Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3911, 17/00958 tm 17/00960

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3911, 17/00958 tm 17/00960

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 mei 2019
Datum publicatie
10 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3911
Formele relaties
Zaaknummer
17/00958 tm 17/00960

Inhoudsindicatie

Als voorbelasting opgevoerde (fictieve) kosten terecht nageheven. Bewuste standpuntbepaling dat naheffingsaanslagen omzetbelasting tot bepaalde bedragen zouden worden verminderd. Verder acht het hof opzet bewezen zodat vergrijpboeten terecht zijn opgelegd.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers 17/00958 t/m 17/00960

uitspraakdatum: 7 mei 2019

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 september 2017, nummers LEE 16/2870 t/m 16/2872, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2009 t/m 31 december 2009 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag en de heffingsrente verminderd (zaaknummer Rechtbank: 16/2872).

1.4.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 t/m 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en zijn een vergrijpboete en een verzuimboete opgelegd.

1.5.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren, behoudens ten aanzien van de verzuimboete, ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag, de heffingsrente en de vergrijpboete verminderd (zaaknummer Rechtbank: 16/2871).

1.7.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 t/m 31 december 2013 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een vergrijpboete opgelegd.

1.8.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.9.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag, de belastingrente, door de Rechtbank abusievelijk aangeduid als heffingsrente, en de vergrijpboete verminderd (zaaknummer Rechtbank: 16/2870). De Rechtbank heeft deze en de over het tijdvak 1 januari 2010 t/m 31 december 2011 opgelegde vergrijpboete samen nader vastgesteld op een boete met een totaalbedrag van € 5.466.

1.10.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.11.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Per 1 januari 2009 is belanghebbende de eenmanszaak [A] begonnen, een handelsbedrijf in richtmiddelen voor schietsportwapens en in messen.

2.2.

Op 9 mei 2009 heeft controlemedewerker [B] een bedrijfsbezoek bij belanghebbende afgelegd. Op 26 mei 2009 heeft [B] hiervan een rapport opgesteld. In dat rapport is onder meer het volgende vermeld:

„De opgenomen informatie heeft slechts tot doel de heffing en inning van belastingen te ondersteunen.

Het rapport is slechts met dit oogmerk geschreven en is niet bedoeld voor andere doeleinden.

Er is geen enkele uitspraak gedaan over de aanvaardbaarheid van enige fiscale aangifte.”

(…)

„Aangifte omzetbelasting

Verschuldigde omzetbelasting

De belastingplichtige moet het factuurstelsel toepassen.

Dat wil zeggen dat de factuurdatum bepalend is en niet de betaaldatum.

Voorbelasting

De voorbelasting is aftrekbaar voor zover het betrekking heeft op belaste prestaties.

Men dient in het bezit te zijn van juist opgemaakte inkoopfacturen. Enkel het hebben van een

kassabon is doorgaans niet voldoende

Overige onderwerpen

Verder zijn de volgende onderwerpen nog aan de orde geweest:

werking van het systeem van de omzetbelasting;

regeling voor "kleine ondernemers";

administratieve verplichtingen;

artikel 34/35 OB, factuureisen;

facturering aan andere ondernemers.

Afspraken

Ik heb met de belastingplichtige de volgende afspraken gemaakt:

er wordt een boekhouding opgezet volgens goed koopmans gebruik;

de uit te reiken facturen worden aangepast zodat deze voldoen aan de gestelde eisen.”

2.3.

Op 9 april 2014 is controlemedewerker [C] een boekenonderzoek bij belanghebbende begonnen. Op 14 november 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een conceptrapport toegezonden, alsmede een kennisgeving van zijn voornemen om een vergrijpboete op te leggen. Op 5 januari 2015 heeft [C] het definitieve rapport van het boekenonderzoek opgesteld. Daarin is opgenomen dat belanghebbende vrijwel niets van de primaire administratie (verkoopbonnen, facturen, nota's van transport en transportverzekeringen, invoerdocumenten) kan tonen, met uitzondering van PayPal- en creditcardbetalingsoverzichten en de account van TNT. De administratie is, aldus het rapport, niet goed genoeg om te dienen als basis voor de aangiften in de omzetbelasting. Over de jaren 2009 tot en met 2013 is volgens het definitieve rapport in de door belanghebbende ingediende aangiften een bedrag van in totaal € 49.698 ten onrechte als voorbelasting geclaimd. Omdat met betrekking tot het jaar 2013 een bedrag van € 9.637 was geblokkeerd, bedraagt de naheffing in totaal € 40.061. Voorts heeft belanghebbende over de jaren 2009 en 2010 ten onrechte vermindering geclaimd op grond van de Kleine Ondernemersregeling (KOR). Dit leidt tot een naheffing van € 1.848. De totale naheffing komt daarmee op € 41.909. Voorts wordt in het rapport gesteld dat een vergrijpboete opgelegd dient te worden van 50% van de na te heffen omzetbelasting, omdat belanghebbende zichzelf verrijkt zou hebben door het terugvragen van niet aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting. Er is sprake van opzet dan wel voorwaardelijk opzet bij het onjuist invullen van de aangiften voor de omzetbelasting. Rekening houdend met de financiële omstandigheden van belanghebbende wordt de voorgestelde vergrijpboete gematigd tot € 10.000.

