Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3, 16/00794 en 16/00795

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3, 16/00794 en 16/00795

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 januari 2019
Datum publicatie
11 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3
Formele relaties
Zaaknummer
16/00794 en 16/00795

Inhoudsindicatie

BPM. Nevenvorderingen. Immateriële schade en proceskosten. Rentevergoeding over immateriëleschadevergoeding, griffierecht en proceskostenvergoeding.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 16/00794 en 16/00795

uitspraakdatum: 3 januari 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 9 juni 2016, nummers AWB 12/3396 en 12/3397, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

en

de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft een bedrag van € 2.334 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan. In verband hiermee heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 3.353.

1.2

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar het bezwaar inzake de naheffingsaanslag ongegrond verklaard en ter zake van de voldoening op aangifte gegrond. Daarbij is de verschuldigde BPM verminderd, is rente aan belanghebbende vergoed en is hem een proceskostenvergoeding toegekend.

1.3

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 13 december 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – [C] en [D] .

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft een gebruikte auto, een Audi A4 met een datum van eerste toelating van 10 november 2009, vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft hij een bedrag van € 2.334 aan verschuldigde BPM op aangifte voldaan. De Inspecteur heeft in verband met deze voldoening aan belanghebbende een naheffingsaanslag BPM ten bedrage van € 3.353 opgelegd. Belanghebbende heeft de verschuldigde belasting op 21 oktober 2010 betaald.

2.2

Belanghebbende heeft op 27 oktober 2010 bezwaar aangetekend tegen zowel de voldoening op aangifte als tegen de naheffingsaanslag. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.

2.3

Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 29 juni 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar inzake de naheffingsaanslag ongegrond verklaard en inzake de voldoening op aangifte gegrond. De verschuldigde BPM is daarbij verminderd, is aan belanghebbende rente vergoed (€ 12) en is hem een proceskostenvergoeding toegekend (€ 54,50).

2.4

De onderhavige bezwaarprocedure maakte deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.

2.5

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.

2.6

De Rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraken op bezwaar gegrond verklaard. Kort gezegd heeft de Rechtbank de naheffingsaanslag vernietigd, de Inspecteur gelast rente aan belanghebbende te vergoeden, aan belanghebbende een immateriëleschadevergoeding toegekend van € 1.500 (€ 1.400 te vergoeden door de Staat en € 100 door de Inspecteur) en een proceskostenvergoeding van € 1.487 voor bezwaar en beroep alsmede een vergoeding van het betaalde griffierecht van € 312.

2.7

Belanghebbende heeft op 7 juli 2016 hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil en de standpunten van partijen

In hoger beroep is kort gezegd in geschil of de door de Rechtbank toegekende vergoedingen voor rente, immateriële schade en proceskosten te laag zijn. De verschuldigde BPM is in hoger beroep niet in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Beslissing