Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9862, 18/00838 en 18/00839

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9862, 18/00838 en 18/00839

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 november 2019
Datum publicatie
6 december 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:9862
Formele relaties
Zaaknummer
18/00838 en 18/00839

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Aanmerkelijk belang? Gebruikelijk loon. Vergrijpboetes.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 18/00838 en 18/00839

uitspraakdatum:

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (Duitsland) (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 augustus 2018, nummers 17/799, 17/1536 en 17/1537, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.463, alsmede een vergrijpboete van € 8.301. Tevens is bij beschikking € 505 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 de aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 106.542, alsmede een vergrijpboete van € 22.395. Tevens is bij beschikking € 699 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar een bedrag van € 2.098. Tevens is bij beschikking € 32 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.4.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 9 januari 2017 en 27 februari 2017 de (navorderings)aanslagen, de belastingrentebeschikkingen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.5.

Belanghebbende is van die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2014, de belastingrentebeschikking voor het jaar 2014 en de boetebeschikking voor het jaar 2014 gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraken op bezwaar van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.613, de belastingrentebeschikking IB/PVV 2014 dienovereenkomstig verminderd en de boete voor het jaar 2014 verminderd tot een bedrag van € 952.

1.6.

De Rechtbank heeft het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2015, de belastingrentebeschikking voor het jaar 2015 en de boetebeschikking voor het jaar 2015 ongegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar tegen de boetebeschikking voor het jaar 2015 vernietigd en de boete verminderd tot een bedrag van € 20.155.

1.7.

De Rechtbank heeft het beroep inzake de aanslag ZVW 2015 ongegrond verklaard.

1.8.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2019.

1.10.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

1.11.

Aan het slot van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.12.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft samen met [A] (hierna: [A] ) op 30 september 2013 [B] B.V. (hierna: de Holding) opgericht. Ieder was gerechtigd tot 50% van de aandelen. Belanghebbende en [A] waren de bestuurders van de Holding. De Holding heeft op diezelfde datum [C] B.V. (hierna: de B.V.) opgericht en is sinds de oprichtingsdatum enig aandeelhouder en bestuurder van de B.V. Met ingang van 1 november 2015 is [D] bestuurder van de Holding.

2.2.

Belanghebbende heeft samen met [A] op 28 oktober 2013 Stichting [E] (hierna: de Stichting) opgericht. Zij waren tot en met 19 maart 2014 beiden bestuurder van de Stichting. Daarna was alleen belanghebbende bestuurder van de Stichting. Met ingang van 30 juni 2015 is [F] bestuurder van de Stichting. De Stichting is vanaf 28 oktober 2013 enig aandeelhouder van de Holding.

2.3.

De activiteiten van de B.V. bestaan volgens de omschrijving in het Handelsregister uit de handel in bestrating en bouwmaterialen en aanverwante artikelen en de verhuur van diverse gereedschappen en machines en het adviseren en begeleiden van (nieuw)bouwprojecten.

2.4.

Op 4 maart 2015 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2014 ingediend. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 9.463 en bestaat uit een uitkering van de gemeente Twenterand.

2.5.

De aanslag IB/PVV 2014 met dagtekening 20 mei 2015 is vastgesteld conform de aangifte van belanghebbende.

2.6.

In 2015 en in 2016 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek uitgevoerd naar de aanvaardbaarheid van de aangifte IB/PVV 2014. Van het onderzoek is een controlerapport opgemaakt met dagtekening 8 februari 2016. Het controlerapport behoort tot de gedingstukken. Hierin is vermeld dat belanghebbende werkzaamheden heeft verricht voor de B.V., dat belanghebbende de wettelijke vertegenwoordiger was van de B.V. en dat belanghebbende de gemachtigde was tot de bankrekening van de B.V. Verder is vermeld dat van de bankrekening van de B.V. door belanghebbende in 2014 € 6.150 en in 2015 € 94.870 contant is opgenomen. Daarnaast heeft de B.V. in 2015 voor in totaal € 2.961 uitgaven gedaan die zagen op de ziektekostenverzekering van belanghebbende en op bankkosten. Daarnaast blijkt uit het controlerapport dat de B.V. door en/of met een aannemer een woning heeft doen bouwen voor de heer [G] , waarvoor deze € 323.064 aan de B.V. heeft betaald.

2.7.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning voor het jaar 2014 gecorrigeerd met een gebruikelijk loon van € 44.000. Met dagtekening 4 maart 2016 is een navorderingsaanslag opgelegd met een verzamelinkomen van € 53.463, dat bestaat uit de uitkering van de gemeente Twenterand en een gebruikelijk loon van € 44.000. Tevens is een vergrijpboete opgelegd van € 8.301.

2.8.

Op 31 maart 2016 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV en ZVW 2015 ingediend. Het aangegeven verzamelinkomen en bijdrage-inkomen bedraagt € 9.507 en bestaat uit een uitkering van de Gemeente Twenterand.

2.9.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur de contante opnamen van belanghebbende van de bankrekening van de B.V. voor het jaar 2015 alsmede de uitgaven van de B.V. die betrekking hadden op de ziektekostenverzekering van belanghebbende en bankkosten van in totaal € 2.961 aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Met dagtekening 7 oktober 2016 is de aanslag IB/PVV vastgesteld naar een verzamelinkomen van € 106.542, bestaande uit een uitkering van de gemeente Twenterand van € 8.711 en resultaat uit overige werkzaamheden van € 97.831. Tevens is een vergrijpboete opgelegd van € 22.395. Met dezelfde dagtekening is de aanslag ZVW 2015 opgelegd naar een maximum bijdrage-inkomen van € 51.976.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Inspecteur de (navorderings)aanslagen naar de juiste bedragen opgelegd?

II. Heeft de Inspecteur de vergrijpboetes terecht en naar de juiste bedragen opgelegd?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslag IB/PVV over 2014 en vermindering van de aanslagen IB/PVV en ZVW over 2015, vermindering van de beschikkingen belastingrente en vernietiging van de boetebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing