Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:422, 16/00446
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:422, 16/00446
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 22 januari 2019
- Datum publicatie
- 1 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:422
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:346
- Zaaknummer
- 16/00446
Inhoudsindicatie
BPM. Rente, immateriële schadevergoeding, proceskosten.
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummer 16/00446
uitspraakdatum: 22 januari 2019
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] b.v. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 15 maart 2016, nummer AWB 12/3056, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
en
de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft een bedrag van € 10.298 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan.
Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de verschuldigde BPM verminderd, een rente aan belanghebbende vergoed en haar een proceskostenvergoeding toegekend.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 13 december 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – [C] en [D] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft een gebruikte auto, een BMW 530d Executive met een datum van eerste toelating van 23 september 2010, vanuit Tsjechië naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft zij een bedrag van € 10.298 aan verschuldigde BPM op aangifte voldaan. Belanghebbende heeft de verschuldigde belasting op 14 november 2011 betaald.
Belanghebbende heeft op 17 november 2011 bezwaar aangetekend tegen de voldoening op aangifte. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.
Bij uitspraak op bezwaar van 19 juni 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar gegrond verklaard, de verschuldigde BPM verminderd, aan belanghebbende rente vergoed (€ 4) en haar een proceskostenvergoeding toegekend (€ 54,50).
De onderhavige bezwaarprocedure maakte deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. Kort gezegd heeft de Rechtbank de verschuldigde BPM verminderd tot € 8.275, de Inspecteur gelast rente aan belanghebbende te vergoeden, aan belanghebbende een immateriëleschadevergoeding toegekend van € 1.000, te vergoeden door de Staat en een proceskostenvergoeding van € 197,50 voor bezwaar en beroep alsmede een vergoeding van het betaalde griffierecht van € 310. De vergoeding van immateriële schade is – naar belanghebbende ter zitting desgevraagd heeft verklaard – op 2 december 2016 aan haar uitbetaald.
Belanghebbende heeft op 11 april 2016 hoger beroep ingesteld.
3 Het geschil en de standpunten van partijen
In hoger beroep is kort gezegd in geschil of de door de Rechtbank toegekende vergoedingen voor rente, immateriële schade en proceskosten te laag zijn. De verschuldigde BPM is in hoger beroep niet in geschil.