Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:901, 17/00898 t/m 17/00903 en 17/00957

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:901, 17/00898 t/m 17/00903 en 17/00957

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 februari 2019
Datum publicatie
15 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:901
Formele relaties
Zaaknummer
17/00898 t/m 17/00903 en 17/00957

Inhoudsindicatie

OB. Ontwikkelingsorganisatie die zich richt op structurele armoedebestrijding in derdewereldlanden. Ondernemerschap voor de omzetbelasting. Verband tussen subsidie en door belanghebbende uitgevoerde projecten.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 17/00898 tot en met 17/00903 en 17/00957

uitspraakdatum: 5 februari 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 augustus 2017, nummers AWB 16/2843 tot en met 16/2846, 16/2848 en 16/2849, ECLI:NL:RBGEL:2017:4355, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft bij beschikkingen van 19 maart 2014 de verzoeken van belanghebbende om een teruggaaf van omzetbelasting voor de jaren 2006 tot en met 2012 niet-ontvankelijk verklaard.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). Hangende de beroepsprocedure heeft belanghebbende haar beroep voor het jaar 2006 ingetrokken. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het de verzoeken voor het derde en het vierde kwartaal van 2012 betreft, de uitspraken van de Inspecteur inzake de teruggaafverzoeken voor het derde en het vierde kwartaal van 2012 vernietigd en de teruggaaf voor het derde kwartaal van 2012 vastgesteld op € 32.327 en die voor het vierde kwartaal van 2012 vastgesteld op € 24.037. Voorts heeft de Rechtbank aan belanghebbende een immateriëleschadevergoeding toegekend van € 1.000 en een proceskostenvergoeding van € 1.482, en de Inspecteur gelast het griffierecht te vergoeden. De Rechtbank heeft het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

1.4.

Partijen hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een ontwikkelingsorganisatie die zich richt op structurele armoedebestrijding in derdewereldlanden. De activiteiten van belanghebbende zijn gericht op onderwijs, gezondheid en gemeenschapsontwikkeling (inkomensverbetering en landbouw), met als doel de situatie van achtergestelde kinderen in rurale gebieden structureel te verbeteren. Daarbij werkt belanghebbende samen met lokale organisaties en biedt zij – waar nodig – ondersteuning. Belanghebbende voert deze werkzaamheden uit als medefinancieringsorganisatie (hierna: MFO). De inkomsten van belanghebbende bestaan in de jaren 2007 tot en met 2012 uit subsidies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BuZa) en donaties en giften van andere partijen.

2.2.

In september 2009 hebben 189 landen, waaronder Nederland, de zogenoemde “Millennium Verklaring van de Verenigde Naties” aangenomen. Op basis van deze Verklaring hebben de Verenigde Naties (hierna: VN) een actieplan ontwikkeld met betrekking tot armoedebestrijding. Dit plan bestaat uit acht Millennium Development Goals die in 2015 moeten zijn gerealiseerd. Nederland heeft deze Millennium Development Goals in zijn nationale ontwikkelingsbeleid geïmplementeerd.

2.3.

Het Medefinancieringsstelsel (hierna: MFS) is een financieringsstelsel van BuZa voor de uitvoering door MFO’s van projecten in ontwikkelingslanden, gericht op duurzame armoedebestrijding. Met ingang van 2001 vindt de financiering van MFO’s plaats op grond van een subsidiebeschikking. In het beleidskader MFS 2007-2010 zijn de criteria voor MFS-subsidies uitgewerkt. Per 1 januari 2009 moeten MFO’s ten minste 25% eigen middelen inbrengen, is de instellingssubsidie afgeschaft en worden uitsluitend programmasubsidies verstrekt. Vanaf 2010 hanteert BuZa het zogenoemde MFS II, waarbij alleen subsidies worden verstrekt aan hulporganisaties die werken in alliantieverband, met een gezamenlijk projectplan en een aangewezen penvoerder.

2.4.

Voor de periode 2007 tot en met 2010 heeft belanghebbende als penvoerder van de alliantie [A] bij beschikking van 29 september 2006 een MFS I-subsidie ontvangen van € 23.579.355 voor de programma's “ [B] ”, “ [C] ” en “ [D] ”. De andere participanten in het samenwerkingsverband [A] zijn [E] , [F] , [G] en [H] ( [H] ). Het eerste programma, [B] , is een geïntegreerd en duurzaam programma ter bestrijding van (kind)armoede en gericht op kindvriendelijk onderwijs, gezonde kinderen en jongeren, HIV/aids-preventie en -zorg, inkomensverbetering en bestaanszekerheid, en sparen door kinderen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Het tweede programma, [C] , is gericht op de re-integratie van kwetsbare kinderen en jongeren in buitengewone omstandigheden in hun gemeenschap en/of samenleving. Het doel van dit programma is dat kinderen en jongeren zichzelf en anderen kunnen beschermen en dat hun gemeenschappen en samenleving in staat zijn om een veilige leefomgeving te bieden voor kinderen en jongeren. Het programma omvat projecten die zijn gericht op kinderen en de effecten van HIV/aids, kinderen en conflict, geweld tegen kinderen en uitbuiting van kinderen (zoals kinderarbeid). Belanghebbende is niet betrokken geweest bij de uitvoering het derde programma, [D] .

2.5.

Voor de jaren 2011 tot en met 2015 heeft belanghebbende, als penvoerder van de alliantie “ [I] ” een MFS II-subsidie aangevraagd. Tot de alliantie behoren – behoudens belanghebbende – [E] , [J] en [K] . In de aanvraag is vermeld welke visie, missie en strategie van de alliantie ten grondslag liggen aan de aanvraag. Bij beschikkingen van 1 november 2010 en 29 april 2011 heeft BuZa een MFS II-subsidie toegekend voor de uitvoering van de programma’s “ [L] ” en “ [M] ”. Belanghebbende heeft met haar deel van de MFS II-gelden (€ 27.154.920) de programma’s “ [L] ” en “ [M] ” uitgevoerd in Kenia, Tanzania en Cambodja. Het programma “ [L] ” richt zich op agrarische ontwikkeling, water en jong ondernemerschap. Het gaat om projecten die tot doel hebben om de levensstandaard te verbeteren door het versterken van lokale structuren, het verbeteren van zaai- en oogsttechnieken, het opzetten van bedrijven, etc. Het programma “ [M] ” richt zich op de verbetering van de systemen rondom kinderbescherming, maar ook op bewustwording en ondersteuning van de ouders. De projecten in het kader van dit programma worden geïntegreerd met projecten die in het kader van het programma “ [L] ” plaatsvinden om structurele armoedebestrijding hand in hand te laten gaan met verbetering van de positie van kinderen in deze gebieden.

2.6.

In de subsidiebeschikkingen is bepaald dat de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken nadere aanwijzingen aan de subsidieontvanger kan geven als hij van mening is dat de specifieke invulling van het activiteitenplan in strijd is met het buitenlandse beleid van de Nederlandse regering. Daarnaast is de subsidieontvanger verplicht zich rekenschap te geven van de mogelijkheid dat de Nederlandse regering volkenrechtelijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor de uitvoering van het activiteitenplan. De Staatssecretaris kan tevens ten behoeve van de doelstelling “structurele armoedebestrijding door versterking van het maatschappelijke middenveld in het Zuiden” om niet gebruik maken van geschriften en andere voortbrengselen die in het kader van de subsidieverlening worden vervaardigd en waarop de subsidieontvanger intellectuele eigendomsrechten kan doen gelden. In voorkomend geval zal de subsidieontvanger aan de Staat der Nederlanden om niet de benodigde licenties verstrekken en in zijn relaties met derden een daartoe strekkend beding opnemen.

2.7.

In een door de Staatssecretaris van Financiën voor akkoord geparafeerde notitie van 24 februari 2012 van het Directoraat-Generaal van de Belastingdienst is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

1. Kern

Indien het ministerie van BuZa aan Nederlandse organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking opdracht geeft om in ontwikkelingslanden ter plaatse projecten uit te voeren, kan op basis van een resolutie uit (oorspronkelijk) 1983 het btw-nultarief (met aftrek voorbelasting) worden toegepast op de in dat kader door die organisaties aan BuZa in rekening gebrachte kosten. (…) Waar de MFS II structuur niet zonder meer onder de werking van de resolutie valt dient te worden beoordeeld of Nederlandse hulporganisaties desondanks onverminderd aanspraak kunnen maken op het nultarief. Het lijkt wenselijk de resolutie zodanig te actualiseren dat dat het geval is. Een dergelijke actualisatie omvat echter meer dan MFS II en vereist overleg met BuZa. Omdat daarmee enige tijd gemoeid zal zijn is het wenselijk richting de branche duidelijkheid te verschaffen of en hoe op die actualisatie kan worden geanticipeerd.

2 Beslispunten

a. Gaat u akkoord met een actualisatie van genoemde resolutie, zodanig dat de MFS II structuur daaronder valt en dat ook andere noodzakelijke aanpassingen worden verwerkt?

b. Zo ja, gaat u ermee akkoord dat vooruitlopend op die actualisatie, Nederlandse hulporganisaties in het kader van MFS II projecten richting BuZa het nultarief kunnen toepassen en daartoe geen facturen hoeven uit te reiken? (…)

3 Toelichting

3 Geschil

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing