Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9676, 18/00956

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9676, 18/00956

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 november 2019
Datum publicatie
22 november 2019
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:9676
Formele relaties
Zaaknummer
18/00956

Inhoudsindicatie

Recht van schenking. Navorderingsaanslag. Twaalfjaarstermijn.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 18/00956

uitspraakdatum: 12 november 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 september 2018, nummer AWB 17/182, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De Inspecteur heeft op 15 september 2015 aan belanghebbende een navorderingsaanslag recht van schenking opgelegd naar een belaste verkrijging van ƒ 1.093.771 (hierna: de navorderingsaanslag).

1.2

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2019 te Amsterdam. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, [A] , ter bijstand vergezeld van mr. [B] en, namens de Inspecteur, mr. [C] en mr. [D] .

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Ten name van belanghebbende is op 7 juli 1998 bij de in Zwitserland gevestigde bank [E] een bankrekening geopend. Op deze bankrekening is geld gestort dat geschonken is door de vader van belanghebbende.

2.2

Van de schenking is geen aangifte gedaan.

2.3

Op 5 november 2005 is de vader van belanghebbende overleden.

2.4

Belanghebbende heeft bij brief van 15 mei 2014, voor zover van belang, aan [E] geschreven:

‘Zwecks Steuerzwecken bitte ich Sie um folgende Auskunft DRINGEND voor Ende nächtste Woche zu schicken an:

1.Endejahrstatements des Kontos vom 31.12.2002 bis und mit Saldierung. Bitte schicken Sie auch Ein- und Ausgangsbelege bei Ihnen geführtes Konto im Zeitraum 2002-Saldierungsdatum und eine Kopie der Kontoeröffnungsformularen.’

2.5

[E] heeft bij brief van 5 augustus 2014 aan belanghebbende geschreven, voor zover van belang:

Account number [00000]

Dear Madam

As requested, we can confirm, as per the documentation filled in, that the account holder was [Hof: belanghebbende], from 7th July 1998 (signature date of the account opening documentation in our files) to 12th Januari 2006 (closing date of the account in our records).’

2.6

Belanghebbende heeft bij brief van 24 april 2015 aan de Inspecteur geschreven, voor zover van belang:

‘Betreft: inkeer [belanghebbende]

(…)

In uw email van 15 april j.l stelt u een aantal vragen, welke ik zal proberen zo goed als mogelijk te beantwoorden.

1. U vraagt naar de herkomst van de tegoeden? De rekening is geopend door de vader van cliënte en hij hield het beheer gedurende zijn leven. Daarna is de rekening overgegaan.

2. De rekening werd einde jaren 90 (7 juli 1998) geopend.

3. Ik heb daarvan geen openingsformulier, wel een bevestiging van de bank (zie bijlage 1)’

2.7

De Inspecteur heeft bij brief van 2 juni 2015 aan belanghebbende geschreven, voor zover van belang:

‘In uw brief van 24 april 2015 vermeldt u dat de rekening is geopend door de vader van uw cliënte en dat de vader het beheer hield van deze rekening gedurende zijn leven. Daarna is de rekening overgegaan.

(…)

Artikel 66 lid 4 Successiewet luidt:

Indien voor de erfbelasting de aangifte over een bestanddeel van het voorwerp van die belasting dat in het buitenland word aangehouden of is opgekomen niet, onjuist of onvolledig is gedaan, vervalt, in afwijking van artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag niet.

Op grond van artikel 66 lid 4 is successierecht/erfbelasting verschuldigd. Om de verschuldigde erfbelasting te kunnen (laten) berekenen verzoek ik u de volgende informatie te verstrekken:1. De gegevens van de overleden vader;

2. Het saldo van de rekening in het buitenland op het moment van overlijden;

(…)

Indien artikel 66 Succ.wet niet van toepassing is verzoek ik u dit met onderbouwing van stukken en argumenten aan te tonen.’

2.8

Belanghebbende heeft bij brief van 11 juni 2015, voor zover van belang, aan [E] geschreven:

‘… the Dutch tax authorities are asking for the total of the assets of account nr [00000] as of 7th July 1998. The bank didn’t give us this information. Please send us urgently this total number and how this total was invested.’

2.9

Belanghebbende heeft bij brief van 8 juli 2015, voor zover van belang, aan de Inspecteur geschreven:

‘1. Cliënte heeft, bezien over de periode van de laatste twaalf jaar, geen schenkingen of erfenissen ontvangen die niet eerder werden aangegeven. De schenking van het saldo van de rekening (doormiddel van te haren naam stelling) vond plaats in 1998, ruim buiten de twaalfjaarperiode van artikel 16 AWR.

(…).

3. Het saldo van de rekening op het moment van overlijden is ongeveer € 1.000.000. Dit lijkt mij echter niet relevant omdat het hier om een schenking gaat op een eerder tijdstip. Het saldo op moment van schenking schatten wij op € 500.000.’

2.10

De Inspecteur heeft bij brief van 24 juli 2015 aan belanghebbende aangekondigd dat ter zake van de schenking een aanslag recht van schenking zal worden opgelegd, naar een bedrag van ƒ 203.465 (€ 92.328).

2.11

De navorderingsaanslag is op 15 september 2015 opgelegd.

2.12

In de uitspraak op bezwaar is het bezwaar ongegrond verklaard.

2.13

De Rechtbank heeft – kort gezegd – geoordeeld dat de bevoegdheid tot navordering niet is vervallen omdat ingevolge artikel 66, lid 1, aanhef en onder 2, van de Successiewet 1956 (tekst 1998; hierna: SW) de twaalfjaarstermijn van artikel 16, lid 4, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) ingaat na de dag van de inschrijving van de akte van overlijden van de schenker in de registers van de burgerlijke stand. Verder heeft de Rechtbank geoordeeld dat artikel 66, lid 1, aanhef en onder 2, van de SW, niet in strijd is met artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: artikel 1 EP).

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of navordering nog mogelijk is. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Bij bevestigende beantwoording is tussen partijen de hoogte van de navorderingsaanslag in geschil.

3.2

Voor hetgeen partijen ter ondersteuning van hun standpunt hebben aangevoerd, verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de navorderingsaanslag.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het hoger beroep

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing