Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9678, 19/00121
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9678, 19/00121
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 november 2019
- Datum publicatie
- 15 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:9678
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2018:5217, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/00121
Inhoudsindicatie
Vernietiging van de omgevingsvergunning door de ABRvS brengt niet mee dat de opgelegde legesnota vernietigd dient te worden, omdat het in behandeling nemen van de aanvraag van de omgevingsvergunning het belastbare feit voor de heffing van leges vormt.
Uitspraak
Locatie Leeuwarden
nummer 19/00121
uitspraakdatum: 12 november 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 december 2018, nummer LEE 18/740, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Oldambt (hierna: de heffingsambtenaar).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij legesnota van 26 februari 2016 (hierna: de legesnota) aan belanghebbende een bedrag van € 412.828,80 in rekening gebracht in verband met het in behandeling nemen van de aanvraag van een omgevingsvergunning.
De aanslag leges is op 20 december 2017 ambtshalve verlaagd tot € 50.000.
Op het tegen de legesnota gerichte bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 24 januari 2018 de legesnota zoals deze na de vermindering luidt, gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard voor zover het betreft het beroep tegen de ambtshalve vermindering en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2019 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de heffingsambtenaar [B] , bijgestaan door [C] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De gemeenteraad van de gemeente Oldambt heeft op 13 december 2013 de "Verordening op de heffing en de invordering van leges 2014" (verder: de Legesverordening Oldambt 2014) vastgesteld. Daarin is onder meer - voor zover hier van belang - het volgende bepaald:
“Artikel 2. Belastbaar feit
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten; (…)
Artikel 6. Maatstaven van heffing en tarieven
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. (…)
Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges. (…).”.
De gemeenteraad van de gemeente Oldambt heeft eveneens op 13 december 2013 de “Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening Oldambt 2014” (verder: de Tarieventabel 2014) vastgesteld. In de Tarieventabel 2014 is ten aanzien van gemeentelijke taken uit hoofde van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO-taken), waaronder begrepen aanvragen omgevingsvergunningen, onder meer het volgende bepaald:
“2 1.1.2 bouwkosten:
de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen. (…)
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd. (…)”
In de tarieventabel behorende bij de Legesverordening Oldambt 2018, beide vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2017, is een nieuw artikel aan Hoofdstuk 5 Teruggaaf toegevoegd, welk artikel als volgt luidt:
“2.5.22 Indien de vergunning is vernietigd door de Raad van State bedraagt de teruggaaf 75% van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges. Het maximaal verschuldigde bedrag zal niet meer dan € 50.000,- bedragen.”
Namens belanghebbende is op 16 december 2014 een aanvraag gedaan voor een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen (voorheen genoemd: een aanvraag voor een bouwvergunning) van “ [X] ”, een overdekte bazaar met winkelunits, horeca- en parkeervoorzieningen op het perceel [a-straat 1] te [D] , alsmede het realiseren van parkeervoorzieningen aan de [b-straat] te [D] . Belanghebbende heeft bij deze aanvraag aangegeven dat de totale bouwkosten € 20.000.000 (exclusief btw) bedragen.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt (hierna: het College) heeft de aanvraag in 2014 in behandeling genomen en bij besluit van 22 december 2015 de door belanghebbende gevraagde vergunning verleend. Bij uitspraak van 5 oktober 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) het voornoemde besluit van het College vernietigd (
).Bij legesnota van 26 februari 2016 zijn door de heffingsambtenaar aan belanghebbende op basis van de Legesverordening Oldambt 2014 leges in rekening gebracht ten bedrage van € 412.828,80, gebaseerd op de door belanghebbende bij de aanvraag opgegeven totale geraamde bouwkosten van € 20.000.000 (exclusief btw), in verband met het in behandeling nemen van de aanvraag van de omgevingsvergunning.
Bij e-mailbericht van 2 maart 2016 (die door de heffingsambtenaar is opgevat als bezwaarschrift tegen de opgelegde legesnota) heeft belanghebbende aangegeven dat zij het niet eens is met de hoogte van de leges, omdat de totale werkelijke bouwkosten lager zijn dan € 20.000.000. Op 14 april 2016 heeft belanghebbende vervolgens aangegeven dat de werkelijke totale bouwkosten € 13.211.363 bedragen. Bij brief van 22 juni 2016 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende gemeld dat er een herberekening heeft plaatsgevonden (door een tweetal ambtenaren van het Team Vergunningen Toezicht en Handhaving van de gemeente Oldambt) waaruit een bedrag aan geraamde bouwkosten volgt van (afgerond) € 30.000.000. Bij brief van 23 augustus 2016 heeft belanghebbende het bezwaarschrift aangevuld met een nadere onderbouwing (een begroting) van de totale bouwkosten, waarin deze zijn bepaald op € 13.286.000. Begin 2017 heeft de gemeente een second opinion laten uitvoeren (door een onafhankelijk bouwkostenadviesbureau) die de totale bouwkosten op € 31.505.712 heeft berekend.
De heffingsambtenaar heeft de legesnota bij ambtshalve verminderingsnota van 20 december 2017 verminderd tot een bedrag aan leges van € 50.000.
In de uitspraak op bezwaar van 24 januari 2018 is in het dictum het volgende vermeld:
“Op grond van het bovenstaande verklaar ik uw bezwaar tegen de hoogte van de bouwkosten voor de opgelegde aanslag 2015 met aanslagnummer [00000] ongegrond. De bouwkosten blijven ongewijzigd op € 20.000.000. De opgelegde aanslag leges 2015 wordt gehandhaafd.
Ambtshalve vermindering
De aanslag leges is op 20 december 2017 ambtshalve verlaagd. Het college heeft met gebruikmaking van artikel 63 van de Wet op de rijksbelastingen juncto artikel 231 gemeente wet gebruik gemaakt van de bevoegdheid om het legesbedrag voor het in behandeling nemen van de aanvraag van [X] B.V. van 16 december 2014, aanslagnummer [00000] , te verlagen van € 412.828,80 naar € 50.000. Hierbij is aansluiting gezocht bij de op 18 december 2017 vastgestelde tarieventabel bij de “Legesverordening Oldambt 2018”.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de volgende vragen: (1) Heeft de Rechtbank zich ten onrechte onbevoegd verklaard ter zake van het besluit tot ambtshalve vermindering door de heffingsambtenaar? (2) Had de legesnota vernietigd moeten worden, dan wel verlaagd moeten worden naar nihil? (3) Was de heffingsgrondslag van de geheven leges te hoog en dient deze € 13.286.000 te bedragen?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen alle bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en (primair) vernietiging van de bestreden legesnota. De door belanghebbende in haar hogerberoepschrift opgeworpen grief dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het door belanghebbende overgelegde rapport van een extern adviesbureau minder relevant was, is, naar de gemachtigde van belanghebbende ter zitting van het Hof desgevraagd heeft verklaard, slechts een ondersteunend argument in het kader van de derde hiervoor – onder 3.1. – genoemde beroepsgrond.
De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – bedoelde vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Tussen partijen is niet in geschil dat in de - hier van toepassing zijnde - Legesverordening Oldambt 2014 en bijbehorende Tarieventabel 2014 geen regeling is opgenomen die ziet op teruggave van (een gedeelte van) de betaalde leges in het geval een verleende vergunning wordt vernietigd door de ABRvS. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat de heffingsambtenaar de aanvraag van belanghebbende in behandeling heeft genomen, zodat het belastbare feit zich heeft voorgedaan in 2014. Daarvoor zijn - in principe - terecht en tot de juiste bedragen leges in rekening gebracht. Het Hof ziet geen aanleiding partijen niet te volgen in deze rechtsopvattingen.