Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8233, 18/00338
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8233, 18/00338
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 oktober 2019
- Datum publicatie
- 11 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:8233
- Zaaknummer
- 18/00338
Inhoudsindicatie
NEN-normen, publicatie overeenkomstig artikel 139 Gemeentewet?
Uitspraak
Locatie Leeuwarden
nummer 18/00338
uitspraakdatum: 8 oktober 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Almere (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 maart 2018, zaaknummer UTR 17/509, in het geding tussen de heffingsambtenaar en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij nota van 6 oktober 2016 aan belanghebbende een bedrag van € 10.121,50 in rekening gebracht.
Op het tegen de hiervoor – onder 1.1 – bedoelde nota gerichte bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de nota gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 maart 2018, verzonden op 16 maart 2018, gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de bestreden legesnota vernietigd, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende alsmede gelast dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende betaalt.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2019 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn partner [A] , [B] en [C] , alsmede namens de heffingsambtenaar, mr. [D] , bijgestaan door mr. [E] en mr. [F] . Met toestemming van belanghebbende is de zaak gezamenlijk en gelijktijdig behandeld met de zaak van [B] met nummer. 18/00336.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De Raad van de gemeente Almere heeft in de openbare raadsvergadering van 17 december 2015 de Legesverordening Almere 2016 (hierna: de Legesverordening) vastgesteld. De Legesverordening is gepubliceerd in het gemeenteblad Almere, nr. 182, op 22 december 2015.
Artikel 5 van de Legesverordening bepaalt dat de leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij de Legesverordening behorende tarieventabel (de Tarieventabel). Onder 2.1.1.2 van de Tarieventabel staat vermeld: “De bouwkosten, exclusief BTW, op basis waarvan de leges worden vastgesteld, worden berekend op basis van de tabel “Bouwkosten legesberekening”, die als bijlage in deze tarieventabel is opgenomen. Indien de tabel niet voorziet in het type bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd, zullen de bouwkosten op basis waarvan de leges worden vastgesteld, worden berekend met gebruikmaking van de meest recente versie van “Taxarom online”, zoals die wordt uitgegeven door BIM Media B.V. Indien zowel de tabel als “Taxarom online” niet voorzien in het type bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd, zullen de bouwkosten door de aanvrager middels een open begroting aannemelijk moeten worden gemaakt. Oppervlakte en inhoudsmaten worden bepaald conform artikel 4.2 en 5.2 van de NEN 2580. (…)”.
Onder 2.3.1 van de Tarieventabel zijn de tarieven voor – kort gezegd – het indienen van een aanvraag om een omgevingsvergunning bepaald op de daar genoemde percentages van de bouwkosten. In voormelde bijlage van de Tarieventabel zijn per type bouwwerk de bouwkosten per eenheid (m1, m2 of m3) opgenomen.2.3 Aan belanghebbende is, gedagtekend 6 oktober 2016, een legesnota opgelegd ten bedrage van € 10.121,50. De leges zijn berekend ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning voor de oprichting van een woning op de locatie [a-straat 1] te [Z] , ingekomen 21 juli 2016, en is berekend als 3,10 percent over de heffingsgrondslag € 326.500, zulks overeenkomstig de Tarieventabel. Blijkens de uitspraak op bezwaar zijn de – als heffingsgrondslag in aanmerking genomen – bouwkosten ad € 326.500 door de heffingsambtenaar berekend op basis van het bouwvolume.
De Rechtbank heeft in de uitspraak waarvan beroep die mede zag op de zaak van belanghebbende onder meer overwogen (waarbij belanghebbenden zijn aangeduid als “eisers” en de heffingsambtenaar als “verweerder”):
“1. De legesaanslagen hebben betrekking op het in behandeling nemen van aanvragen van eisers om omgevingsvergunningen voor het bouwen van woningen. Op grond van de legesverordening worden de leges in deze zaken bepaald aan de hand van de bouwsom, die forfaitair wordt berekend op basis van de inhoud van de te bouwen woning. De inhoud wordt berekend aan de hand van de norm NEN 2580, waarnaar in de legesverordening wordt verwezen.
2. Op de zitting is het arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1669) besproken. Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.4.3. van dit arrest overweegt de rechtbank dat de artikelen 139 en 217 van de Gemeentewet eisen stellen aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar gemeentebelastingen worden geheven. In een geval waarin de gemeentelijke regelgeving in het kader van de omschrijving van de heffingsmaatstaf verwijst naar NEN-normen, is aan voormelde eisen voldaan indien de gemeente die normen bekend maakt op de wijze die in artikel 139 van de Gemeentewet is voorzien.
3. Zoals op de zitting door verweerder is bevestigd, lagen de NEN-normen waarnaar in de legesverordening wordt verwezen niet ter inzage op het moment van de bestreden uitspraken op bezwaar. Verweerder heeft het niet kenbaar maken van de NEN-normen niet gerepareerd door publicatie van deze normen op een later moment. Daarnaast is het in het licht van het genoemde arrest van de Hoge Raad niet voldoende dat verweerder inzage in de NEN-normen gegeven heeft als daarom gevraagd werd. Dit leidt ertoe dat de legesverordening in dit geval onverbindend moet worden verklaard, voor zover deze voorschrijft dat de opgelegde leges worden berekend aan de hand van NEN 2580. Gelet hierop was verweerder niet bevoegd om de legesaanslagen aan eisers op te leggen.
4. De beroepen van eisers zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden uitspraken op bezwaar. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaken te voorzien, door de aan eisers opgelegde legesaanslagen te herroepen. Eisers zijn geen leges verschuldigd aan verweerder. Dit betekent dat de leges, voor zover betaald door eisers, door verweerder moeten worden terugbetaald.”.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de omstandigheid dat normblad NEN 2580 niet ten tijde van het opleggen van de bestreden belastingaanslag (legesnota) is gepubliceerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 139 van de Gemeentewet er in het onderhavige geval toe leidt dat de legesverordening onverbindend is.
De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Belanghebbende beantwoordt de hiervoor - onder 3.1 - vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.