Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-09-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7321, 17/00073 t/m 17/00076

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-09-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7321, 17/00073 t/m 17/00076

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 september 2019
Datum publicatie
20 september 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:7321
Formele relaties
Zaaknummer
17/00073 t/m 17/00076

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Horen van getuigen. Op de zaak betrekking hebbende stukken. Nemo tenetur beginsel. Is de gevraagde informatie van belang voor de belastingheffing? Informeel verschoningsrecht? Immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 17/00073 tot en met 17/00076

uitspraakdatum: 10 september 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 december 2016, nummers 15/3288 tot en met 15/3291, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft op grond van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voor de op te leggen aanslagen inkomstenbelasting (hierna: IB) over de jaren 2009 tot en met 2012 informatiebeschikkingen vastgesteld ten name van belanghebbende.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de informatiebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen tegen de informatiebeschikkingen ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn van drie maanden gegeven, gerekend vanaf de dag nadat die uitspraken onherroepelijk zijn geworden, om alsnog de in de informatiebeschikkingen gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, waarin hij voor bepaalde stukken het standpunt inneemt dat, primair, dit geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn als bedoeld in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dan wel, zo het Hof hierover anders mocht oordelen, subsidiair dat kennisneming van (delen van) deze stukken is voorbehouden aan het Hof, als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. De Inspecteur heeft zijn standpunten bij brieven van 24 mei 2017, 14 juli 2017 en 28 juli 2017 nader toegelicht.

1.5.

De verzoeken van de Inspecteur zijn ter zitting behandeld op 15 augustus 2017. Tijdens deze zitting en latere zittingen zijn gezamenlijk de zaken met nummers 17/00041 t/m 17/00056, 17/00058 t/m 17/00084 en 17/00234 behandeld. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is verzonden. De Inspecteur heeft naar aanleiding van de zitting op verzoek van het Hof nadere stukken ingebracht. Met toestemming van partijen heeft het Hof zonder nadere mondelinge behandeling op de verzoeken van de Inspecteur tot beperkte kennisneming beslist.

1.6.

Op 31 oktober 2017 heeft het Hof een beslissing genomen op de verzoeken van de Inspecteur op grond van de artikelen 8:42 en 8:29 van de Awb en geoordeeld dat de stukken aangeduid met 1a tot en met 1f op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van artikel 8:42 van de Awb, alsmede dat de door de Inspecteur voorgestane beperkte kennisneming van de onder 1a tot en met 1f vermelde stukken gerechtvaardigd is, voor zover het betreft de in de beslissing onder 2.11 opgesomde informatie.

1.7.

Belanghebbende heeft geen toestemming gegeven dat het Hof uitspraak doet mede op grondslag van de onder 1a tot en met 1f geanonimiseerde stukken. Daarop zijn de zaken verwezen naar een andere meervoudige kamer van het Hof en is het procesdossier (inclusief de geschoonde versies van de door de geheimhoudingskamer beoordeelde stukken) ter beschikking gesteld aan de nieuwe meervoudige kamer van het Hof.

1.8.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben nadere stukken ingediend. Afschriften daarvan zijn aan de wederpartij verstrekt.

1.9.

Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2018. Aldaar heeft belanghebbende een verzoek tot wraking van de leden van het Hof gedaan. Het onderzoek ter zitting is geschorst teneinde het wrakingsverzoek van belanghebbende te behandelen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden. Nadat de wrakingskamer van het Hof het wrakingsverzoek bij beslissing van 6 november 2018 heeft afgewezen, is het onderzoek hervat ter zitting van 11 februari 2019. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de Inspecteur in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te brengen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is toegezonden.

1.10.

De Inspecteur heeft op 27 maart 2019 nadere stukken ingediend. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij brief van 16 mei 2019.

1.11.

Het derde onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende ( [X] ) houdt alle aandelen in [A 1] BV (hierna: [A 1] ). [B] ( [B] ) houdt alle aandelen in [C] BV (hierna: [C] ). [A 1] en [C] houden ieder 50% van de aandelen in [D] BV. [D] BV houdt alle aandelen in [E] BV, [X] , [F] BV (hierna: [F] ) en [G] BV. [X] en [B] zijn beiden bestuurder van [D] BV. Daarnaast is [D] BV gelieerd met [H] . FE OB [D] BV is een binnen de groep van vennootschappen en stichtingen bestaande fiscale eenheid voor de omzetbelasting, bestaande uit de vennootschappen [D] BV, [E] BV en [X] , [F] BV.

2.2.

[X] en [B] houden ieder 50% van de aandelen in [X] , [I] (hierna: [I] ).

2.3.

De kernactiviteiten van [D] BV en de met haar gelieerde vennootschappen en stichtingen (hierna: de [J] -groep) bestaan uit het leveren van fiscale en juridische diensten.

2.4.

Bij brieven van 25 november 2013 heeft de Inspecteur aangekondigd dat hij een boekenonderzoek zal instellen bij [D] BV, [I] en [H] . Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting dan wel omzetbelasting van de jaren 2009 tot en met 2012. Bij brieven van 29 januari 2014 heeft de Inspecteur aangekondigd het lopende boekenonderzoek uit te breiden met de vennootschappen [A 1] BV, [C] BV, [E] BV, [G] BV, [X] , [F] BV. Ook de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2009 tot en met 2012 van [X] worden in het boekenonderzoek betrokken. Het boekenonderzoek wordt uitgevoerd door [K] (hierna: [K] ) en [L] (hierna: [L] ).

2.5.

Het hiervoor genoemde boekenonderzoek vloeit voort uit het project [M] (hierna: [M] ) en wordt uitgevoerd volgens de instructies en aanwijzingen van het controleprogramma [M] .

2.6.

Tussen het Openbaar Ministerie (Functioneel Parket, hierna: OM), FIOD en Belastingdienst zijn afspraken gemaakt over een bestuursondersteunende inzet van het strafrecht in het kader van de aanpak van Trusts en [M] ’s door de Belastingdienst.

2.7.

[K] en [L] hebben vanaf medio november 2013 tot november 2016 118 stand-van-zaken-overzichten (hierna: voortgangsrapportages) opgesteld waarin wordt gerapporteerd over de voortgang van de controle bij de [J] -groep. Vanaf week 5 in 2015 hebben [K] en [L] bijstand verleend aan de FIOD. In de voortgangsrapportages is vanaf het moment dat bijstand aan de FIOD werd verleend mede over die werkzaamheden gerapporteerd.

2.8.

Bij brief van 24 februari 2014 heeft de Inspecteur ter voorbereiding van een bespreking op 27 februari 2014 in het kader van het boekenonderzoek de navolgende vragen gesteld aan diverse vennootschappen uit de [J] -groep en aan [X] :

" (…)

1. [X] , [F] BV; jaar 2012.

a. a) Terzake van de volgende twee limiteds, die vermeld zijn op de inkoopfacturen van [N] . co.uk Ltd, wil ik beschikken over de klantendossiers en verkoopfacturen 2012:

Het betreft hier:

 [O] Ltd

 [P] Ltd.

b) In de administratie hebben wij een vervoersbewijs van DHL Express aangetroffen. Zie bijlage 1.

 Kunt u ons aangeven welke documenten het hier betreft?

 Op welke klant deze verzending betrekking heeft?

 Een toelichting op de naamsvermelding van mevrouw [Q] bij het onderdeel Company name?

c) Wij willen graag inzage in de volgende klantdossiers:

 Debiteurnr. 12311665 [R] Foundation . Bent u destijds ook betrokken geweest bij de verkoop van [R] Investments Limited.

 Debiteurnr. 12570702 Green Agro Partners Ltd.

d) Debiteurnr. 12310278 [S] Ltd

In 2012 hebt u diensten verricht aan [S] Ltd en deze dienst aangemerkt als een intracommunautaire prestatie. De heer [B] heeft aan ons aangegeven dat voor de facturering in het jaar 2014, hij het BTW-nummer heeft geverifieerd. Hieruit blijkt dat de heer [B] nog niet beschikt over een geldig BTW-nummer.

