Hoge Raad, 28-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:346, 19/00911
Hoge Raad, 28-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:346, 19/00911
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 februari 2020
- Datum publicatie
- 28 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:346
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:422
- Zaaknummer
- 19/00911
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/00911
Datum 28 februari 2020
ARREST
op het door [A] te [Q] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 januari 2019, nr. 16/00446, betreffende een op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] B.V. te [Z] .De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij een volmacht heeft om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. De indiener van het beroepschrift heeft daarop een machtiging overgelegd die is verleend door [B] en tevens een aantal uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Uit deze machtiging en deze uittreksels blijkt niet dat [B] bevoegd is de hiervoor bedoelde machtiging of instemming namens [X] B.V. te verlenen. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift niet bevoegd was namens [X] B.V. beroep in cassatie in te stellen, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2020.