2.4.

In september 2015 heeft adviseur [D] namens belanghebbende berekeningen aan de Inspecteur toegezonden. In deze berekeningen heeft [D] voor de onderhavige jaren geconcludeerd dat belanghebbende in totaal € 24.305 teveel aan omzetbelasting heeft terug ontvangen. Omdat de in de aangifte over het vierde kwartaal van 2013 verzochte teruggave door de Inspecteur is geblokkeerd, dient belanghebbende volgens [D] over 2013 – na correctie – nog een bedrag van € 2.970 terug te ontvangen. Het bedrag van € 24.305 dient volgens de overgelegde berekeningen als volgt aan de onderhavige jaren te worden toegerekend:

2009

€ 2.962

2010

€ 6.743

2011

€ 9.025

2012

€ 8.545

2013

-/- € 2.970

Totaal

€ 24.305

[D] heeft bij deze berekeningen onder meer de door belanghebbende in de ingediende aangiften als voorbelasting opgevoerde onkosten gecorrigeerd tot de volgende bedragen per kalenderjaar:

2009

€ 2.726

2010

€ 6.743

2011

€ 7.168

2012

€ 8.664

2013

€ 6.623

2.5.

In een brief van 29 oktober 2015 heeft de medewerker van de Inspecteur [E] aan belanghebbende laten weten dat hij contact heeft gehad met [D] . In die brief staat onder meer:

„ [D] heeft over de gecontroleerde jaren herberekeningen gemaakt voor de omzetbelasting. Ik ben voornemens de naheffingsaanslagen te verminderen tot de door de heer [D] berekende te betalen omzetbelasting over de betreffende jaren. Onderstaand ziet u een overzicht van de vermindering van de aanslagen.

Periode aanslag

Bedrag aanslag

Bedrag adviseur

Vermindering

1-1-2009 t/m 31-12-2009

€ 5.347

€ 2.962

€ 2.385

1-1-2010 t/m 31-12-2011

€ 21.740

€ 15.768

€ 5.972

1-1-2012 t/m 31-12-2013

€ 14.822

€ 5.575

€ 9.247

Totalen

€ 41.909

€ 24.305

€ 17.604

Het belastingbedrag dat in de aanslagen is opgenomen zal worden vastgesteld op de hierboven in de kolom 'Bedrag adviseur' opgenomen bedragen”.

2.6.

De Inspecteur heeft de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd tot een totaalbedrag van € 41.909, te weten € 5.347 over het tijdvak 1 januari 2009 t/m 31 december 2009, € 21.740 over het tijdvak 1 januari 2010 t/m 31 december 2011 en € 14.822 over het tijdvak 1 januari 2012 t/m 31 december 2013. Over de beide laatste tijdvakken heeft de Inspecteur vergrijpboeten opgelegd, die bij uitspraak op bezwaar zijn verminderd tot € 6.000, respectievelijk € 4.000.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslagen en de boeten terecht en tot de juiste hoogte zijn opgelegd, welke vragen door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend worden beantwoord.

3.2.

In het principaal hoger beroep stelt belanghebbende zich op het standpunt dat door de Inspecteur de aftrek van voorbelasting ten onrechte is geweigerd, dat de vermindering op grond van de KOR ten onrechte is gecorrigeerd, dat de Inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden en dat de vergrijpboeten ten onrechte dan wel tot te hoge bedragen zijn opgelegd, aangezien van opzet aan zijn zijde geen sprake is. Hij concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, alsmede van de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen, en vernietiging van de boetebeschikkingen, althans vermindering van de boeten.

3.3.

In het incidenteel hoger beroep stelt de Inspecteur dat de naheffingsaanslagen tot de juiste bedragen zijn opgelegd, dat in de brief van 29 oktober 2015 een compromisvoorstel is opgenomen, dat door belanghebbende niet is geaccepteerd, dan wel een toezegging die door belanghebbende is afgewezen, zodat de Inspecteur daaraan niet kan worden gehouden. Ten aanzien van de boeten stelt hij dat sprake is van opzet ten aanzien van de door belanghebbende gebezigde aftrek van kosten en fictieve kosten en van grove schuld ten aanzien van de overige gecorrigeerde vooraftrek en de KOR. Hij concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar.

3.4.

Partijen hebben verweer gevoerd tegen elkaars standpunten.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing