Hoge Raad, 19-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:257, 19/01324
Hoge Raad, 19-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:257, 19/01324
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 februari 2021
- Datum publicatie
- 19 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:257
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2019:901
- Zaaknummer
- 19/01324
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/01324
Datum 19 februari 2021
ARREST
in de zaak van
STICHTING [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ArnhemLeeuwarden van 5 februari 2019, nrs. 17/00898 tot en met 17/00903 en 17/00957, op het hoger beroep van belanghebbende en het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 16/2843 tot en met AWB 16/2846, AWB 16/2848 en AWB 16/2849) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.