FE [X/Y] .

2.2.

Stichting biedt basisonderwijs aan op vijftien basisscholen in de gemeenten [Z] , [B] en [C] .

2.3.

De ontvangsten van belanghebbende bestaan voor ongeveer 99% uit vergoedingen van de rijksoverheid voor het door haar verstrekken van wettelijk geregeld basisonderwijs. Voor ongeveer 1% bestaan haar ontvangsten uit huurinkomsten, die zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Het betreft de verhuur van enkele woningen aan voormalige directeuren, de verhuur van vrijstaande leslokalen en de verhuur van het gymlokaal.

2.4.

Stichting had van oorsprong zelf schoonmaakpersoneel in dienst voor het schoonmaken van de scholen. Op dat personeel was de onderwijs-cao van toepassing. Omdat dit erg duur was, heeft Stichting de schoonmaakwerkzaamheden op enig moment uitbesteed aan een extern schoonmaakbedrijf. Op deze werkzaamheden was de schoonmaak-cao van toepassing.

2.5.

Op 31 oktober 2011 hebben [D] B.V. (hierna: BV) en [E] B.V. (hierna: [E] ) een toezichtovereenkomst gesloten. In de overeenkomst is opgenomen dat [E] zorgt voor een besparing van minimaal 10% op de huidige schoonmaakkosten, uitgaande van de huidige schoonmaakuren. De werkzaamheden zijn als volgt omschreven:

“Het werk

1.1

[E] gaat met ingang van 1 januari 2012 het management uitvoeren ten behoeve van de schoonmaakwerkzaamheden die door [D] BV worden uitgevoerd. Het management bestaat uit de volgende werkzaamheden:

1.1.1

[E] organiseert de schoonmaakwerkzaamheden conform de schoonmaakovereenkomst die [D] BV afsluit met de Stichting [X] .

1.1.2

[E] bereidt aanvullende overeenkomsten en opdrachten voor die [D] BV wil aangaan met de Stichting [X] en eventuele andere klanten.

1.1.3

[E] heeft namens [D] BV 1e per kwartaal overleg met de Stichting [X] over de geleverde prestaties conform de schoonmaakovereenkomst en afstemming van bijzondere werkzaamheden.

1.1.4

[E] heeft namens [D] BV regelmatig overleg met de locatieverantwoordelijken over de kwaliteit van de schoonmaak op de locatie en afstemming van de werkzaamheden.

1.1.5

[E] voert namens [D] BV direct toezicht uit op de uit te voeren schoonmaakwerkzaamheden en eventuele andere uit te voeren facilitaire werkzaamheden.

1.1.6

[E] voert namens [D] BV kwaliteitscontroles uit op de scholen optimaliseert indien nodig de werkprogramma's.

1.1.7

[E] overlegt namens [D] BV met de locatieverantwoordelijken over de vertaling van het werkprogramma naar praktische werkroosters waarin duidelijk staat op welke dagen welke werkzaamheden worden uitgevoerd.

1.1.8

[E] zorgt namens [D] BV voor duidelijke en korte communicatielijnen met de locatieverantwoordelijken inzake wensen, klachten en vragen zowel via een logboek, telefoon als email.

1.1.9

[E] koopt namens [D] BV de voor de uitvoering van alle werkzaamheden benodigde apparatuur en materialen in.

1.1.10

[E] verzorgt namens [D] BV het voorbereiden van verzekeringen en het beheren van deze verzekeringen.

1.1.11

[E] voert namens [D] BV de personeelsadministratie inclusief het aannemen, beoordelen en eventueel ontslag van personeel.

1.1.12

[E] zorgt namens [D] BV voor de vervanging van personeel bij ziekte, vakantie of andere oorzaken om de continuïteit van de schoonmaakwerkzaamheden te kunnen garanderen.

1.1.13

[E] communiceert namens [D] BV met de Arbodienst om personeel zo snel mogelijk weer te laten werken en bij langdurig ziekteverzuim te voldoen aan alle eisen die de Wet verbetering poortwachter hieraan stelt.

1.1.14

[E] zorgt namens [D] BV voor de salarisadministratie

1.1.15

[E] stelt namens [D] BV de jaarlijkse begroting op en bewaakt deze. [E] controleert, accordeert en betaald facturen en zorgt voor het bewaken van de financiële positie van [D] BV.

1.1.16

[E] verzorgt de boekhouding waartoe onder meer behoren het inboeken van facturen, het betalen van facturen en het opstellen van de jaarrekening.

1.1.17

[E] verzorgt overige werkzaamheden die worden afgesproken tussen de partijen.

