Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8481, 18/00341
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8481, 18/00341
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2019
- Datum publicatie
- 25 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:8481
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2018:1211, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 18/00341
Inhoudsindicatie
LB/PVV. Afdrachtvermindering onderwijs. Beroepspraktijkvorming. Voldoen Praktijkovereenkomsten voor beroepsopleidingen aan wettelijke voorwaarden? Heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat werknemers Beroepspraktijkvorming daadwerkelijk hebben gevolgd?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 18/00341
uitspraakdatum: 15 oktober 2019
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 maart 2018, nummer AWB 16/3675, ECLI:NL:RBGEL:2018:1211, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd. Bij beschikkingen is een boete opgelegd en is heffingsrente en belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar enkel het bezwaar tegen de boetebeschikking gegrond verklaard en de boete verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag, de heffingsrente, de belastingrente en de boete verminderd. De Inspecteur en de Staat (Minister voor Rechtsbescherming) zijn daarbij veroordeeld tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. Ten slotte heeft de Rechtbank gelast dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Inspecteur heeft een conclusie van repliek ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende drijft een transportonderneming. Zevenenveertig werknemers van belanghebbende hebben via de Stichting [A] , onderdeel van het [B] College, (hierna: het [B] College) een deel van de BBL-opleiding Chauffeur Goederenvervoer (crebo-nummer [00000] ) gevolgd. Beroepspraktijkvorming (hierna: BPV) maakt daarvan deel uit.
Daartoe zijn belanghebbende en het [B] College een overeenkomst aangegaan die, voor zover van belang, luidt als volgt:
“Artikel 1. Doel
Doel van deze overeenkomst is het verhogen van de kennis, vaardigheden en bewustzijn van de chauffeur in het kader van veiligheid, imago en CO2 reductie. Daarnaast is het doel binnen een opleidingstraject (maatwerk BBL) van 1 jaar te voldoen aan de 35 nascholingsuren in het kader van de Richtlijn Vakbekwaamheid binnen de gestelde eisen van het CCV, waarbij de WVA van toepassing is.
(…)
Artikel 4. Planning traject
Begindatum: 01 oktober 2011
Einddatum: 30 september 2012
Lesdagen: 5 zaterdagen per persoon, conform planning en onderlinge afstemming.
Leslocatie: Afwisselend locatie van Achterkamp te Baak, [X] te [Z] en in Eibergen
Trainers: De trainers worden geselecteerd en gecontracteerd door [B]
Bedrijfsopleidingen
Naam opleiding: Chauffeur Goederenvervoer BBL, niveau 2, crebo [00000] .
Artikel 5. Uitgangspunten en inhoud van de opleiding
• De beroepscontext van de chauffeur is het uitgangspunt van het leren.
• De trainingen zijn gekoppeld aan de onbekostigde BBL opleiding Chauffeur Goederenvervoer,
bekend onder crebonummer [00000] , niveau 2 MBO.
• Het volgen van de trainingen en het maken van de portfolio-opdrachten leveren de chauffeur
aan het eind van de training een bewijs van deelname op. Dit bewijs heeft geen civiel effect
ten opzichte van een diploma.
(…)
• De chauffeur volgt 35 uur scholing in één jaar bij [B] Bedrijfsopleidingen, gedurende 5 dagen. Tijdens deze 5 dagen worden 5 cursussen aangeboden, die voldoen aan de eisen van het CCV. Voor de aangeboden cursussen is [B] Bedrijfsopleidingen of samenwerkende partners gecertificeerd door het CCV, zodat de nascholingsuren bijgeschreven worden bij het CCV;
• Er wordt een keuzepakket aan cursussen aangeboden, die overeenkomen met (gedeelten van de) werkprocessen vanuit de opleiding Chauffeur Goederenvervoer. Hierdoor kan een bedrijf kiezen wat bij hem past. Deze keuzes bestaan uit 4 theorie-trainingen en 1 praktijktraining.
(…)
• De chauffeur bouwt een portfolio op met uitgewerkte opdrachten en kennisvragen die gekoppeld zijn aan de cursusdagen (inspanningsverplichting). De chauffeur maakt dus per trainingsdag een portfolio-opdracht. Deze opdrachten vindt de chauffeur in zijn portfoliomap. Hij werkt de opdrachten correct uit. De portfolio-opdrachten worden beoordeeld door een examinator vanuit de Stichting BVE.
(…)
• Iedere chauffeur neemt 35 uur deel aan de trainingen en besteedt gemiddeld 5 uur aan het invullen van het portfolio (CV, portfolio-opdrachten, reflectie en competentiescan).
(…)
Keuze trainingen en bijbehorende CCV-uren
1. Chauffeursdag: 7 theorie-uren
2. Digitale tachograaf: 7 theorie-uren
3. Communicatie: 7 theorie-uren
4. Rijvaardigheid Het Nieuwe Rijden: 7 praktijkuren
5. EHBO: 7 theorie-uren
(…)
Artikel 6. Omvang IIVO (In Instelling Verzorgd Onderwijs) en SBU (StudieBelastingsUren)
Omvang niveau 2
Leerjaar |
Crebonr opleiding |
Kern- taak |
Training |
BPV |
Begeleiding tijdens BPV (maken opdrachten) |
Totaal uren |
1 |
[00000] |
1 |
5x7 |
40x16 |
5x1 |
680 |
Totaal uren |
35 |
640 |
5 |
680” |
De werknemers van belanghebbende hebben met het [B] College als onderwijsinstelling en belanghebbende als praktijkorganisatie een praktijkovereenkomst voor beroepsopleidingen (POK) gesloten als bedoeld in artikel 7.2.8 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (zoals deze destijds luidde, hierna: WEB). Deze POK’s zijn, voor zover relevant, telkens gelijkluidend:
“4a. het [B] College stelt de onderwijsdeelnemer in de gelegenheid om een deel van de opleiding,
zoals vastgelegd in het contract met de werkgever te volgen:
Opleiding: Chauffeur Goederenvervoer code opleiding: [00000] niveau: 2
Leerweg: beroepsbegeleidende leerweg
4b. begindatum: 01-10-2011 einddatum: 30-09-2012
4c. de studielast bedraagt 40 klokuren gedurende de looptijd van het studieprogramma;
4d. de beroepspraktijkvorming maakt deel uit van het vermelde studieprogramma;
4e. de omvang van de beroepspraktijkvorming bedraagt 640 klokuren per jaar.
