Hoge Raad, 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1279, 19/02845
Hoge Raad, 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1279, 19/02845
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 juli 2020
- Datum publicatie
- 17 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1279
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:3911
- Zaaknummer
- 19/02845
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/02845
Datum 17 juli 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 mei 2019, nrs. 17/00958 tot en met 17/00960, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 16/2870 tot en met LEE 16/2872) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de jaren 2009 tot en met 2013, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.