1.1.18

De werkzaamheden van [E] zoals genoemd onder artikel 1 zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen en aanwijzingen van de statutaire directie van [D] BV.”

Voor de volgende besluiten heeft [E] goedkeuring nodig van het bestuur van BV:

“5.2.1 Benoemen, schorsen en ontslaan van de uitvoerende directie ( [E] ).

5.2.2

Het sluiten van contracten met derden met een waarde vanaf € 10.000,00 exclusief belasting toegevoegde waarde.

5.2.3

Het investeren met een waarde vanaf € 10.000,00 exclusief belasting toegevoegde waarde.

5.2.4

Het beëindigen van de dienstbetrekking of wijziging van arbeidsomstandigheden indien dit meer dan tien werknemers tegelijk betreft.”

De toezichtovereenkomst is aangegaan met ingang van 1 januari 2012 voor de duur van vier jaar. De bepaling over ontbinding van de overeenkomst luidt als volgt:

6. Ontbinding

Bulten hetgeen elders in deze overeenkomst is bepaald is ieder der partijen gerechtigd deze overeenkomst door middel van een aangetekende brief, buiten rechte te ontbinden indien de andere partij:

a. In staat van faillissement is verklaard;

b. Surséance van betaling heeft aangevraagd of door onder curatele stelling beschikkingsbevoegdheid over zijn vermogen of delen ervan verlies;

c. In ernstige mate in gebreke blijft zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te voldoen

d. twee achtereenvolgende onvoldoendes scoort bij VSR-kwaliteitsmetingen door een onafhankelijke derde partij aangewezen door [X] op dezelfde school

Ontbinding in geval van sub c. en d. zal vooraf worden gegaan door middel van twee schriftelijke waarschuwingen, welke aangetekend zullen worden verzonden.”

2.6.

Op 24 november 2011 is BV opgericht. Stichting heeft 100% van de aandelen en is bestuurder van BV. Bestuurder van Stichting en uitvoerend bestuurder van BV was op dat moment [F] (hierna: [F] ). BV heeft het schoonmaakpersoneel in dienst genomen en is gaan samenwerken met [E] , die beschikt over schoonmaakexpertise.

2.7.

Op 9 januari 2012 is een overeenkomst schoonmaakonderhoud gesloten tussen Stichting en BV. Ook deze overeenkomst is aangegaan met ingang van 1 januari 2012 voor de duur van vier jaar. In de overeenkomst is vastgelegd dat BV zorgdraagt voor het uitvoeren van het schoonmaakonderhoud in de scholen van Stichting conform het bepaalde in het door Stichting ondertekende schoonmaakwerkprogramma.

2.8.

In 2011 heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende de Inspecteur verzocht een standpunt in te nemen met betrekking tot de vraag of BV deel uit kan maken van FE [X/Y] . Bij brief van 18 oktober 2011 heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat sprake is van een kunstmatige structuur waarvan het wezenlijke doel is een belastingvoordeel te verkrijgen. Bij brief van 28 oktober 2011 heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende ontkend dat de beoogde structuur is ingegeven door fiscale motieven. Toegelicht wordt dat Stichting niet tevreden is over de kwaliteit van het schoonmaakwerk en dat er verschillende (niet fiscale) redenen zijn om de schoonmaakdiensten in een aparte vennootschap onder te brengen. Bij brief van 22 november 2011 is de Inspecteur teruggekomen op zijn standpunt en heeft bevestigd dat BV deel kan uitmaken van FE [X/Y] .

2.9.

In 2012 is de competentie overgedragen aan een andere eenheid van de Belastingdienst. Op 29 mei 2012 heeft de Inspecteur medegedeeld dat de bevestiging van 22 november 2011 wordt ingetrokken. De e-mail luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Ik ben van mening dat er waarschijnlijk geen sprake is van een fiscale eenheid omdat facilitair hoogstwaarschijnlijk wordt aangestuurd door het externe schoonmaakbedrijf en niet door de school. Ook heb ik sterke twijfel over de financiële verwevenheid van de school en facilitair.”

2.10.

De Inspecteur heeft in het kader van de beoordeling in 2014 verzocht om aanvullende informatie te verschaffen. Aan dit verzoek is door belanghebbende gehoor gegeven.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is primair in geschil of is voldaan aan de vereisten voor vorming van een fiscale eenheid op het gebied van organisatorische, financiële en economische verwevenheid. Subsidiair is in geschil of sprake is van misbruik.

3.2.

In incidenteel hoger beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op een hogere proceskostenvergoeding dan die, die de Rechtbank heeft toegekend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing