Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-08-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6522, 18/00551
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-08-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6522, 18/00551
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 augustus 2019
- Datum publicatie
- 23 augustus 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:6522
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:2231, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:301
- Zaaknummer
- 18/00551
Inhoudsindicatie
OB. Overdracht registergoed. Optie belaste levering. Naheffingsbevoegdheid herzienings-btw. Kan bij verkoper worden nageheven als achteraf blijkt dat niet (langer) aan alle voorwaarden is voldaan?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00551
uitspraakdatum: 13 augustus 2019
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Fiscale eenheid [X] B.V. c.s. ( [Y] B.V.) te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 mei 2018, nummer AWB 17/1701, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 april 2015 tot en met 30 juni 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
[Y] B.V. (hierna: de BV) is onderdeel van belanghebbende.
Op 17 september 2012 heeft de BV het registergoed aan de [a-straat 1] te [A] (hierna: het registergoed) geleverd gekregen door de [a-bank] , die daarbij is opgetreden als schuldeiser in het faillissement van [B] B.V. Ter zake van de levering is het bepaalde in artikel 37d van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) toegepast.
Vanaf 1 januari 2012 tot en met 30 september 2013 is een deel van het registergoed (hierna: registergoed deel B) met een optie ‘belaste verhuur’ verhuurd. Met ingang van 1 oktober 2013 heeft registergoed deel B leeg gestaan. Het restant van het registergoed (hierna: registergoed deel A) is nooit in gebruik genomen.
Op 26 juni 2015 heeft belanghebbende het registergoed overgedragen aan [C] B.V. (hierna: [C] ). Belanghebbende heeft registergoed deel A met omzetbelasting geleverd, omdat de levering van rechtswege was belast. Belanghebbende heeft registergoed deel B met een optie ‘belaste levering’ aan [C] geleverd.
In de leveringsakte is opgenomen dat [C] de BV vrijwaart voor de eventuele verschuldigdheid van omzetbelasting op de voet van de artikelen 13 en 13a Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (hierna: Uitvoeringsbeschikking). Hiertoe is een bankgarantie gesteld van € 1.010.451.
Op 23 september 2015 heeft [C] het registergoed vrijgesteld geleverd aan het waterschap [D] . Op 27 oktober 2015 heeft [C] de BV en de Inspecteur hiervan op de hoogte gesteld.
Op 24 mei 2016 heeft belanghebbende de Inspecteur per e-mail verzocht een naheffingsaanslag omzetbelasting op te leggen van € 998.951. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag op 25 juli 2016 opgelegd, conform het verzoek en zonder belastingrente en boete.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de Rechtbank als volgt overwogen. De wettelijke grondslag voor de naheffing is te vinden in de artikelen 15, vierde en zesde lid, Wet OB, 6, 13 en 13a Uitvoeringsbeschikking en 20 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). De levering door belanghebbende aan [C] is vrijgesteld als gevolg van het niet voldoen aan de voorwaarden van het opteren voor belaste levering, wat tot gevolg heeft dat de voorbelasting niet aftrekbaar is. De omzetbelasting is op de voet van artikel 13a, tweede lid, Uitvoeringbeschikking verschuldigd geworden in het tijdvak van levering. De niet-betaalde omzetbelasting kan op de voet van artikel 20 AWR worden nageheven. Dat belanghebbende de omzetbelasting niet meer op aangifte kon voldoen toen zij op de hoogte werd gesteld van de verschuldigdheid en dat de door haar voor dat tijdvak ingediende aangifte tot dan toe juist was, doen hieraan niet af.
3 Geschil
In geschil is of de Inspecteur de omzetbelasting bij belanghebbende kan naheffen. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat een formele grondslag voor de onderhavige naheffingsaanslag ontbreekt. Voorts stelt belanghebbende zich op het standpunt dat aan de naheffingsaanslag een materieel gebrek kleeft. Dit houdt verband met de omstandigheid dat belanghebbende pas na ommekomst van de termijn voor het doen van aangifte op de hoogte is geraakt van de volle omvang van haar omzetbelastingschuld en het nageheven bedrag niet op aangifte heeft kunnen voldoen. De hoogte van de naheffingsaanslag is niet in geschil.