Uit mijn informatie blijkt dat het BTW-nummer dat gebruikt is bij de facturering met ingang van 1 januari 2013 niet meer geldig is.

Wij verzoeken u de verkoopfactuur aan [S] Ltd over het jaar 2013 aan ons te verstrekken. Tevens verzoeken wij u aan te geven op welk BTW-nummer dat jaar is gefactureerd?

e) [J] B.V.:

In de administratie van [J] B.V. komen wij over de jaren 2009 t/m 2012 vele buitenlandse reiskosten van de heer [X] tegen, variërend van Cyprus, Turkey, Zwitserland, Ibiza en Luxemburg. Graag een toelichting met onderbouwing van de relaties. Grootboekrekening 4540 en 4541 . Zie bijlage 2

Dit geldt eveneens voor de verzendkosten van poststukken, zoals DHL naar Lanarca , Panama, Luxemburg. Grootboekrekening 4320 .

2 [E] BV/ [T] BV.

In de administratie bevindt zich een email met als onderwerp [U] Ltd.

Zie bijlage 2.

Graag inzage in het klantendossier van [U] Ltd.

Een toelichting te verstrekken op deze email.

a. Creditnota’s:

[V] BV, debiteurnummer 12310351 , factuurnummer 2011250 , dd 31-12-2011.

Zie bijlage 4

- Is de betreffende creditnota verstuurd naar [V] BV?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering.

[W] Ltd:, debiteurnummer 12310539 , factuurnummer 2011251 , dd 31-12-2011. Zie bijlage 5.

- Is de betreffende creditnota verstuurd naar [W] Ltd?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering?

[Y] ; debiteurnummer 12310553 , factuurnummer 2011252 ,

dd. 31-12-2011. Zie bijlage 6.

- Is de betreffende creditnota verstuurd naar [Y] ?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering?

[AA] Limited, debiteurnummer 12311649 , factuurnummer 2011251 , dd. 31-12-2011. Zie bijlage 7.

- Is de betreffende creditnota verstuurd naar [AA] Limited?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering?

[BB] Ltd, debiteurnummer 12312036 , factuurnummer 2011252 , dd 31-12-2011. Zie bijlage 8.

- Is de betreffende creditnota verstuurd naar [BB] Ltd?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering?

[CC] BV, debiteurnummer 12312309 , factuurnummer 2011256 , dd 31-12-2011. Zie bijlage 9.

- Is de betreffende creditnota verstuurd naar [CC]

BV?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering?

[DD] BV (zie bijlage 10)

- Gelieve een toelichting op de opgemaakte creditnota’s 120008 en 120010 dd. 16-01- 2012?

- Is er nog enige gelieerdheid met deze onderneming?

- Zijn de betreffende creditnota’s verstuurd?

[EE] BV, [FF] BV, [GG] BV, [HH] BV, [II] BV (zie bijlage 11). Het betreft hier meerdere creditnota’s.

- Zijn de creditnota’s verstuurd?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering?

[JJ] BV, debiteurnummer 12311013 , factuurnummer 120116 , dd 7-6-2012. Zie bijlage 12.

- Is de betreffende creditnota verstuurd naar [JJ] BV?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering?

[KK] BV, debiteurennummer 123107176 , factuurnummer 120282 , dd 31-12-2012. Zie bijlage 13.

- Is de betreffende creditnota verstuurd naar [KK] BV?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering?

[LL] BV, debiteurennummer 12310710 , factuurnummer 120113 , 120114 en 120115 . Dd 6-6-2012, Zie bijlage 14.

- Zijn de betreffende creditnota’s verstuurd naar [LL] BV?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering?

[MM] , debiteurennummer 12310421 , factuurnummer 120106 dd 31-5-2012. Zie bijlage 15.

- Is de betreffende creditnota verstuurd naar [MM] ?

- Welke onderliggende bescheiden liggen ten grondslag aan deze creditering?

3 Stichting [NN] :

4 [G] B.V.:

5 Gelieerde limiteds

7 Inzage in het emailverkeer:

8 Privé vragen [X] :

3 Geschil

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing