Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4127, 17/00880
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4127, 17/00880
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 mei 2019
- Datum publicatie
- 31 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:4127
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2017:4118, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1305
- Zaaknummer
- 17/00880
Inhoudsindicatie
OB. Onderwijsvrijstelling. Examendiensten kunnen niet als het afnemen van een examen worden beschouwd en zijn evenmin nauw met het afnemen van het examen samenhangende prestaties.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/00880
uitspraakdatum: 21 mei 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Fiscale eenheid [X] B.V. c.s. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 augustus 2017, nummer AWB 16/4133, ECLI:NL:RBGEL:2017:4118, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft over het derde kwartaal van 2015 omzetbelasting op aangifte voldaan. Tegen deze voldoening heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2018. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen de gelegenheid te geven te reageren op een vraag van het Hof. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.
Partijen hebben naar aanleiding van de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 7 mei 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
[A] B.V. is onderdeel van belanghebbende. [A] B.V. verricht werkzaamheden voor bedrijven op het gebied van examens, examenontwikkeling, examenlogistiek en persoonscertificering. Op verzoek van een opdrachtgever verzorgt [A] B.V. het gehele examentraject, bestaande uit het opstellen van het examen, de afname van het examen en de verwerking van het examen.
Het [B] (hierna: [B] ) is een zelfstandig bestuursorgaan dat onder de eindverantwoordelijkheid valt van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De taak van het [B] is om namens de overheid de kwaliteit en het niveau van toetsen en examens te waarborgen en om scholen en instellingen in staat te stellen de afname van toetsen en examens vlekkeloos te laten verlopen. Om die reden is het [B] verantwoordelijk voor de inhoud en de organisatie van de – door de overheid georganiseerde – Staatsexamens NT2 (Nederlands als tweede taal). Dit examen bestaat uit vier onderdelen, te weten: lezen, luisteren, schrijven en spreken. Kandidaten die het examen willen doen zijn niet verplicht een training of cursus te volgen. De Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) organiseert namens het [B] de afname van de examens. Voor de afname van het examen gaat de kandidaat een overeenkomst aan met DUO en dient hij aan DUO per onderdeel € 45 aan examengeld te betalen. De examens worden zowel in schriftelijke als in digitale vorm afgenomen in vijf landelijke examencentra van en door DUO. DUO biedt de examens vrijgesteld van omzetbelasting aan. Als een kandidaat voor alle vier examenonderdelen is geslaagd, krijgt hij het diploma Staatsexamen NT2.
In opdracht van het [B] ontwikkelt [A] B.V. de onderdelen luisteren en spreken van de Staatsexamens NT2. Naast de constructie van opgaven, het samenstellen en het gereedmaken van de examens en het testen van opgaven, verwerkt en beoordeelt [A] B.V. de afgenomen examens. [A] B.V. heeft deze opdracht verworven na een openbare aanbesteding. Zij heeft in 2015 een kleine winst gemaakt met deze activiteit in verband met hoge kosten in dat jaar.
Belanghebbende heeft op 16 oktober 2015 aangifte omzetbelasting gedaan over het derde kwartaal van 2015. De te betalen omzetbelasting volgens deze aangifte bedraagt € 250.649, waarvan een bedrag van € 80.231 betrekking heeft op de door [A] B.V. verleende examendiensten aan het [B] . Op 30 oktober 2015 heeft belanghebbende de op aangifte verschuldigde belasting voldaan. Vervolgens heeft belanghebbende op 26 november 2015 bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van € 80.231. De Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de Rechtbank kwalificeren de aan het [B] verleende examendiensten niet als het afnemen van examens. Voor een ruimere uitleg van artikel 8, tweede lid, Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) heeft de Rechtbank geen aanleiding gezien, aangezien niet wordt voldaan aan de voorwaarden die aan toepassing van deze vrijstelling zijn verbonden. Tot slot heeft belanghebbende geen gegevens overgelegd waaruit kan worden afgeleid in welke gevallen het examen is afgenomen ter afsluiting van op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) vrijgesteld onderwijs.
3 Geschil
In geschil is of de werkzaamheden die [A] B.V. verricht met betrekking tot het opstellen en het verwerken van het examen (hierna ook: de examendiensten) zijn vrijgesteld van omzetbelasting op basis van de onderwijsvrijstelling die is opgenomen in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, ten tweede, Wet OB in samenhang met artikel 8, tweede lid, Uitvoeringsbesluit. Specifiek is in geschil of de werkzaamheden die [A] B.V. in opdracht van het [B] verricht, kwalificeren als het afnemen van examens ter afsluiting van onderwijs als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, Wet OB (primair geschilpunt), dan wel als daarmee nauw samenhangende diensten kunnen worden beschouwd (subsidiair geschilpunt).
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende geen onderwijsinstelling is.