Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3908, 18/00625
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3908, 18/00625
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 7 mei 2019
- Datum publicatie
- 10 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:3908
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1770
- Zaaknummer
- 18/00625
Inhoudsindicatie
Belanghebbende stelt dat zijn onroerende zaken geen waarde hebben als gevolg van de ligging nabij veehouderijen en de aanwezigheid van fijnstof,
En dat de aanslagen in de watersysteemheffing moeten worden vernietigd. Het Hof verklaart het hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 18/00625
uitspraakdatum: 7 mei 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 juni 2018, nummer LEE 16/3833, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het Noordelijk belastingkantoor (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 aanslagen in de watersysteemheffing van het Wetterskip Fryslân (hierna: het Waterschap) opgelegd tot een totaalbedrag van € 220,57.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2019. Belanghebbende is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Belanghebbende is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep bij aangetekende brief van 5 maart 2019 aan het adres [a-straat 1] , [Z] . Blijkens informatie op de website post.nl is de uitnodiging op 6 maart 2019 bij belanghebbende bezorgd. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van twee bebouwde percelen aan de [b-straat] 8 en de [b-straat] 25 te [A] (hierna ook: de huisjes) en van twee aldaar gelegen onbebouwde percelen. De WOZ-waarde voor het jaar 2016 van [b-straat] 8 is door de heffingsambtenaar van de gemeente De Fryske Marren vastgesteld op € 99.000 en die van de [b-straat] 25 op € 75.000. De bedragen van de onderhavige aanslagen in de watersysteemheffing gebouwd zijn gebaseerd op een percentage (0,06564%) van de WOZ-waarden; die van de aanslagen in de watersysteemheffing ongebouwd op de perceelsoppervlakten.
Binnen een straal van ongeveer 500 meter van de huisjes bevinden zich twee veehouderijen met elk circa 500 koeien. Sedert september 2015 heeft belanghebbende gezondheidsklachten, die volgens hem worden veroorzaakt door de aanwezigheid van intensieve veehouderij. Belanghebbende bezoekt zijn huisjes in [A] alleen nog na het treffen van persoonlijke veiligheidsmaatregelen, waaronder het dragen van een gasmasker. De laatste keer dat hij de huisjes heeft bezocht, was op 31 maart 2016.
3 Geschil
In geschil is of de aanslagen terecht zijn opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij de huisjes in [A] door de gezondheidsschade die hij heeft opgelopen en waarvoor de gemeente en het Waterschap, die de boeren die die schade veroorzaken ongestoord hun gang laten gaan, medeverantwoordelijk zijn, niet kan gebruiken en dat daarom geen waarde aan de huisjes kan worden toegekend. Dit leidt ertoe, naar het Hof begrijpt, dat volgens belanghebbende de aanslagen in de watersysteemheffing dienen te worden vernietigd.
De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd.