Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4321, 17/00485 tm 17/00489 en 17/00535 tm 17/00539
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4321, 17/00485 tm 17/00489 en 17/00535 tm 17/00539
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 mei 2019
- Datum publicatie
- 24 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:4321
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2017:1229, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:411
- Zaaknummer
- 17/00485 tm 17/00489 en 17/00535 tm 17/00539
Inhoudsindicatie
Aannemelijk is gemaakt dat belanghebbende, een natuurlijk persoon en Ultimate Beneficial Owner van een Ltd, in Nederland woont. Geen omkering en verzwaring van de bewijslast. Navorderingsaanslag IB/PVV 2011 wordt vernietigd wegens het ontbreken van kwade trouw. Feitelijke complexiteit rechtvaardigt verlenging van de redelijke termijn. Geen immateriële schadevergoeding.
Uitspraak
Belastingkamer
Locatie Leeuwarden
nummers 17/00485, 17/00486, 17/00487, 17/00488, 17/00489, 17/00535, 17/00536, 17/00537, 17/00538 en 17/00539
uitspraakdatum: 21 mei 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] (hierna: belanghebbende)
en het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst MKB/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 april 2017, nummers LEE 14/5520 tot en met 14/5522, 16/293 en 16/294
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft over het jaar 2008 aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.000, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 238.589 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.000. Tegelijk met dit besluit heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 17.614 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 29.824.
De Inspecteur heeft voor het jaar 2009 aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd in de IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 130.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.000. Tegelijk met dit besluit heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 8.920 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft over het jaar 2010 aan belanghebbende een aanslag in de IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 325.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 13.000. Tegelijk met dit besluit heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 12.894 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft voor het jaar 2010 aan belanghebbende tevens een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd berekend naar een bijdrage-inkomen van € 33.189. Tegelijk met dit besluit heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 133 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft over het jaar 2011 aan belanghebbende een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 380.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 19.020. Tegelijk met dit besluit heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 18.090 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende tegen alle hiervoor genoemde belastingaanslagen en beschikkingen ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). Bij tussenuitspraak van 15 november 2016 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank op het verzoek van de Inspecteur ingevolge artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in de zaken betreffende de navorderingsaanslagen in de IB/PVV over 2009 en 2011 en de daarbij behorende beschikkingen heffingsrente bepaald dat de door de Inspecteur verzochte beperkte kennisneming van een aantal stukken niet gerechtvaardigd is. De Rechtbank heeft de Inspecteur daarop in de gelegenheid gesteld om schriftelijk mee te delen welke consequenties hij aan de beslissing van de Rechtbank verbindt. De Inspecteur heeft de Rechtbank meegedeeld dat hij de desbetreffende stukken niet in het geding zal brengen.
De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 4 april 2017 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2008 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 227.339 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.961, de bij de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2008 in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de bij de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2008 opgelegde boetebeschikking vernietigd, de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2009 verminderd tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.951, de bij de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2009 in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2010 verminderd tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.434, de bij de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2010 in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de aanslag in de ZVW voor het jaar 2010 vernietigd, de bij de aanslag in de ZVW voor het jaar 2010 gegeven beschikking heffingsrente vernietigd, de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2011 vernietigd, de bij de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2011 gegeven beschikking heffingsrente vernietigd, het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden en de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende veroordeeld.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank eveneens hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Bij beslissing van 8 mei 2018 heeft de geheimhoudingskamer van het Hof op het verzoek van de Inspecteur ingevolge artikel 8:29 van de Awb bepaald dat de door de Inspecteur verzochte beperkte kennisneming van een aantal stukken niet gerechtvaardigd is. Bij schrijven van 18 mei 2018 heeft de Inspecteur gevolg gegeven aan de beslissing van de geheimhoudingskamer en de desbetreffende stukken alsnog in het geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2018 te Leeuwarden . Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [A] . De Inspecteur heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] , bijgestaan door mr. [C] en [D] . Ter zitting zijn gelijktijdig met de onderhavige zaken de zaken van dan wel tegen [E] Ltd met de zaaknummers 17/00490, 17/00491, 17/00492, 17/00493, 17/00494, 17/00495, 17/00496, 17/00497, 17/00540, 17/00541, 17/00542, 17/00543, 17/00544, 17/00545, 17/00546 en 17/00547 behandeld.
Partijen hebben pleitnota’s overgelegd en voorgelezen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
Nadien heeft de gemachtigde van belanghebbende het Hof verzocht om heropening van het onderzoek teneinde in gelegenheid te worden gesteld een ordner met stukken in het geding te brengen, welke stukken reeds in eerste aanleg in het geding zijn gebracht, doch niet zijn beland in het procesdossier waarover het Hof feitelijk beschikte. Van deze ordner met stukken heeft het Hof ter zitting kennis genomen. Het Hof heeft ter zitting geconstateerd dat deze stukken enerzijds stukken betreffen die een permanent karakter hebben, althans op meer jaren betrekking hebben en dat die stukken al behoren tot het procesdossier waarover het Hof feitelijk beschikte. Anderzijds bevat de ordner stukken, zoals facturen en dergelijke, welke geen betrekking hebben op de onderhavige jaren. De voorzitter heeft naar aanleiding van het verzoek het onderzoek heropend en belanghebbende in de gelegenheid gesteld de ordner met desbetreffende stukken alsnog in het geding te brengen. Het Hof heeft deze stukken in afschrift aan de Inspecteur doen toezenden. De Inspecteur heeft daarop laten weten dat hij van mening is dat de nader ingebrachte stukken op de zaak betrekking hebben. Het Hof heeft de ordner met desbetreffende stukken tot de gedingstukken gerekend. Nadat partijen bij brieven van 17 januari 2019 en 23 januari 2019 hadden laten weten af te zien van een nadere mondelinge behandeling, heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende, geboren [in] 1944, heeft de Nederlandse nationaliteit.
Belanghebbende is in 1993 van echt gescheiden van mevrouw [F] (hierna te noemen: [F] ). [F] was tot van november 1999 tot begin augustus 2008 woonachtig op het adres [a-straat] 158 te [G] (hierna: de woning te [G] ). In augustus 2008 is [F] verhuisd naar het adres [b-straat] 1 te [H] .
Sinds 1996 heeft belanghebbende een relatie met mevrouw [I] (hierna te noemen: [I] ), woonachtig te [J] , Engeland.
Bij de echtscheiding tussen belanghebbende en [F] zijn geen alimentatieverplichtingen overeengekomen. Sinds de echtscheiding verstrekt belanghebbende huisvesting aan [F] en draagt hij bij in de financiële lasten van [F] . Belanghebbende stond verder [F] , al dan niet tezamen met [I] , bij in geval van ziekte. Toen [F] in 2011/2012 bijna een jaar lang haar zieke zus verzorgde, nam belanghebbende de hond van [F] onder zijn hoede.
Volgens de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) was belanghebbende in de hierna te vermelden perioden op de hierna te noemen adressen woonachtig:
Van Tot Adres
Onbekend 18 augustus 1994 [c-straat] 115 A
[K]
18 augustus 1994 4 juni 2013 [d-straat] 5
[L] , Kanaaleilanden
4 juni 2013 10 juni 2013 [e-straat] 47C
[H]
10 juni 2013 18 maart 2015 [f-straat]
[M] , Groot Brittannië
18 maart 2015 13 december 2016 [g-straat] , [N]
Voor de periode van 10 juni 2013 tot 18 maart 2015 is het in de BRP vermelde adres ingevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB).
Belanghebbende heeft twee zonen, [O] , woonachtig in Schotland, en [P] , woonachtig in België.
Belanghebbende is enig directeur en enig aandeelhouder, en daarmee Ultimate Beneficial Owner (UBO), van [E] Ltd (hierna te noemen: [E] ). Deze vennootschap is opgericht naar het recht van Gibraltar. [E] had in de onderhavige jaren geen (andere) medewerkers in dienst. Volgens bankafschriften van [E] gebruikte zij vanaf januari 2009 in plaats van het statutaire adres van [h-straat] te Gibraltar het adres [M] , [f-straat] , [N] . [E] hield onder meer bij de ING-bank in Nederland een bankrekening aan, met het nummer [00000] .
Volgens een op 13 juli 2001 opgemaakte en ondertekende huurovereenkomst tussen [E] en [F] verhuurde [E] van 1 oktober 1999 tot en met 30 september 2002 de woning te [G] aan [F] . Als bijzondere bepaling is in deze overeenkomst opgenomen dat [F] zich verplicht de logeerkamer permanent beschikbaar te houden voor de directie van [E] (dat wil zeggen: belanghebbende), alsmede voor door de directie van [E] aan te wijzen derden. De huurprijs bedroeg ƒ 600 (€ 272,27) per maand.
Tot de gedingstukken behoort ook een op 25 november 2001 opgemaakte en ondertekende huurovereenkomst tussen [E] en [F] . Volgens deze huurovereenkomst verhuurde [E] van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005 de woning te [G] aan [F] . De hiervoor - onder 2.8 - bedoelde bijzondere bepaling over het beschikbaar houden van de logeerkamer, is in deze huurovereenkomst niet opgenomen. De huurprijs bedroeg volgens deze overeenkomst € 1.800 per maand. De huurder zou dit bedrag voldoen voor of op de eerste van elke vier maanden.
Belanghebbende was in ieder geval tot 11 augustus 2004 directeur van [Q] Ltd (hierna te noemen: [Q] ). De doelomschrijving van deze vennootschap omvatte onder meer “opening secret bankaccounts all over de world”.
Belanghebbende hield in één of meer van de onderhavige jaren de volgende bankrekeningen in Nederland aan:
Rekening Bank Soort rekening
[00001] Onbekend
[00002] Friesland Bank internettopsparen
[00003] Friesland Bank betaalrekening
[00004] Friesland Bank deposito
[00005] ABN betaalrekening
[00005] ABN effecten
De door de Inspecteur in zijn verweerschrift in eerste aanleg vermelde rekening [00006] bij [R] betreft, volgens gegevensbestanden vastgelegd op een door de Inspecteur in eerste aanleg overgelegde CD-rom “Bankafschriften/ [X] .bevestiginggegevens.20131104”, de internetspaarrekening [00007] op naam van belanghebbende en/of [F] .
Belanghebbende en [F] hielden in één of meer van de onderhavige jaren gezamenlijk de volgende bankrekeningen aan:
Rekening Bank Soort rekening
[00008] ABN spaarrekening
[00009] ABN vermogensspaarrekening
[00010] ABN vreemde valutatrekening
[00007] [R] internetspaarrekening
[F] hield in één of meer van de onderhavige jaren de volgende bankrekeningen aan:
Rekening Bank Soort rekening
[00011] ABN privérekening
[00012] ABN internetkwartaalspaarrekening
[00013] ING giro/betaalrekening
[00013] ING toprekening
De bankafschriften betreffende de jaren 2008 tot en met 2013 inzake belanghebbendes bankrekening [00005] zijn:
- tot juni 2010 geadresseerd aan belanghebbende, [f-straat] , [M] , [N] ;
- vanaf juni 2010 tot augustus 2011 geadresseerd aan belanghebbende en/of [F] , dezelfde P.O. Box;
- vanaf augustus 2011 tot april 2012 geadresseerd aan belanghebbende en/of [F] , Postbus 7551, [H] ;
- vanaf april 2012 geadresseerd aan belanghebbende, dezelfde postbus te [H] .
Volgens deze bankafschriften zijn betalingen in Nederland gedaan voor onder meer boodschappen, apotheekbezoek, tanken, bezoek aan chiropractor, bezoek aan tandarts en bezoek aan restaurants. Ook zijn via deze bankrekening kranten-, telefoon- en kabelabonnementen betaald. Daarnaast is van deze bankrekening geld opgenomen bij Nederlandse geldautomaten, waaronder twee maal € 4.500 in [H] op 9 juli 2008 en € 6.359,45 op 19 mei 2010 te Schiphol. De betalingen en opnamen vonden steeds plaats via twee bankpassen. Beide passen werden ongeveer evenveel gebruikt. De ene pas stond op naam van belanghebbende, de andere op naam van [F] . Tot begin augustus 2008 werden deze uitgaven vooral in en rond [G] gedaan, daarna vooral in en rond [H] . Met zijn bankpas heeft belanghebbende in 2009 53 betalingen gedaan verspreid over het hele jaar. Al deze betalingen vonden plaats in Nederland en voor het overgrote deel (in de buurt van) [H] .
Belanghebbende betaalde via de bij 2.12 bedoelde bankrekening ook bedragen voor de woningen in [G] en [H] . In 2008 betrof dit onder andere een betaling aan de VvE dan wel de belangenvereniging „ [S] ”. Vanaf 1 augustus 2008 tot 1 juli 2009 heeft belanghebbende elke maand circa € 875 betaald als huurbetalingen voor de woning aan het [b-straat] 1 te [H] . Als omschrijving werd daarbij vermeld “ST. BEDR. PENS. LANDBOUW (…), [maand en jaar], [b-straat] 1 BEDR.PENSIOENFONDS V.D. LANDBOUW”. Vanaf 1 juli 2009 heeft belanghebbende steeds ter zake daarvan een bedrag van € 892,50 overgemaakt. In de betalingen of ontvangsten van en op deze bankrekening werd verder verschillende malen verwezen naar een Nederlands adres, bijvoorbeeld:
- Op 30 oktober 2009 is op deze rekening € 20.000 ontvangen van een spaarrekening, met als omschrijving “[X] e/o [F] [b-straat] 1 [H] (…)”.
- Op 11 juli 2008 wordt € 337,50 betaald, met als omschrijving “ [T] B V, ordernummer: 04-4979, dd.11-07-08 – [X] [b-straat] 1 te [H] ”.
Met belanghebbendes bankpas van zijn bankrekening bij de Frieslandbank met het nummer [00003] heeft belanghebbende in 2009 103 maal betaald. Op één uitzondering na vonden al deze betalingen plaats in (de buurt van) [H] . Vanaf november 2009 werd deze pas niet meer gebruikt voor betalingen. In december 2009 is deze bankrekening opgeheven.
Op zijn bankrekening met het nummer [00005] heeft belanghebbende van [U] Ltd ( [U] ) onder meer de volgende bedragen ontvangen:
9 januari 2008 € 6.000
28 januari 2008 € 400
6 maart 2008 € 300
6 mei 2008 € 2.486
28 mei 2008 € 2.670
14 juli 2008 € 2.000
Volgens een zogenaamd “Annual Return” van de “ [V] ” van 20 april 2015 is [U] gevestigd in Schotland en worden de aandelen van [U] gehouden door belanghebbendes zoon [O] en zijn echtgenote.
Op 8 april 2010 heeft [U] onder de naam “commission payment” een bedrag van € 3.578 aan belanghebbende betaald.
Een medewerker van de ING-bank heeft met pen een aantekening gemaakt op de uitdraai van een mail van belanghebbende van 20 november 2008. Volgens die aantekening moeten de stukken met betrekking tot de dollarrekening die belanghebbende voor [E] had geopend, worden gestuurd aan: “ [F] , [b-straat] 1, [H] ”.
De ING-bank heeft met dagtekening 7 januari 2009 een brief aan [E] gestuurd, geadresseerd aan “p/a [b-straat] San 1, [H] ”, inzake de rekening-courant-condities van de rekening [00014] . Belanghebbende heeft deze brief op 9 januari 2009 voor akkoord ondertekend. [F] was gemachtigd om over deze rekening te beschikken.
Belanghebbende beschikte over een creditcard met het nummer [00015] . Om deze creditcard te verkrijgen, heeft belanghebbende als maandelijks salaris een bedrag van € 7.000 opgegeven bij ICS. Gedurende de periode van 5 april 2008 tot en met 15 december 2008 heeft belanghebbende met deze creditcard 108 betalingen gedaan. Van deze betalingen vonden 99 plaats in Nederland en 9 in Groot-Brittannië, Zweden, Frankrijk en Panama.
Belanghebbende heeft in ieder geval vanaf 2009 een Britse bankrekening bij de Barclays Bank met het nummer [00016] .
De bankrekening [00007] bij [R] hebben belanghebbende en [F] op 10 september 2009 geopend. De bankrekening staat op naam van belanghebbende en/of [F] met als adres [b-straat] 1, [H] .
ABN-AMRO-bank heeft een op 8 juni 2012 gedagtekend mutatieformulier Telefonisch bankieren verzonden naar “De heer [X] , Postbus 7551, [H] ”.
De woning te [G] is op 11 november 1999 geleverd aan [I] en op dezelfde dag door [I] doorgeleverd aan [E] voor een bedrag van € 249.579. Volgens een afrekening van 6 maart 2000 van notariskantoor [W] met betrekking tot de woning te [G] diende [Q] van dit notariskantoor € 134.743,35 te ontvangen. Dit bedrag bestaat uit de te ontvangen “koopsom registergoed” ten bedrage van € 249.579,12 verminderd met onder meer “Afl. hypotheek tbv ING per 7/3/2000 incl. dagrente”. Bij notariële akte van 28 november 2006 heeft [E] ten behoeve van de ING Bank het recht van hypotheek gevestigd op de woning te [G] tot zekerheid voor de betaling van alle vorderingen van de ING Bank op [E] tot een bedrag van maximaal € 180.000. Op 11 december 2007 heeft belanghebbende aan [Y] Makelaars een opdracht tot dienstverlening bij verkoop gegeven. Op 8 augustus 2008 heeft [E] de woning te [G] geleverd aan [AA] voor een bedrag van € 405.000 (inclusief een bedrag van € 5.000 voor roerende zaken). Volgens de afrekening van de notaris resteert er van dit bedrag een per saldo door [E] te ontvangen bedrag van € 227.339. Na ontvangst van dit bedrag heeft [E] dit bedrag (in gedeelten) van haar bankrekening met het nummer [00000] op de volgende data overgemaakt aan belanghebbende:
23 augustus 2008 € 2.339
23 augustus 2008 € 5.000
26 augustus 2008 € 220.000.
Belanghebbende bezit een sloep van het merk Verano, type 500, bouwjaar 2009. Belanghebbende heeft de sloep met ingang van 21 april 2009 verzekerd bij de ANWB. De ANWB richt haar correspondentie aan belanghebbende aan het adres [b-straat] 1 te [H] . De sloep ligt afgemeerd achter de woning aan het [b-straat] 1 te [H] . Belanghebbende vaart hiermee met zijn zoon [P] en diens kinderen.
Belanghebbende rijdt een Renault Koleos. Deze auto draagt het kenteken van [N] en heeft het stuur aan de rechterkant. Belanghebbende beschikt over een rijbewijs van [N] . De Inspecteur heeft in 2013 eenmaal ter plaatse waargenomen dat deze auto bij het [b-straat] 1 te [H] was geparkeerd.
Belanghebbende had abonnementen voor een mobiele telefoon bij Libertel Nederland BV en T-Mobile Nederland BV. Daarnaast had belanghebbende een telefoonabonnement in [N] . Hij beschikte daar over vier lijnen (mobiel, kantoor, fax en privé).
Belanghebbende is sinds 2008 onafgebroken voor ziektekosten verzekerd bij [BB] -Verzekeringen ( [BB] ). Volgens een door [BB] verstrekt declaratieoverzicht heeft belanghebbende in de onderhavige jaren op het hierna te vermelden aantal dagen verspreid over het desbetreffende jaar in Nederland een (huis/tand)arts bezocht en/of medicijnen verkregen.
Jaar Aantal dagen
2008 18
2009 33
2010 43
2011 45
Per dag komen in het declaratieoverzicht meerdere declaraties voor, bijvoorbeeld een declaratie voor een bezoek aan een huisarts en een declaratie voor medicijnverstrekking. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift in eerste aanleg alleen het aantal declaraties per jaar vermeld. Tot begin augustus 2008 vonden de zorg en medicijnverstrekking in en rond [G] plaats en daarna in [H] , op een paar uitzonderingen na.
Belanghebbende stond sinds 1996 ook geregistreerd bij een huisarts op [N] .
Belanghebbende had een Facebook-pagina. Op deze pagina noemt hij “ [H] ” als één van zijn favoriete onderwerpen. De lijst met Facebook-vrienden bevat, naast mensen uit het buitenland, ook Nederlandse ingezetenen.
Belanghebbende is op 4 augustus 2013 naar de wedstrijd Cambuur - NAC Breda geweest. Belanghebbende heeft vaker wedstrijden van Feijenoord bezocht dan wedstrijden van Cambuur.
Belanghebbende beschikte over een American Expresscard (AE-card). De overzichten van betalingen met deze kaart werden gestuurd naar het adres [b-straat] 1 te [H] . Volgens deze overzichten heeft belanghebbende in 2011 de volgende vliegreizen geboekt:
- Op 16 mei een retourvlucht met EasyJet van Amsterdam naar Edinburgh;
- Op 24 augustus een retourvlucht met EasyJet van Amsterdam naar Edinburgh;
- Op 9 oktober een retourvlucht met FlyBe van Amsterdam naar [N] .
Op naam van [F] zijn volgens deze overzichten in 2011 de volgende vliegreizen geboekt:
- Op 2 mei een retourvlucht met KLM Royal Dutch van Amsterdam naar Edinburgh;
- Op 1 november een vlucht met EasyJet van Amsterdam naar Edinburgh.
Belanghebbende heeft volgens deze overzichten in 2011 de volgende bootreis geboekt:
- Op 14 december met als omschrijving: “STENA LINE UK CALLCENTRE HOLYHEAD UK”.
Op naam van [F] zijn volgens deze overzichten in 2011 de volgende bootreizen geboekt:
- Op 14 december met als omschrijving “STENA LINE STENA BRITTANICA, HOEK VAN HOLLAND”;
- Op 16 december met als omschrijving “STENA LINE UK INTERNET HOLYHEAD UK”.
De Inspecteur heeft belanghebbende niet uitgenodigd voor het doen van aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2008, terwijl belanghebbende evenmin heeft verzocht om een aangiftebiljet voor de IB/PVV voor het jaar 2008. De Inspecteur heeft tijdens de daarvoor geldende aanslagtermijn geen aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2008 aan belanghebbende opgelegd. Met dagtekening 23 december 2013 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de hiervoor - onder 1.1 - vermelde navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2008 opgelegd en verzonden naar het adres [b-straat] 1 te [H] . Hierbij heeft de Inspecteur aan belanghebbende een vergrijpboete opgelegd van € 29.824.
De Inspecteur heeft belanghebbende op 9 oktober 2014 uitgenodigd voor het doen van aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2009. Belanghebbende heeft op 14 november 2014 een nihilaangifte in de IB/PVV voor het jaar 2009 ingediend. Met dagtekening 31 december 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de hiervoor – onder 1.2 - vermelde navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2009 opgelegd. Deze navorderingsaanslag heeft de Inspecteur verzonden naar het adres “[f-straat] [M] GROOT BRITTANNIE”. Vóór het opleggen van deze navorderingsaanslag heeft de Inspecteur met dagtekening 28 november 2014 aan belanghebbende een aankondigingsbrief verstuurd aan het adres [b-straat] 1 te [H] .
De Inspecteur heeft belanghebbende niet uitgenodigd tot het doen van aangifte in de IB/PVV en de ZVW voor het jaar 2010, terwijl belanghebbende evenmin heeft verzocht om een aangiftebiljet voor de IB/PVV voor het jaar 2010. Met dagtekening 23 december 2013 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de hiervoor – onder 1.3 - vermelde aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2010 opgelegd. Daarnaast heeft de Inspecteur met dezelfde dagtekening de aanslag in de ZVW voor het jaar 2010 aan belanghebbende opgelegd. De aanslagen heeft de Inspecteur verzonden naar het adres [b-straat] 1 te [H] . Vóór het opleggen van de aanslagen in de IB/PVV en de ZVW voor het jaar 2010 heeft de Inspecteur met dagtekening 5 december 2013 aan belanghebbende een aankondigingsbrief gestuurd naar zowel het adres [b-straat] 1 te [H] als het adres “ [f-straat] , [M] , [N] ”. Deze aankondigingsbrief, nu met dagtekening 16 december 2013, heeft de Inspecteur ook aan belanghebbende betekend aan het adres [b-straat] 1 te [H] .
De Inspecteur heeft belanghebbende op 9 oktober 2014 uitgenodigd voor het doen van aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2011. Belanghebbende heeft op 14 november 2014 een nihilaangifte in de IB/PVV voor het jaar 2011 ingediend. Met dagtekening 7 februari 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de hiervoor – onder 1.5 - vermelde navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2011 opgelegd. Deze navorderingsaanslag heeft de Inspecteur verzonden naar het adres “[f-straat] [M] GROOT BRITTANNIE”. Vóór het opleggen van deze navorderingsaanslag heeft de Inspecteur met dagtekening 28 november 2014 aan belanghebbende een aankondigingsbrief gestuurd naar zowel het adres [b-straat] 1 te [H] als het adres “ [f-straat] , [M] , [N] ”. Belanghebbendes gemachtigde heeft bij brief van 16 juni 2015, ontvangen door de Inspecteur op 17 juni 2015, bezwaar gemaakt. In zijn bezwaarschrift schrijft belanghebbendes gemachtigde onder meer:
“Per brief van 28 november 2014 heeft de inspecteur een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 2011 aangekondigd (bijlage). Belanghebbende heeft deze navorderingsaanslag tot op heden niet ontvangen. Gaarne ontvangt belanghebbende alsnog een duplicaat van de aanslag. Ondergetekende mr. [A] werd op 12 juni 2015 door de Ontvanger (de heer [CC] ) telefonisch geattendeerd op het bestaan van deze aanslag.”.
Na het indienen van dit bezwaarschrift heeft belanghebbende van de Inspecteur een afschrift van het desbetreffende aanslagbiljet ontvangen.
Belanghebbendes voormalige gemachtigde mr. [DD] heeft bij brief van 17 november 2014 aan de Inspecteur meegedeeld:
“Afgelopen vrijdag zijn nihilaangiften inkomstenbelasting van de heer [X] over de jaren 2009, 2011, 2012 en 2013 ingediend. Zoals reeds aan u kenbaar is gemaakt, is de heer [X] van mening dat hij in deze jaren niet in Nederland woonachtig was en hij geen in Nederland belastbaar inkomen heeft genoten. Voor de gronden waarop de heer [X] zijn in ziens niet in Nederland woonachtig was, verwijs ik naar onze eerdere correspondentie en contacten”.
Bij brief met kenmerk “BANKart53AWR-02/10-2012/31” heeft de directeur van de Belastingdienst/Oost aan de ING Bank het volgende verzoek gericht:
“Hierbij verzoek ik u mij kopieën te verstrekken van alle afschriften uit de periode 2006 tot heden van de volgende rekening:
Rekeningnummer:
- [00000]
Tevens verzoek ik u te verstrekken:
- de volledige krediet- en cliënten(acceptatie)dossiers, behorend bij de cliënt met het bovenvermelde rekeningnummer;
- afschriften van de handtekeningenkaarten behorend bij de cliënt met het bovenvermelde rekeningnummer;
- een historisch overzicht van de tenaamstellingen (incl. adressering) van het bovenvermelde rekeningnummer;
- afschriften van de kluiskaarten;
- alle overeenkomsten met cliënt met het bovenvermelde rekeningnummer (bijv. openingsovereenkomsten, overeenkomsten van verpanding etc.);
- de relatiegegevens betreffende bovenvermelde cliënt;
- alle correspondentie tussen bovenvermelde cliënt en de bank (bijv. over wijziging in adresgegevens).
Dit verzoek is gebaseerd op artikel 53 juncto artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen in combinatie met het Voorschrift informatie fiscus/banken (Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 28 januari 2011, nr. BLKB2011/109M); hierna: het Voorschrift.
In het belang van het onderzoek zoals bedoeld in paragraaf 3.1 van het Voorschrift, richt ik mijn verzoek om informatie rechtstreeks tot u. Eveneens onder verwijzing naar paragraaf 3.1 verzoek ik u de betrokken rekeninghouder (cliënt) niet over dit informatieverzoek in te lichten.
Onder verwijzing naar het gestelde in paragraaf 7.2 verzoek ik u de gevraagde gegevens in digitale vorm aan mij te verstrekken.
Voor de nadere uitvoering van dit verzoek is belast mevrouw mr. [EE] . Voor de beantwoording van dit verzoek en/of vragen dienaangaande kunt u zich rechtstreeks wenden tot mevrouw [EE] via het in dit briefhoofd vermelde doorkiesnummer/mobiele nummer 06- [----] of via het postadres van kantoor Almelo. Mailadres: [FF] @belastingdienst.nl.”.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Primair is in geschil of belanghebbende in de onderhavige jaren binnenlands belastingplichtig was in Nederland. Het primaire geschilpunt spitst zich toe op de vraag of belanghebbende in fiscale zin in Nederland woonde. Subsidiair is onder meer in geschil of de Inspecteur de belastbare inkomens voor de onderhavige jaren op de juiste bedragen heeft vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de bestreden belastingaanslagen en beschikkingen heffingsrente.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur reeds verklaard dat de bij de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2008 opgelegde vergrijpboete dient te vervallen, zodat deze in hoger beroep niet in geschil is.