Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8056, 18/00742

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8056, 18/00742

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 oktober 2019
Datum publicatie
11 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:8056
Formele relaties
Zaaknummer
18/00742

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Compromis ter zitting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00742

uitspraakdatum: 1 oktober 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 juli 2018, nummer AWB 16/5751, ECLI:NL:RBGEL:2018:2953, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 579.104. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 324.480, de heffingsrente overeenkomstig verminderd, de (naar het Hof begrijpt) Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade voor een bedrag van € 167, de Staat veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 500, de Inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten en gelast dat de Inspecteur het griffierecht vergoedt.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2019. Ter zitting zijn tevens de (incidenteel) hoger beroepen behandeld met de zaaksnummers 18/00740 en 18/00741.

2 gronden

2.1.

Ter zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen dat:

-

de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 moet worden verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000;

-

de Inspecteur de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken, forfaitair zal vergoeden; en

-

de Inspecteur het griffierecht voor hoger beroep aan belanghebbende zal vergoeden.

2.2.

Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

2.3.

De kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken dienen overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast te worden gesteld op € 1.536 (3 punten (hogerberoepschrift, zienswijze na incidenteel hoger beroep en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 512 (bedrag 2019)). Omdat er sprake is van samenhangende zaken (18/00740, 18/00741 en 18/00742) kent het Hof 1/3, zijnde € 512 toe aan belanghebbende en het resterende bedrag van € 1.024 aan de belanghebbende in de zaken met nummers 18/00740 en 18/00741.

2.4.

Belanghebbende heeft ter zitting nog uitdrukkelijk het standpunt ingenomen dat het sluiten van het compromis niet tot gevolg heeft dat zij ook haar standpunt laat varen dat met de Belastingdienst een overeenkomst bestaat omtrent de betaling van – onder meer – de onderhavige belastingaanslagen. In zoverre behoudt zij zich alle rechten en weren voor.

3 Beslissing

Het Hof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten, het griffierecht en de vergoedingen van immateriële schade,

– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,

– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,

– vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 200.000,

– vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig,

– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep tot een bedrag van € 512, en

– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 126 in verband met het hoger beroep bij het Hof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. A. van Dongen, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.

De beslissing is op 1 oktober 2019 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

De griffier is verhinderd de uitspraak

te ondertekenen.

(A.W.M. van der Waerden) (A.E. Keulemans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 1 oktober 2019.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH DEN HAAG.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.