4f. de praktijkorganisatie wijst een praktijkopleider aan, die is belast met het opleiden van de
onderwijsdeelnemer op de praktijkplaats;
4g. het [B] College wijst een praktijkbegeleider aan, die is belast met de begeleiding van de onderwijsdeelnemer op de praktijkplaats;
4h. de elders in dit document artikelsgewijs opgenomen bepalingen zijn op deze overeenkomst van toepassing.
(…)
Artikel 4 Inhoud scholing en beroepspraktijkvorming
De onderwijsactiviteiten van de scholing en de beroepspraktijkvorming zijn ingericht conform de eindtermen of de kerntaken van het overeengekomen studieprogramma.
(…)
Artikel 8 Beoordeling
Het [B] College stelt de beoordeling vast van de onderwijsactiviteiten. Bij de beoordeling betrekt het [B] College, met inachtneming van de voor het overeengekomen studieprogramma in de onderwijs- en examenregeling opgenomen regels, het oordeel van de praktijkorganisatie.
Artikel 9 Begeleiding
De begeleidingsactiviteiten van de onderwijsdeelnemer zijn als volgt:
• De studiebijeenkomsten vinden plaats onder leiding van een docent;
• Onder begeleiding van een praktijkopleider, die de daarvoor vereiste bekwaamheid heeft worden de praktijkactiviteiten geoefend en beoordeeld.
• De onderwijsdeelnemer heeft individueel begeleidingsgesprekken met de praktijkopleider en de praktijkbegeleider.
(…)”
De werknemers van belanghebbende hebben de gevolgde opleiding niet afgesloten met een diploma. Na het volgen van de trainingen hebben zij van het [B] College een bewijs van deelname ontvangen. Verder is een formulier “eindbeoordeling praktijkdeel” opgemaakt.
In het tijdvak van naheffing heeft belanghebbende ter zake van de door haar werknemers gevolgde opleiding afdrachtvermindering onderwijs als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Vermindering Afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) toegepast.
Naar aanleiding van de uitkomsten van een bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek naar de toepassing van deze afdrachtvermindering is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Aan loonheffingen is € 126.193 nageheven. Aan heffingsrente is € 4.062 en aan belastingrente is € 7.833 in rekening gebracht. Verder is een vergrijpboete opgelegd van € 10.000.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de vergrijpboete verminderd tot € 2.235. De naheffingsaanslag, de heffingsrente en de belastingrente zijn gehandhaafd.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. Naar het oordeel van de Rechtbank is voor de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs niet vereist dat een werknemer de volledige beroepsopleiding volgt. Wat de werknemer moet volgen is de BPV. In het kader van de toepassing van de WVA is het niet aan de Inspecteur of de belastingrechter om te beoordelen of een in het crebo-register opgenomen opleiding voldoet aan de eisen van de WEB. Wel kan worden beoordeeld of een werknemer de BPV van de BBL-opleiding daadwerkelijk heeft gevolgd. Naar het oordeel van de Rechtbank is belanghebbende erin geslaagd te bewijzen dat haar werknemers daadwerkelijk de BPV hebben gevolgd. Uit het verantwoordingsdocument behorende bij de BBL-opleiding Chauffeur Goederenvervoer van het [B] College valt op te maken welke werkprocessen deel uitmaken van de opleiding. Uit de “eindbeoordelingen praktijkdeel” zijn de beoordelingsaspecten per werkproces af te leiden en volgt dat de werkprocessen met voldoende gevolg zijn afgerond. Tot slot blijkt uit een brief van het [B] College van 20 mei 2014 dat alle werknemers van belanghebbende de BPV in voldoende mate hebben gevolgd, aldus nog steeds de Rechtbank. De Rechtbank heeft voorts het standpunt van de Inspecteur verworpen dat de POK niet rechtsgeldig is, omdat daarin niet de naam van de praktijkbegeleider van het leerbedrijf is vermeld. Tussen partijen was niet in geschil dat over één tijdvak ten onrechte afdrachtvermindering is toegepast en dat belanghebbende voor vijf werknemers het recht op afdrachtvermindering niet aannemelijk kan maken, zodat de afdrachtvermindering met € 13.656 moet worden verminderd. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag tot dat bedrag verminderd. De heffings- en belastingrente zijn dienovereenkomstig verminderd. Naar het oordeel van de Rechtbank is terecht een vergrijpboete opgelegd omdat het aan de grove schuld van belanghebbende is te wijten dat afdrachtvermindering is geclaimd na het beëindigen van de BPV. Wel heeft zij aanleiding gezien de boete met 15% te verminderen tot € 1.900 wegens overschrijding van de redelijke termijn. Ten slotte heeft de Rechtbank aan belanghebbende een vergoeding toegekend voor immateriële schade als gevolg van een overschrijding van de redelijke termijn, de Inspecteur veroordeeld in proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het griffierecht vergoedt.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende recht heeft op afdrachtvermindering onderwijs. Het geschil spitst zich toe op de vragen of een rechtsgeldige POK is gesloten en of belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat haar werknemers de BPV daadwerkelijk hebben gevolgd.